Uitspraak Nº 15/4963. Rechtbank Midden-Nederland, 2016-01-19

ECLIECLI:NL:RBMNE:2016:489
Date19 Enero 2016
Docket Number15/4963
CourtRechtbank Midden-Nederland (Neederland)
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht

Bestuursrecht

zaaknummer: UTR 15/4963

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 januari 2016 in de zaak tussen [eiseres] , wonend te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. S.O. Voogt, advocaat in Rotterdam)

en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), verweerder (gemachtigde: R. van den Brink, aldaar werkzaam).

Procesverloop

Bij besluit van 17 juni 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder geweigerd eiseres met ingang van 1 juli 2015 in aanmerking te brengen voor een uitkering ingevolge de Werkloosheidswet (WW).

Bij besluit van 14 augustus 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting vond plaats op 19 januari 2016. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt het bestreden besluit;

- bepaalt dat verweerder een nieuw besluit op bezwaar dient te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van totaal € 1.488,-;

- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 45,- aan eiseres te vergoeden.

Overwegingen

1. Bij dit oordeel gaat de rechtbank uit van de volgende feiten. Eiseres was op grond van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd per 1 juni 1998 werkzaam bij (de rechtsvoorgangster(s) van) de Stichting Zorggroep Charim (hierna: de ex-werkgever), laatstelijk in de functie van teamleider zorg.

Op 30 april 2015 hebben eiseres en de ex-werkgever een vaststellingsovereenkomst gesloten, waarin zij overeen zijn gekomen dat de arbeidsovereenkomst met ingang van 1 juli 2015 met wederzijds goedvinden is beëindigd en eiseres een ontslagvergoeding van € 32.000,- ontvangt. Op 31 mei 2015 heeft eiseres verweerder verzocht haar per 1 juli 2015 in aanmerking te brengen voor een WW-uitkering. Dit heeft verweerder geweigerd.

2. Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat eiseres een benadelingshandeling heeft gepleegd als bedoeld in artikel 24, vijfde lid, van de WW, omdat eiseres de ex-werkgever niet heeft gehouden aan de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT