Uitspraak Nº 15/208767-18. Rechtbank Noord-Holland, 2019-07-24

ECLIECLI:NL:RBNHO:2019:6473
Date24 Julio 2019
Docket Number15/208767-18
CourtRechtbank Noord-Holland (Neederland)
RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf

Locatie Alkmaar

Meervoudige strafkamer

Parketnummers: 15/208767-18 en 96/120157-17 (tul) (P)

Uitspraakdatum: 24 juli 2019

Tegenspraak

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 10 juli 2019 in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,

ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres] ,

thans gedetineerd in de [Penitentiaire Inrichting] .

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie

mr. A.F. Hof en van hetgeen verdachte en zijn raadslieden, mr. T. Felix en mr. A. van Loon, advocaten te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1 Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) (ter terechtzitting van 11 april 2019), ten laste gelegd dat:

1.

primair

hij op of omstreeks 13 oktober 2018 te Zaandam, gemeente Zaanstad tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg (meermalen) met een vuurwapen (een of meerdere kogel(s)) in de richting van en/of in het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft/hebben geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair

hij op of omstreeks 13 oktober 2018 te Zaandam, gemeente Zaanstad tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, (meermalen) met een vuurwapen (een of meerdere kogel(s)) in de richting van en/of in het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft/hebben geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;


2.
hij op of omstreeks 13 oktober 2018 te Zaandam, gemeente Zaanstad, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer vuurwapen(s) van categorie II of III van de Wet Wapens en munitie, en/of (voor dat/die vuurwapen(s) geschikte) munitie van categorie II of III van de Wet Wapens en munitie, te weten een of meerdere kogelpatronen, voorhanden heeft gehad;
3.
hij op of omstreeks 13 oktober 2018 te Zaandam, gemeente Zaanstad, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door

- ( op korte afstand van die [slachtoffer 2] ) een (vuur)wapen op die [slachtoffer 2] te richten en gericht te houden.

2 Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3 Beoordeling van het bewijs
3.1.

Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten.

3.2.

Standpunt van de verdediging

Op de gronden zoals uiteengezet in de ter terechtzitting voorgedragen pleitnotitie heeft de verdediging vrijspraak bepleit van het onder 1 ten laste gelegde – zowel van de primair ten laste gelegde poging tot moord als van de subsidiair ten laste gelegde poging tot doodslag – aangezien niet bewezen kan worden dat verdachte opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin, heeft gehad op de dood van [slachtoffer 1] .

Voorts zijn de raadslieden van mening dat verdachte in ieder geval dient te worden vrijgesproken van de onder 1 primair ten laste gelegde poging tot moord, nu er geen bewijs is dat verdachte heeft gehandeld met voorbedachten rade.

Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde vuurwapen- en munitiebezit heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

Tot slot heeft de verdediging betoogd dat verdachte van de onder 3 ten laste gelegde bedreiging van [slachtoffer 2] moet worden vrijgesproken. Vast staat weliswaar dat verdachte een zilverkleurig vuurwapen op [slachtoffer 2] heeft gericht, maar het was duidelijk, ook voor [slachtoffer 2] , dat dit wapen leeg was. Het met een leeg vuurwapen op iemand richten kan bij diegene niet de redelijke vrees doen ontstaan dat hij door de verdachte zal worden neergeschoten, aldus de verdediging.

3.3.

Oordeel van de rechtbank

3.3.1

Redengevende feiten en omstandigheden

De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.

3.3.2

Bewijsmotivering

Bewijsoverweging feit 1 primair

Op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen komt de rechtbank tot de vaststelling van de volgende feiten en omstandigheden.

Nadat het slachtoffer, [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ), op de Zuiddijk/de Burcht nabij Club 25 (in de stukken PD1 genoemd) heeft geschoten en vervolgens op enig moment weg rent, rennen verdachte en anderen (onder wie ook [medeverdachte 1] ) direct achter [slachtoffer 1] aan.

Volgens getuige [getuige 1] – die het achter [slachtoffer 1] aanrennen, aanduidt als een “achtervolging” – werd daarbij geroepen: “schiet hem neer”.

Verdachte heeft tegenover de rechter-commissaris verklaard dat hij met een groep achter [slachtoffer 1] is aangerend. Voorts heeft verdachte verklaard: “Hij (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1] ) mocht niet ontsnappen”.

Verdachte heeft verder verklaard dat hij achter [slachtoffer 1] is aangerend tot het moment dat [slachtoffer 1] in een taxi stapte en dat hij toen ook in een auto stapte. Naar uit de stukken blijkt en naar verdachte ter terechtzitting ook heeft erkend, betrof dit de auto waarin zijn broer reed, de Volvo V40.

Verdachte is dus vanaf de Zuiddijk/de Burcht tot in de nabijheid van de taxistandplaats waar hij [slachtoffer 1] in een taxi zag stappen, achter [slachtoffer 1] aangerend.

Op deze route bevonden zich de getuigen [getuige 2] en [getuige 3] . Zij beschrijven in hun verklaringen een groep jongens – van wie er één een wapen had – die achter anderen aanrenden, waarbij er werd geroepen: “maak hem dood” en/of “(ik) schiet hem dood”.

Het kan, gelet op het voorgaande, niet anders zijn dan dat verdachte tot deze groep jongens behoorde.

Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat, voordat hij bij zijn broer in de auto stapte, hij twee vuurwapens heeft aangenomen en deze in zijn broekzakken heeft gestoken.

De verklaring van verdachte dat hij dit deed omdat hij zich zorgen maakte om zijn eigen veiligheid en dat hij deze wapens mee naar huis zou nemen, acht de rechtbank ongeloofwaardig.

Nadat verdachte bij zijn broer in de Volvo V40 is gestapt, rijdt deze auto achter de taxi met daarin [slachtoffer 1] aan, tot aan het Zaans Medisch Centrum (ZMC) (hierna: het ziekenhuis).

Door en namens verdachte is ter terechtzitting verklaard/aangevoerd dat verdachte niet vanwege [slachtoffer 1] naar het ziekenhuis ging en dat verdachte [slachtoffer 1] daar min of meer toevallig zag. De rechtbank acht ook deze verklaring ongeloofwaardig. De verklaring is bovendien in tegenspraak met wat verdachte eerder heeft verklaard.

Bij de rechter-commissaris verklaarde verdachte immers (over het gebeuren nadat hij in de auto was gestapt): “Het was voor ons heel simpel dat we erachter aan gingen”.

Tegenover de politie verklaarde verdachte op 8 november 2018: “Ik zie de heer [slachtoffer 1] vlug in een taxi stappen. Ik denk alleen bij mijzelf hij mag niet ontkomen. (…) Ik stap in. Wij rijden achter die taxi aan, (…). (…) Ik zie de wagen heel snel rijden (…) en vervolgens merk ik of zie ik dat de auto stopt of remlicht geeft bij het ziekenhuis”.

De afstand van de taxistandplaats tot aan het ziekenhuis is ongeveer 1,8 kilometer.

Deze afstand wordt die nacht in ruim een minuut (02:09:28 uur – 02:10:37 uur) afgelegd.

Volgens verdachte is er tijdens deze autorit niet veel gezegd; er zijn weinig tot geen woorden gevallen.

Bij aankomst bij het ziekenhuis (in de stukken PD2 genoemd) stapt verdachte uit de auto. Tegenover de politie verklaarde verdachte op 8 november 2018: “Ik stap uit, ik zie de heer [slachtoffer 1] naar binnen rennen lopen, met versnelde pas, dus ik loop ook naar daar”.

Uit met name de beschrijving van de camerabeelden van het ziekenhuis door de politie en de verklaring van de taxichauffeur die [slachtoffer 1] naar het ziekenhuis heeft vervoerd ( [slachtoffer 2] ) blijkt vervolgens dat:

- verdachte naar de ingang van het ziekenhuis loopt en naar binnen kijkt, waar zich op dat moment, in het voorportaal (de sluis), [slachtoffer 1] en de taxichauffeur bevinden;

- de taxichauffeur daarop naar buiten loopt, in de richting van verdachte;

- verdachte om de taxichauffeur heen probeert te lopen en kijkt in de richting van de ingang van het ziekenhuis, waar zich op dat moment alleen [slachtoffer 1] bevindt;

- verdachte op dit moment in zijn beide handen een vuurwapen heeft, in zijn rechterhand een donkerkleurig vuurwapen en in zijn linkerhand een zilverkleurig vuurwapen;

- de taxichauffeur verdachte probeert op afstand te houden, bij de ingang vandaan, en daarbij zijn beide handen gebruikt;

- verdachte met het vuurwapen in zijn rechterhand in de richting van het hoofd van de taxichauffeur wijst;

- de broer van verdachte daarop de taxichauffeur wegduwt, bij de ingang vandaan, waarbij hij zegt: “Ga weg”;

- verdachte vervolgens (vrij) toegang heeft tot de ingang;

- verdachte daarop naar binnen loopt, het voorportaal in, waar zich op dat moment nog steeds alleen [slachtoffer 1] bevindt;

- verdachte daarbij in zijn beide handen een vuurwapen heeft;

- verdachte daarbij zijn rechterhand met daarin het donkerkleurige...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT