Uitspraak Nº 15/01259. Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 2017-05-19

ECLIECLI:NL:GHSHE:2017:2220
Date19 Mayo 2017
Docket Number15/01259
CourtGerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland)
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 15/01259

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] B.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

hierna: belanghebbende,

en het incidenteel hoger beroep van

de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg,

hierna: de Heffingsambtenaar,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de Rechtbank) van 7 oktober 2015, nummer AWB 15/709, in het geding tussen

belanghebbende,

en

de Heffingsambtenaar,

betreffende na te noemen belastingaanslag.

1 Ontstaan en loop van het geding
1.1.

Aan belanghebbende is ter zake van de aanvraag omgevingsvergunning voor de bouw van een distributiecentrum met aanvraagnummer [nummer 1] een aanslag leges, aangeduid als “Definitieve aanslag”, met dagtekening 17 juli 2013 (hierna: de definitieve aanslag) ter hoogte van € 603.874,39 opgelegd. Belanghebbende heeft bezwaar ingediend tegen de definitieve aanslag. Bij uitspraak van de Heffingsambtenaar met dagtekening 29 december 2014 heeft de Heffingsambtenaar het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding.

1.2.

Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 331. De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de aanslag leges gehandhaafd, de Heffingsambtenaar veroordeeld in de kosten van het geding bij de Rechtbank aan de zijde van belanghebbende ter hoogte van € 980 en gelast dat de Heffingsambtenaar het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 331 aan haar vergoedt.

1.3.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof.

De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft schriftelijk gerepliceerd en de Heffingsambtenaar heeft schriftelijk gedupliceerd. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 497.

1.4.

De Heffingsambtenaar heeft incidenteel hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de Rechtbank. Belanghebbende heeft het incidenteel hoger beroep beantwoord.

1.5.

Op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht heeft belanghebbende vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

1.6.

De zitting heeft plaatsgehad op 16 maart 2017 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord, de gemachtigde van belanghebbende, de heer [A] , verbonden aan [B] te [C] , alsmede, namens de Heffingsambtenaar, de heer [D] . Ter zitting zijn tegelijkertijd behandeld de zaken die bij het Hof geregistreerd zijn onder de zaaknummers 15/01260 en 15/01261.

1.7.

Het Hof heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

1.8.

Van het onderzoek ter zitting is geen proces-verbaal opgemaakt.

2 Feiten
2.1.

Op [datum] 2013 heeft belanghebbende een aanvraag omgevingsvergunning in verband met de bouw van een distributiecentrum (hierna: de aanvraag) ingediend. In de aanvraag is opgenomen dat de bruto vloeroppervlakte van het bouwwerk na uitvoering van de bouwwerkzaamheden 47.222 m² zal bedragen. De aanvraag heeft als aanvraagnummer [nummer 1] .

2.2.

Ten tijde van het indienen van de aanvraag gold in de gemeente Tilburg (hierna: de gemeente) de Verordening op de heffing en invordering van leges 2013-1 (hierna: de Verordening). Daarin is, voor zover in hoger beroep relevant, het volgende bepaald:

“(…)

Artikel 2. Belastbaar feit

Onder de naam “leges” worden rechten geheven voor:

a. het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten;

(…)

Artikel 5. Tarieven

1. De leges worden geheven naar de tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.

(…)”

2.3.

In de tarieventabel behorende bij de Verordening (hierna: de tarieventabel) is, voor zover in hoger beroep relevant, het volgende bepaald:

Hoofdstuk 8 Dienstverlening vallend onder fysieke leefomgeving/ omgevingsvergunning

8.1

Begripsomschrijvingen

(…) 8.1.1.2 Bouwkosten:

De bouwkosten, exclusief BTW, op basis waarvan de leges worden vastgesteld, worden berekend op basis van de tabel “Bouwkosten legesberekening”.

Indien de tabel niet voorziet in het type bouwwerk waarvoor een omgevingsvergunning is aangevraagd, zullen de bouwkosten, op basis waarvan de leges worden vastgesteld, worden berekend met gebruikmaking van de meest recente uitgave “Taxatieboekjes (Her)Bouwkosten” of het elektronische equivalent daarvan, zoals die worden uitgegeven door Sdu Uitgevers bv. Indien zowel de tabel als de “Taxatieboekjes (Her)Bouwkosten” niet voorzien in het type bouwwerk waarvoor een omgevingsvergunning is aangevraagd, zullen de bouwkosten door de aanvrager middels een open begroting aannemelijk moeten worden gemaakt.

Oppervlakte en inhoudsmaten worden bepaald conform de artikelen 4.2 en 5.2 van de NEN 2580.

De tabel “Bouwkosten legesberekening” is kosteloos in te zien bij de afdeling Dienstverlening en is tevens via de website van de gemeente Tilburg te raadplegen.

Deze meest recente uitgave van de “Taxatieboekjes (Her)Bouwkosten” en de elektronische equivalent daarvan zijn kosteloos in te zien bij de afdeling Dienstverlening;

(…)

8.3

Omgevingsvergunning

(…)

8.3.1

Bouwactiviteiten

(met bouwkosten wordt bedoeld bouwkosten als omschreven en berekend volgens 8.1.1.2 van deze verordening)

8.3.1.1

indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo, bedraagt het tarief:

(…)

(…)

(…)

(…)

8.3.1.1.6

indien de bouwkosten € 5.000.000,00 of meer bedragen:

vermeerderd met: 2,57%

139.270,00

van de bouwkosten minus € 5.000.000,00 met een maximum van:

640.000,00”

2.4.

In de bij de tarieventabel gevoegde bijlage “Tabel Bouwkosten legesberekening” (hierna: de tabel bouwkosten) is, voor zover in hoger beroep relevant, het volgende opgenomen met betrekking tot de forfaitaire bouwkosten van een distributiecentrum:

“3. Bedrijfspanden

(…)

3.6

Distributiecentrum

€ 417

per m²”

2.5.

Dit forfaitaire bedrag is een gemiddelde van de in het Taxatieboekje (Her)Bouwkosten bedrijfspanden (hierna: het Taxatieboekje) opgenomen bouwkosten van distributiecentra met een grootte tot 20.000 m².

2.6.

De feitelijke bouwkosten van het onderhavige distributiecentrum bedragen € 17.082.000.

2.7.

Ter zake van de aanvraag is aan belanghebbende een aanslag leges, aangeduid als “Voorlopige aanslag”, met dagtekening 28 juni 2013 (hierna: de voorlopige aanslag) ter hoogte van € 603.874,39 opgelegd. Belanghebbende heeft bezwaar ingediend tegen de voorlopige aanslag. Bij uitspraak op bezwaar heeft de Heffingsambtenaar dit bezwaar ongegrond verklaard. Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld. De Rechtbank heeft bij uitspraak van 3 juli 2014, nr. 13/6118, ECLI:NL:RBZWB:2014:5038 het beroep gegrond verklaard en de uitspraak op bezwaar alsmede de voorlopige aanslag vernietigd. Voor zover in de onderhavige zaak relevant heeft de Rechtbank in onderdeel 2.6 van deze uitspraak als volgt overwogen:

“Ingevolge artikel 231, eerste lid, van de Gemeentewet geschiedt de heffing van de leges met toepassing van de AWR. Ingevolge het derde lid van dat artikel wordt met betrekking tot gemeentelijke belastingen in de AWR voor ‘ministeriële regeling’ gelezen: besluit van het college. In de artikelen 13 en 14 AWR is de inspecteur (in casu: de heffingsambtenaar) de bevoegdheid verleend tot het opleggen van een voorlopige aanslag. In artikel 13 AWR is bepaald dat een voorlopige aanslag kan worden opgelegd ‘volgens bij ministeriële regeling te stellen regels’. Artikel 14 AWR geeft de bevoegdheid tot het opleggen van een voorlopige aanslag volgens ‘door Onze Minister te stellen regelen’. In casu dient derhalve het opleggen van een voorlopige aanslag te geschieden volgens een besluit van het college. Het standpunt van de heffingsambtenaar dat de Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994 in de onderhavige situatie van toepassing is, is derhalve onjuist. Nu het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg geen uitvoering heeft gegeven aan de in artikelen 13 en 14 van de AWR opgenomen delegatiebepalingen en dus geen regels heeft geven in welke gevallen de heffingsambtenaar een voorlopige aanslag mag opleggen, is naar het oordeel van de rechtbank de voorlopige aanslag ten onrechte opgelegd en dient deze te worden vernietigd. Gelet hierop is het beroep gegrond verklaard. De overige vragen behoeven dan geen behandeling meer.”.

2.8.

De onderhavige definitieve aanslag ter hoogte van € 603.874,39 is met dagtekening 17 juli 2013 aan belanghebbende opgelegd. Met betrekking tot de berekening van het op grond van de definitieve aanslag door belanghebbende verschuldigde bedrag is in deze aanslag het volgende opgenomen:

“Reeds aangeslagen met voorlopige aanslag factuur [nummer 2] 603.874,39 –

Definitieve aanslag bouwactiviteiten 603.874,39

---------------------------

€ ,00”.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

1. Heeft de Heffingsambtenaar het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding? (incidenteel hoger beroep)

2. Dient de definitieve aanslag te worden vernietigd, aangezien dit een tweede definitieve aanslag is die aan belanghebbende is opgelegd ter zake van de aanvraag?

3. Dient de definitieve aanslag te...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT