Uitspraak Nº 15/870400-17 (P). Rechtbank Noord-Holland, 2019-01-18

ECLIECLI:NL:RBNHO:2019:351
Docket Number15/870400-17 (P)
Date18 Enero 2019
CourtRechtbank Noord-Holland (Neederland)
RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf

Locatie Alkmaar

Meervoudige strafkamer

Parketnummer: 15/870400-17 (P)

Uitspraakdatum: 18 januari 2019

Tegenspraak

Vonnis

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van

4 januari 2019 in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1955 te [geboorteplaats] ,

ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres] ,

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie

mr. M. Kubbinga en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. R. van der Weide, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1 Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

Feit 1 primair:

hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 4 augustus 2015 tot en met 14 februari 2017 te Alkmaar en/of Amsterdam en/of Bergen en/of Haarlem en/of Heemstede en/of Hollands Kroon en/of Hoofddorp en/of Schagen en/of Schiphol en/of Zandvoort en/of elders in Nederland (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening vanaf de bankrekening [rekeningnummer] (ten name van [benadeelde partij] ) heeft weggenomen (telkens) een of meer geldbedrag(en) (tot een totaalbedrag van (ongeveer)

161.831,00), in elk geval enig goed, (telkens) geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij] en/of [aangever] , in elk geval (telkens) aan een ander of anderen dan aan verdachte, terwijl verdachte dat/die weg te nemen geldbedrag(en)/goed(eren) (al dan niet

telkens) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door (telkens) zonder toestemming van [benadeelde partij] en.of [aangever] en/of middels een wederrechtelijk verkregen of gebruik van bankpas en/of pincode (middels pintransactie(s) en/of geldopname(s) bij de balie van een bankfiliaal) (een) geldbedrag(en) op te nemen vanaf voornoemde bankrekening;

Feit 1 subsidiair:

hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 4 augustus 2015 tot en met 14 februari 2017 te Alkmaar en/of Amsterdam en/of Bergen en/of Haarlem en/of Heemstede en/of Hollands Kroon en/of Hoofddorp en/of Schagen en/of en/of Schiphol en/of Zandvoort en/of elders in Nederland (telkens) opzettelijk een of meer geldbedrag(en) (tot een totaalbedrag van (ongeveer) 161.831,00), in elk geval enig goed, (telkens) geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij] en/of [aangever] , in elk geval (telkens) aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke geldbedrag(en)/goed(eren) verdachte (telkens) anders dan door misdrijf, te weten als mantelzorger en/of verzorger en/of belangenbehartiger en/of als vriend van [benadeelde partij] , onder zich had, (telkens) wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;

Feit 2:

hij op een of meer tijdstip(pen) in omstreeks de periode van 1 februari 2015 tot en met 6 juni 2017 te Haarlem en/of Hollands Kroon, althans in Nederland met (telkens) het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;

heeft weggenomen een of meer (kunst)voorwerpen, te weten (onder meer)

-twee, althans een (ets)tekening(en) en/of

-een schildje, en/of

-een hanger (aan een koord), en/of

-een dodenmasker (gemaakt door [naam] ), en/of

-een brons gietwerk, en/of

-een zilveren masker, en/of

-een zilveren staander, en/of in elk geval enig goed, (telkens) geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij] en/of [aangever] , in elk geval (telkens) aan een ander of anderen dan aan verdachte.

2 Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3 Beoordeling van het bewijs
3.1.

Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten.

3.2.

Standpunt van de verdediging

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient vrijgesproken te worden van het onder 1 ten laste gelegde, nu – kort gezegd – de wederrechtelijkheid aan de toe-eigening van de geldbedragen ontbreekt. De verdediging stelt dat de toestemming niet is vastgelegd, maar ook geen nadere clausulering, waaruit zou kunnen volgen dat toestemming heeft ontbroken. Het ontbreken van een aangifte en de schriftelijke verklaringen zijn evidente contra-indicaties dat er geen toestemming zou zijn. Het handelen van verdachte is weliswaar onethisch en zeer onbetamelijk maar niet strafbaar.

Voorts dient verdachte naar het oordeel van de raadsman vrijgesproken te worden van het onder 2 ten laste gelegde, omdat het wettig bewijsminimum ontbreekt, nu verdachte ontkent de goederen te hebben gestolen en een aangifte of ander bewijsmiddel ontbreekt.

3.3

Oordeel van de rechtbank

3.3.1

Vrijspraak feit 2

Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 2 ten laste is gelegd, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.

Ten aanzien van het onderhavige feit ontbreekt in het dossier een aangifte en er zijn evenmin in het dossier andere concrete aanwijzingen te vinden dat verdachte deze voorwerpen heeft gestolen. Daarbij heeft benadeelde [benadeelde partij] op vragen of zij de voorwerpen, zoals in de tenlastelegging omschreven, aan verdachte heeft gegeven, zoals hij heeft verklaard, wisselende en niet eenduidige verklaringen afgelegd.

Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het dossier onvoldoende wettig bewijs bevat om tot een bewezenverklaring te komen. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder 2 ten laste gelegde.

3.3.2

Redengevende feiten en omstandigheden feit 1

De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 1 primair ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.

3.3.3

Bewijsmotivering

Uit de bankafschriften blijkt dat van de bankrekening van [benadeelde partij] in anderhalf jaar tijd een bedrag is afgeschreven van rond de € 170.000,00. Verdachte heeft erkend dat hij deze bedragen telkens met de pinpas van [benadeelde partij] heeft opgenomen. Deels zijn bedragen gepind in het bijzijn van [benadeelde partij] op een wijze die valt af te leiden uit de camerabeelden, maar deels zijn bedragen door verdachte gepind, zonder medeweten en buiten aanwezigheid van [benadeelde partij] . Verdachte heeft hier zelf over verklaard dat hij enkele keren zonder medeweten of toestemming van [benadeelde partij] de pinpas mee naar huis nam en dan grote bedragen voor zichzelf opnam. Dit ging dan om bedragen van telkens € 1.000,00. Ook heeft verdachte verklaard dat hij de pinpas van [benadeelde partij] heeft gebruik in gokhallen. Verdachte heeft daarover verklaard dat hij [benadeelde partij] niet heeft ingelicht dat hij de pas op deze momenten mee naar huis had genomen en dat hij [benadeelde partij] ook niet heeft verteld over het gebruik van de pinpas op deze momenten.

Uit de verklaringen van [benadeelde partij] , zowel schriftelijk als mondeling, concludeert de rechtbank dat [benadeelde partij] aan verdachte toestemming heeft gegeven voor het gebruik van haar pinpas voor het doen van boodschappen, voor het betalen van benzine en huurauto’s en ook voor het opnemen van bedragen als verdachte dat nodig vond. [benadeelde partij] heeft daarbij verklaard dat zij het belangrijk vond dat verdachte normaal kon rondkomen en niet meer – naast zijn werkzaamheden voor haar als mantelzorger – hoefde te werken als slotenmaker. Uit de door [benadeelde partij] opgestelde schriftelijke verklaringen blijkt dat [benadeelde partij] dit verdachte gunde omdat zij hem als vriend zag die haar op een bijzondere wijze hielp. [benadeelde partij] wilde verdachte daarom financieel helpen.

De vraag rijst echter hoeveel geld [benadeelde partij] verdachte gunde en hoeveel [benadeelde partij] heeft beoogd te geven aan verdachte als vergoeding voor zijn aan haar verleende mantelzorg. Bij de beantwoording van die vraag slaat de rechtbank acht op de verklaringen van verdachte ten aanzien van de door hem gedane geldopnames. Verdachte heeft namelijk verklaard dat hij achteraf bezien – wat betreft de opgenomen bedragen – de realiteit uit het oog is verloren, gelet op wat hij voor [benadeelde partij] heeft gedaan. Ook heeft hij verklaard dat hij misbruik heeft gemaakt van de situatie en is doorgeschoten in het doen van geldopnames en dat het gebruik van de bankpas niet proportioneel is geweest. Gelet op deze verklaringen van verdachte en gelet op het feit dat [benadeelde partij] is geschrokken van de grote hoeveelheid geld die op was genomen van haar bankrekening, hetgeen voor haar aanleiding was om haar huisarts in te schakelen, gaat de rechtbank er vanuit dat er geen onbeperkte toestemming was (geen zogenoemde blanco cheque) van [benadeelde partij] aan verdachte om geld op te nemen van de bankrekening van [benadeelde partij] .
Dit vindt ondersteuning in de aangifte van van [aangever] , geregistreerd partner van [benadeelde partij] .

Uitgaande van de verklaring van [benadeelde partij] dat zij het belangrijk vond dat verdachte normaal rond kon komen gaat de rechtbank er, mede gelet op de levensstandaard van [benadeelde partij] , vanuit dat [benadeelde partij] verdachte een modaal inkomen gunde, hetgeen in de tenlastegelegde periode bij benadering kan worden gesteld op € 2.100,00 netto per maand.
Uitgaande van de tenlastegelegde periode (medio 2015 tot begin 2017) waarin verdachte [benadeelde partij] als (ongediplomeerd) mantelzorger heeft bijgestaan, zijnde ruim 18 maanden, gaat de rechtbank uit van een door [benadeelde partij] beoogde vergoeding van afgerond € 40.000,00.
Daarbij heeft verdachte ook bedragen van de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT