Uitspraak Nº 16/001711-20 (P). Rechtbank Midden-Nederland, 2020-07-28

ECLIECLI:NL:RBMNE:2020:2959
Date28 Julio 2020
Docket Number16/001711-20 (P)
CourtRechtbank Midden-Nederland (Neederland)
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht

Zittingsplaats Utrecht

Parketnummer: 16/001711-20 (P)

Vonnis van de meervoudige kamer van 28 juli 2020

in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren op [1999] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres

[adres] , [woonplaats] ,

gedetineerd in de Rijks Justitiële Jeugdinrichting (hierna: RJJ) Den Hey-Acker.

1 ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 7 april 2020, 9 juni 2020 en 14 juli 2020.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. C.J. Booij en van hetgeen verdachte en diens raadsvrouw mr. M. van der Salm, advocaat te Baarn, en de partner van de benadeelde partij [slachtoffer 1] , [A] , naar voren hebben gebracht.

2 TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

De verdenking komt er, kort samengevat, op neer dat verdachte:

feit 1

op 2 januari 2020 te Utrecht samen met anderen een gewapende overval heeft gepleegd op de Bruna;

en/of

op 2 januari 2020 te Utrecht samen met anderen met geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] heeft afgeperst tot afgifte van een bedrag van € 2.697,25;

feit 2

op 1 december 2019 te Utrecht samen met anderen een gewapende overval heeft gepleegd op de Aldi;

en/of

op 1 december 2019 te Utrecht samen met anderen met geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] heeft afgeperst tot afgifte van een bedrag van € 6.030,-;

subsidiair

op 1 december 2019 te Utrecht medeplichtig is geweest aan diefstal met geweld en/of bedreiging met geweld door zijn telefoon uit te lenen aan de medeverdachten en een medewerkster van de Aldi af te leiden;

en/of

op 1 december 2019 te Utrecht medeplichtig is geweest aan afpersing door zijn telefoon uit te lenen aan de medeverdachten en een medewerkster van de Aldi af te leiden.;

feit 3

op 2 januari 2020 te Utrecht een veerdrukpistool voorhanden heeft gehad.

3 VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4 WAARDERING VAN HET BEWIJS
4.1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht het onder 1 (medeplegen van diefstal) het onder 2 primair (medeplegen van diefstal) en het onder 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.

4.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van het onder 1 en het onder 3 ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit van medeplegen van een diefstal en heeft zij hiertoe het volgende aangevoerd. Verdachte had tijdens deze overval een beduidend andere en vooral kleinere rol dan bij de overval op de Bruna. Op basis van het dossier en hetgeen op de terechtzitting door verdachte naar voren is gebracht, staat vast dat verdachte de filiaalmanager heeft afgeleid en zijn telefoon heeft laten gebruiken door zijn medeverdachten. Enkel deze twee handelingen zijn volgens de verdediging onvoldoende om te spreken van een nauwe en bewuste samenwerking en om die reden dient verdachte te worden vrijgesproken van het medeplegen van diefstal.

4.3

Het oordeel van de rechtbank

Bewijsmiddelen voor het onder 1 ten laste gelegde

Verdachte heeft het onder 1 (medeplegen van diefstal) ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:

  • -

    de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 14 juli 2020;

  • -

    een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 2 januari 2020, genummerd PL0900-2020002886-1, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, houdende de verklaring van aangever [slachtoffer 2] , doorgenummerde pagina’s 29 tot en met 32;

  • -

    een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 2 januari 2020, genummerd PL0900-2020002851-1, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, houdende de verklaring van aangever [slachtoffer 1] , doorgenummerde pagina’s 33 en 34;

  • -

    een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor van 4 februari 2020, genummerd 200122.1307.14243, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, houdende het proces-verbaal van verhoor verdachte, doorgenummerde pagina’s 176 tot en met 186;

Bewijsmiddelen voor het onder 2 ten laste gelegde

Verdachte heeft het onder 2 ten laste gelegde feit bekend. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:

  • -

    de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 14 juli 2020;

  • -

    een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 2 december 2019, genummerd PI0900-2019360167-l, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, houdende de verklaring van aangever [aangever] , doorgenummerde pagina’s 23 en 24;

Bewijsoverwegingen voor het onder 2 (medeplegen diefstal) ten laste gelegde

De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af.

Verdachte is zowel bij het bedenken en voorbereiden van de overval, als de uitvoering daarvan betrokken geweest. Verdachte heeft één van de twee wapens die gebruikt zijn bij de overval verstrekt aan zijn medeverdachte. Verdachte wist wat het plan om de Aldi te overvallen in hield en op welke manier hij en zijn twee medeverdachten dat zouden doen. Verdachte heeft zijn telefoon uitgeleend aan één van zijn medeverdachten, zodat deze medeverdachte via Snapchat kon vragen op welk moment zij het beste de Aldi binnen konden gaan om de overval te plegen. Daarnaast heeft verdachte de teamleider afgeleid door haar te vragen waar hij de milkshakes kon vinden, zodat zijn twee medeverdachten zonder gezien te worden zich konden verstoppen in het magazijn. Vóór de overal is verdachte gezamenlijk met zijn medeverdachten in de auto van de broer van verdachte naar een plek in de buurt van de Aldi gereden. Tijdens de overval wachtte verdachte in de auto van zijn broer. Na de overval zijn verdachte en zijn medeverdachten gezamenlijk met dezelfde auto naar de woning van de broer van verdachte gereden om daar het geld te tellen en te verdelen. Verdachte kreeg € 1.500,- en zijn medeverdachten ieder € 2.100,-.

Uit vorenstaande wordt de rol van verdachte duidelijk en op grond daarvan oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Tevens blijkt hieruit dat verdachte ook een bijdrage van voldoende gewicht heeft gehad bij de uitvoering van de overval op de Aldi, en niet slechts behulpzaam daarbij is geweest. Daarmee acht de rechtbank het onder 2 eerste tenlastegelegde medeplegen bewezen.

Bewijsmiddelen voor het onder 3 ten laste gelegde

Verdachte heeft het onder 3 ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:

  • -

    de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 14 juli 2020;

  • -

    een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van 5 januari 2020, genummerd 200105.15.03.14229.DZK, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, houdende het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, doorgenummerde pagina’s 92 en 93;

  • -

    een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van categorisering van een wapen van 6 januari 2020, genummerd PL0900-2020002851-46, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, houdende het proces-verbaal van bevindingen, doorgenummerde pagina’s 150 tot en met 153.

5 BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:

feit 1

op 2 januari 2020 te Utrecht tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, een geldbedrag (te weten van in totaal ongeveer 2697,25 euro), dat geheel aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader toebehoorde, te weten aan de Bruna en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] , heeft weggenomen, terwijl deze diefstal werd vergezeld van bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken door

- zich naar de Bruna, waar die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] zich op dat moment bevonden, te begeven en/of

- (vervolgens) tegen die [slachtoffer 2] , onder bedreiging van een pistool, althans een daarop gelijkend voorwerp, te zeggen “dit is een overval. Dit is een overval. Ik wil geld”en

- (vervolgens) (telkens) voornoemd pistool op die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 1] te richten en

- (vervolgens) onder bedreiging van voornoemd wapen tegen die [slachtoffer 2] te zeggen dat zij, [slachtoffer 2] , de eerste kassa open moest maken en die [slachtoffer 2] een openstaande rugtas te tonen en

- (vervolgens) tegen die [slachtoffer 2] te zeggen “maak open. Hier komen. Al het geld. Al het geld. Schiet op” en/of ‘schiet op, schiet op. Alles...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT