Uitspraak Nº 16/112307-19 en 16/659139-18 (tul) (P). Rechtbank Midden-Nederland, 2020-12-24

ECLIECLI:NL:RBMNE:2020:5649
Docket Number16/112307-19 en 16/659139-18 (tul) (P)
Date24 Diciembre 2020
CourtRechtbank Midden-Nederland (Neederland)
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht

Zittingsplaats Lelystad

Parketnummer: 16/112307-19 en 16/659139-18 (tul) (P)

Vonnis van de meervoudige kamer van 24 december 2020

in de strafzaak tegen

[verdachte] ,
geboren op [1999] te [geboorteplaats] (Suriname),
wonende te [adres] , [woonplaats] ,

hierna te noemen: verdachte.

1 ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 december 2020.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M. Kamper en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. M.A.C. van Vuuren, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht. Als deskundige is op de zitting gehoord, mevr J. Buwalda, jeugdreclasseerder bij Samen Veilig Midden-Nederland.

2 TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:

feit 1 primair: op 22 maart 2019 in [woonplaats] samen met anderen een woninginbraak heeft gepleegd door middel van een valse sleutel in de woning van [benadeelde] , waarbij diverse goederen zijn weggenomen;

feit 1 subsidiair: zich op 23 april 2019 in Amsterdam samen met anderen heeft schuldig gemaakt aan heling van twee lenzen;

feit 2: op 1 april 2019 in Weesp samen met anderen [slachtoffer] op de openbare weg met geweld heeft beroofd van een riem, zonnebril, slippers en een jas.

3 VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4 VRIJSPRAAK FEIT 1 PRIMAIR
4.1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht het onder 1 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen en heeft betoogd dat daarvan vrijspraak dient te volgen.

4.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 primair ten laste gelegde.

4.3

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken.

5 WAARDERING VAN HET BEWIJS
5.1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.

5.2

Het standpunt van de verdediging

Ten aanzien van het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

5.3

Het oordeel van de rechtbank

Ten aanzien van feit 1 subsidiair

Bewijsmiddelen: 1

Op 22 maart 2019 is ingebroken in de woning van [benadeelde] op het adres [adres] in [woonplaats] . Bij de inbraak zijn diverse goederen weggenomen, waaronder fotolenzen.2

In een proces-verbaal van bevindingen betreffende het bekijken van camerabeelden van CEX te Amsterdam is onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende gerelateerd:

Op 23 maart 2019 komen twee negroïde mannen de winkel CEX te Amsterdam binnenlopen en lopen vervolgens door naar de balie in de winkel.3 Verdachte [medeverdachte] legt de cameratas op de balie van de winkel en haalt uit de tas meerdere lenzen en een fotocamera. [medeverdachte] overhandigt de goederen aan de medewerker van de winkel.4Verdachte [medeverdachte] ontvangt geld van de medewerker van de winkel CEX voor de verkoop van twee lenzen. Op de beelden is tevens te zien dat de verdachte [medeverdachte] het geld overhandigt aan de verdachte Anautan5 (de rechtbank begrijpt, gelet op het navolgende: verdachte).

In een proces-verbaal van bevindingen is onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende gerelateerd:

In dit onderzoek waren ook camerabeelden beschikbaar van 23 maart 2019 bij het bedrijf CEX in Amsterdam. Aldaar zijn twee manspersonen te zien bij voornoemd

bedrijf die lenzen van een fotocamera inleverden tegen een vergoeding. Deze goederen waren van diefstal uit een woning afkomstig gepleegd op 22 maart in Weesp. Een van de manspersonen, negroïde man, blauwe jas en donkere broek, herken ik nu als verdachte.6

Verdachte heeft onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:

Ik ben op 23 maart 2020 met [medeverdachte] in de CEX te Amsterdam geweest en wij hebben daar lenzen verkocht van een camera. Ik heb die lenzen diezelfde dag van een vriend – ik wil niet zeggen wie – gekregen in Almere en hij heeft mij gevraagd om ze te verkopen. Wij zijn toen met de trein naar Amsterdam gegaan. Ik heb geen vragen gesteld over deze lenzen. Ik zou hier een kleine vergoeding voor krijgen. Dit was dom van mij.7

Bewijsoverwegingen feit 1 subsidiair:

Om tot een veroordeling van de onder 1 subsidiair ten laste gelegde opzetheling te kunnen komen, moet kunnen worden bewezen dat sprake was van opzet en dus dat verdachte wist dat de lenzen van een misdrijf afkomstig waren. Uit vaste rechtspraak blijkt dat onder die wetenschap ook voorwaardelijk opzet is begrepen.

Verdachte heeft verklaard dat hij de cameralenzen in Almere heeft ontvangen van een vriend van wie hij geen verdere gegevens wil verstrekken en op verzoek van die vriend tegen een vergoeding heeft verkocht . Hij heeft die vriend geen vragen gesteld over die cameralenzen, omdat hij ‘die vriend wel vertrouwde’. Op vragen van de rechtbank of hem, verdachte, bekend was dat die vriend zich bijvoorbeeld bezighield met fotografie dan wel dat hem bekend was dat die vriend in het bezit was van (dure) cameraspullen, gaf hij te kennen dat niet te weten. Gelet op deze omstandigheden kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van de lenzen wist dat deze van misdrijf afkomstig waren. Opzetheling is daarmee bewezen.

Ten aanzien van feit 2:

Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder 2 ten laste gelegde feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:

- de bekennende verklaring van verdachte tijdens het onderzoek ter terechtzitting van

11 december 2020;8

- een proces-verbaal van aangifte van aangever [slachtoffer] .9

6 BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:


1 subsidiair op 23 maart 2019 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, twee lenzen voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die goederen wist dat het door misdrijf verkregen goederen betroffen;

2
op 1 april 2019 te Weesp, op de openbare weg, de Jacob de Marilaan en

Rembrand van Rijnstraat, tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een riem en een zonnebril en slippers en een jas, toebehorende aan [slachtoffer] , welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen

die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte en/of zijn mededaders

- een arm om die [slachtoffer] hebben geslagen en (aldus) die [slachtoffer] hebben gedwongen om met hen mee te lopen en

- die [slachtoffer] een steegje in hebben geduwd en (vervolgens) op de grond hebben gegooid en

- vervolgens die [slachtoffer] meerdere malen tegen het gezicht hebben geslagen en tegen het hoofd hebben getrapt.

Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.

Hetgeen onder 1 subsidiair en 2 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

7 STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.

Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:

Ten aanzien van feit 1 subsidiair:

medeplegen van opzetheling;

Ten aanzien van feit 2:

diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

8 STRAFBAARHEID...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT