Uitspraak Nº 16.051050.22 (P). Rechtbank Midden-Nederland, 2022-10-26
ECLI | ECLI:NL:RBMNE:2022:4256 |
Docket Number | 16.051050.22 (P) |
Date | 26 Octubre 2022 |
Court | Rechtbank Midden-Nederland (Neederland) |
Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.051050.22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 26 oktober 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [2001] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 oktober 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. L.H.J. Verheijden en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. R.G.M. Rijkhoff, advocaat te Almere, naar voren hebben gebracht.
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1.
op 27 februari 2022 te Zeewolde 313 gram hasjiesj, 50,4 gram hennep en 43,8 gram 3-MMC opzettelijk aanwezig heeft gehad;
2.
op 27 februari 2022 te Zeewolde een pistool voorhanden heeft gehad;
3.
op 27 februari 2022 te Zeewolde één of meer scherpe patronen voorhanden heeft gehad;
4. primair
op 27 februari 2022 te Zeewolde, samen met één of meer anderen, een geldbedrag van
€ 20.000,00, dat afkomstig was van enig misdrijf, heeft witgewassen;
4. subsidiair
op 27 februari 2022 te Zeewolde, samen met één of meer anderen, een geldbedrag van
€ 20.000,00, dat afkomstig was uit eigen misdrijf, heeft witgewassen;
5.
op 27 februari 2022 te Zeewolde 68,18 gram MDMA en 8,23 gram 2C-B opzettelijk aanwezig heeft gehad.
De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1, 2, 3, 4 subsidiair en 5 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Van het onder 4 primair ten laste gelegde heeft zij vrijspraak gevorderd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1, 2, 3 en 5 ten laste kan worden bewezen. Van het onder 4 ten laste gelegde heeft zij vrijspraak bepleit. Verdachte heeft namelijk een concrete verklaring gegeven voor het aangetroffen geldbedrag, die niet hoogst onwaarschijnlijk is. Er is door het Openbaar Ministerie geen nader onderzoek gedaan naar de herkomst van het geld, zodat het mogelijk is dat het geld een legale herkomst heeft. Mocht de rechtbank het onder 4 ten laste gelegde wel bewezen verklaren, dan is er geen bewijs voor het medeplegen.
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak van feit 4 primair
Van het onder 4 primair ten laste gelegde zal verdachte worden vrijgesproken nu voor dit feit wettig en overtuigend bewijs ontbreekt.
Bewijsmiddelen 1
De onder 1, 2, 3, 4 subsidiair en 5 ten laste gelegde feiten zijn door verdachte begaan. Verdachte heeft deze feiten bekend en door de raadsvrouw is voor deze feiten – met uitzondering van feit 4, waar de rechtbank in de bewijsoverweging nader op zal ingaan – geen vrijspraak bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
Feit 1 (opzettelijk aanwezig hebben softdrug)
-
-
de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 12 oktober 2022;
-
-
een proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 100 t/m 101;
-
-
een proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen, pagina’s 158 t/m 160;
-
-
een proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen, pagina’s 180 t/m 182.
Feit 2 en 3 (voorhanden hebben wapen en munitie):
-
-
de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 12 oktober 2022;
-
-
een proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 100 t/m 101;
-
-
een proces-verbaal van bevindingen, pagina 115;
-
-
een proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 203 t/m 205.
Feit 4 subsidiair (witwassen)
-
-
de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 12 oktober 2022;
-
-
een proces-verbaal van bevindingen, pagina 129, 130 en 131.
Feit 5 (opzettelijk aanwezig hebben harddrugs)
-
-
de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 12 oktober 2022;
-
-
een proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 100 t/m 101;
-
-
een proces-verbaal van bevindingen, pagina 115;
-
-
een proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen, pagina 178 t/m 184.
Bewijsoverweging voor feit 4
De rechtbank overweegt dat door verdachte is verklaard – en door de verdediging ook overigens niet is betwist – dat een deel van het aangetroffen geldbedrag afkomstig was uit de handel in verdovende middelen door verdachte. Gelet bovendien op de plaats waar het geld is aangetroffen, namelijk op de slaapkamer van de moeder van verdachte, in een wapenkoffer die in een Actiontas zat die weer in een schoudertas zat, kan het onder 4 subsidiair ten laste gelegde witwassen van enig geldbedrag worden bewezen. Dat geldt niet voor het onderdeel ‘tezamen en in vereniging met een of meer anderen’, zodat verdachte van dat onderdeel zal worden vrijgesproken.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1
op 27 februari 2022 te Zeewolde opzettelijk aanwezig heeft gehad:
- 313 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj), waaraan geen andere substanties waren toegevoegd en
- 50,4 gram hennep en
- 43,8 gram 3-Methylmethcathinon (3-MMC),
zijnde hasjiesj, hennep en 3-Methylmethcathinon (3-MMC) telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2
op 27 februari 2022 te Zeewolde, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool (van origine een gaspistool omgebouwd naar scherpschietend, van het merk Ekol, type model Major, kaliber 9mm P.A.), zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool voorhanden heeft gehad;
3
op 27 februari 2022 te Zeewolde, munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten meerdere scherpe patronen van het kaliber 7.65mm voorhanden heeft gehad;
4 subsidiair
op 27 februari 2022, in Nederland, een voorwerp, te weten enig geldbedrag, voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, wist, dat dat voorwerp onmiddellijk of middellijk afkomstig was uit enig eigen misdrijf;
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT