Uitspraak Nº 15/871622-15 (P). Rechtbank Noord-Holland, 2018-09-06

ECLIECLI:NL:RBNHO:2018:8638
Docket Number15/871622-15 (P)
Date06 Septiembre 2018
CourtRechtbank Noord-Holland (Neederland)
RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf

Locatie Haarlem

Meervoudige strafkamer

Parketnummer: 15/871622-15 (P)

Uitspraakdatum: 6 september 2018

Tegenspraak

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 23 augustus 2018 in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren op [geboortedag] 1980 te [geboorteplaats] ,

ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] .

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie

mr. S.C.M. Wildemors en van hetgeen verdachte en zijn raadsman mr. M.A. Buntsma, advocaat te Breda, naar voren hebben gebracht.

1 Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd:

Feit 1

Medeplegen van (gewoonte)witwassen dan wel schuldwitwassen van geldbedragen, een personenauto, een motorfiets, een kavel, een perceel, een woning en een zwembad in de periode van 1 januari 2013 t/m 12 juli 2016 te Breda, althans in Nederland en/of in Curaçao;

Feit 2

Het voorhanden hebben van één of meer wapens en/of munitie van categorie III op 12 juli 2016 te Breda;

Feit 3

Het opslaan/voorhanden hebben/ter beschikking stellen van vuurwerk dat niet voldeed aan het Vuurwerkbesluit, op 12 juli 2016 te Breda.

De tekst van de hele tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

2 Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3 Waardering van het bewijs
3.1.

Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten. Zij heeft daartoe, zakelijk weergegeven, het volgende aangevoerd.

Feit 1

Verdachte heeft de witwasincidenten 1, 2 en 3 bekend. Ten aanzien van de witwasincidenten die hij heeft ontkend, namelijk 4, 5 en 6, heeft verdachte verklaringen afgelegd. Verdachte zou onder andere geld hebben gewonnen met gokken via bookmaker Tipico, zwart hebben gewerkt en geld hebben geleend van zijn moeder en getuige [getuige 1] . Het Openbaar Ministerie heeft niet kunnen weerleggen dat verdachte geld heeft verdiend met gokken, maar verdachte heeft daar geen belasting over betaald. Door vermenging van het legale en het illegale geld kan niet worden gesproken van een legale herkomst van dat geld. Ook is niet aannemelijk geworden dat verdachte inkomsten heeft genoten uit zwart werken. Hij heeft immers niet verklaard voor wie hij heeft gewerkt, welk werk hij heeft gedaan en wat hij daarmee heeft verdiend. Verder is volstrekt onaannemelijk dat verdachte geld heeft geleend van zijn moeder gelet op haar financiële situatie. Ook de verklaring van verdachte dat hij geld heeft geleend van getuige [getuige 1] is volstrekt ongeloofwaardig. Dit gelet op het gegeven dat verdachte daar pas in een zeer laat stadium mee is gekomen, hij eerder telkens heeft verklaard geen leningen te hebben afgesloten en alle feiten en omstandigheden die te maken hebben met de manier waarop de lening tot stand is gekomen merkwaardig zijn.

Feit 2

Uit het dossier volgt dat beide wapens werkend waren. Ze vallen blijkens het onderzoek onder de Wet wapens en munitie en zijn dus verboden.

3.2.

Standpunt van de verdediging

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van de witwasincidenten 1 en 3 gedeeltelijk moet worden vrijgesproken en dat verdachte ten aanzien van de witwasincidenten 4, 5 en 6 integraal moet worden vrijgesproken. Ten aanzien van feit 3 heeft hij zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De raadsman heeft daartoe, zakelijk weergegeven, het volgende aangevoerd.

Feit 1

Ten aanzien van witwasincident 1 zijn de toeslagen waarmee de bankrekening van zijn partner, de medeverdachte, werd gevoed, niet meegenomen in de berekening van inkomsten die zij heeft genoten. Daarnaast heeft verdachte (veel) geld verdiend met zwart werken en hebben hij en zijn partner geld ontvangen in verband met verjaardagen. De in de tenlastelegging genoemde geldbedragen kunnen om die reden niet bewezen worden verklaard.

Ten aanzien van de witwasincidenten 5 en 6 heeft verdachte een aannemelijke en verifieerbare verklaring afgelegd waaruit kan worden afgeleid dat het aankoopbedrag van de kavel op Curaçao en het geld met betrekking tot de woning een legale herkomst hebben. Ten aanzien van de grond betreffen dit gokopbrengsten ontvangen via bookmaker Tipico en daarnaast geld dat hij van zijn moeder heeft gekregen. Ten aanzien van de woning betreft het een geldlening van getuige [getuige 1] .

Met betrekking tot incident 4 is aangevoerd dat ook de motor is betaald met het van [getuige 1] geleende geld.

Feit 2

De revolver is gelet op het proefbankteken oud. Of het dan toch strafbaar is, moet blijken uit onderzoek aan het wapen, maar er zijn geen proefschoten mee gedaan. Wellicht dat de aangetroffen munitie in het wapen heeft gepast, maar niet duidelijk is geworden of het wapen ook daadwerkelijk geschikt was om die munitie mee af te schieten. De enkele conclusie dat de aangetroffen munitie in het wapen paste, betekent om die reden niet dat het wapen gebruiksklaar was.

3.3.

Het oordeel van de rechtbank

3.3.1.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht alle ten laste gelegde feiten bewezen op grond van de hierna volgende bewijsmiddelen en bewijsoverwegingen.

Aanleiding van het onderzoek

Op 20 november 2014 werd door het Drugs Team Schiphol van de Koninklijke Marechaussee (KMar) informatie ontvangen dat de Nationale Politie op 1 oktober 2014 en op 30 oktober 2014 twee anonieme brieven heeft ontvangen waaruit volgt dat [verdachte] zich bezighoudt met drugssmokkel. Ook bij het Team Criminele Inlichtingen (TCI), eenheid Zeeland-West-Brabant is in de maanden december 2014 en januari 2015 via een informant informatie binnengekomen dat verdachte zich bezighoudt met de organisatie van drugssmokkel. De verstrekte informatie is als betrouwbaar aangemerkt. Onderzoek heeft niet geleid tot bewijs voor betrokkenheid van verdachte bij drugshandel, maar omdat het een feit van algemene bekendheid is dat met deze handel veel geld wordt verdiend is door de leiding van de brigade Recherche van de KMar besloten om het bureau FinEC (Financieel Economische Criminaliteit) financieel onderzoek naar verdachte te laten verrichten. Op 12 juli 2016 zijn bij de doorzoeking in de woning van verdachte en zijn partner [medeverdachte] (medeverdachte) een gebruikershoeveelheid drugs en twee vuurwapens aangetroffen. Verder werden in de woning zeer veel dure goederen aangetroffen, terwijl het gezin van verdachte, bestaande uit zes personen, over een beperkt inkomen beschikte. Hieraan is het vermoeden ontleend dat verdachte en zijn medeverdachte zich schuldig hebben gemaakt aan witwassen.

Het juridisch kader

De rechtbank stelt voorop dat naar aanleiding van het verrichte onderzoek tegen beide verdachten niet is komen vast te staan dat de voorwerpen waarvan zij worden verdacht die te hebben witgewassen, afkomstig zijn uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Naar inmiddels bestendige jurisprudentie kan in dit soort gevallen witwassen bewezen worden geacht indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat die voorwerpen uit enig misdrijf afkomstig zijn. Het ligt op de weg van het Openbaar Ministerie om zicht te bieden op het bewijs waaruit zodanige feiten en omstandigheden kunnen worden afgeleid.

De toetsing door de zittingsrechter dient daarbij de volgende stappen te bevatten.

Allereerst zal moeten worden vastgesteld of de aangedragen feiten en omstandigheden van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Indien zo’n geval zich voordoet, mag van een verdachte worden verlangd dat hij/zij een verklaring geeft voor de herkomst van het geld of de goederen. Zo een verklaring dient te voldoen aan de vereisten dat zij concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is. Bij de beoordeling van deze verklaring spelen de omstandigheden waaronder en het moment en de wijze waarop deze tot stand is gekomen mede een rol. Zo kan het van belang zijn of de verdachte van meet af aan een tegenwicht tegen de verdenking heeft geboden of dat hij/zij pas in een laat stadium van het onderzoek is gaan verklaren op een wijze die aan de hiervoor genoemde vereisten voldoet.

Zodra het door de verdachte geboden tegenwicht daartoe aanleiding geeft, ligt het vervolgens op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, alternatieve herkomst van het geld en de goederen. Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal dienen te blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de geldbedragen en de goederen waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst hebben en dat derhalve een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden. Tegen de achtergrond van dit kader zijn de volgende bewijsmiddelen aangehaald en wordt het een en ander overwogen en opgemerkt in de bewijsoverwegingen.

De bewijsmiddelen

Ten aanzien van feit 1

Een proces-verbaal van 9 mei 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar (proces-verbaalnummer 1705020950.AMB), doorgenummerde pagina’s 1388 t/m 1444. Dit proces-verbaal houdt onder meer in de bevindingen van de verbalisant, zakelijk weergegeven:

Uit de ontvangen belastinggegevens en na navraag bij de Belastingdienst is gebleken dat verdachte [verdachte] in de periode van 1 januari 2013 tot en met 23 april 2015 niet in loondienst is...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT