Uitspraak Nº 16/04757. Hoge Raad, 2017-01-13

ECLIECLI:NL:HR:2017:33
Date13 Enero 2017
Docket Number16/04757

13 januari 2017

Eerste Kamer

16/04757

EV/AR

Hoge Raad der Nederlanden

Beschikking

in de zaak van:

[betrokkene],
wonende te [woonplaats],

VERZOEKER tot cassatie,

advocaat: mr. G.E.M. Later,

t e g e n

OFFICIER VAN JUSTITIE in het arrondissement Den Haag,

VERWEERDER in cassatie,

niet verschenen.

Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als betrokkene en de officier van justitie.

1 Het geding in feitelijke instantie

Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de beschikking in de zaak C/09/513252 FA RK 16-4721 van de rechtbank Den Haag van 23 juni 2016.

De beschikking van de rechtbank is aan deze beschikking gehecht.

2 Het geding in cassatie

Tegen de beschikking van de rechtbank heeft betrokkene beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.

De officier van justitie heeft geen verweerschrift ingediend.

De conclusie van de plaatsvervangend Procureur- Generaal strekt tot verwerping van het beroep.

De advocaat van betrokkene heeft bij brief van 25 november 2016 op die conclusie gereageerd.

3 Beoordeling van het middel
3.1

In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.

(i) Op 17 juni 2016 heeft de waarnemend burgemeester van de gemeente Amsterdam ten aanzien van betrokkene een last tot inbewaringstelling gegeven als bedoeld in art. 20 lid 1 Wet Bopz. Betrokkene is vervolgens opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis in Den Haag.

(ii) Bij verzoekschrift van 21 juni 2016 heeft de officier van justitie in het arrondissement Den Haag de rechtbank aldaar verzocht een machtiging te verlenen tot voortzetting van de inbewaringstelling van betrokkene (art. 27 Wet Bopz).

(iii) Bij dit verzoekschrift was een afschrift gevoegd van de op 17 juni 2016 ten behoeve van de inbewaringstelling afgegeven geneeskundige verklaring, ondertekend door de niet bij de behandeling betrokken psychiater [A] te Amsterdam. In rubriek 2 is ingevuld dat [A] betrokkene op 17 juni 2016 om 10.00 uur heeft onderzocht. In rubriek 6 heeft [A] evenwel onder meer vermeld:

“Vanwege ICT-problemen […] heb ik deze verklaring opgesteld en ondertekend namens mijn arts-assistente [B], die pt. zelf gezien heeft. Ikzelf heb pt. niet beoordeeld, daarom dient nog een zogenoemde...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT