Uitspraak Nº 16/1146 WIA. Centrale Raad van Beroep, 2018-02-21
ECLI | ECLI:NL:CRVB:2018:481 |
Docket Number | 16/1146 WIA |
Date | 21 Febrero 2018 |
Court | Centrale Raad van Beroep (Nederland) |
Datum uitspraak: 21 februari 2017
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van
15 januari 2016, 15/2124 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. D.D. Pietersz, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 januari 2018. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Pietersz. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. F.A. Put.
Aan appellant is met ingang van 31 juli 2012 een loongerelateerde WGA-uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toegekend, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 57%. Bij besluit van 19 februari 2014 heeft het Uwv vastgesteld dat de loongerelateerde WGA-uitkering van appellant eindigt op 30 mei 2014 en dat aan hem met ingang van deze datum een WGA-vervolguitkering wordt toegekend, berekend naar de arbeidsongeschiktheidsklasse van 55 tot 65%.
Appellant heeft op 11 maart 2014 bij het Uwv een brief ingediend, waarin hij te kennen gaf dat zijn gezondheidstoestand is verslechterd en dat hij in aanmerking wenste te komen voor een hogere WGA-uitkering. Bij besluit van 16 juli 2014 heeft het Uwv vastgesteld dat weliswaar sprake is van toegenomen arbeidsongeschiktheid tot 63,11%, maar dat de hoogte van de vervolguitkering niet wijzigt, omdat dit percentage eveneens valt binnen de arbeidsongeschiktheidsklasse van 55 tot 65%. Bij beslissing op bezwaar van 13 maart 2015 (bestreden besluit) heeft het Uwv het door appellant tegen het besluit van 16 juli 2014 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Hiertoe heeft zij overwogen dat sprake is geweest van zorgvuldig onderzoek door de verzekeringsartsen, waarbij alle beschikbare medische informatie, waaronder het door appellant in bezwaar ingebrachte rapport van verzekeringsarts Kuckelkorn van 22 april 2013, kenbaar door de verzekeringsartsen is betrokken bij de medische beoordeling. Door de verzekeringsarts bezwaar en beroep is inzichtelijk en overtuigend gemotiveerd dat voor het aannemen van meer beperkingen dan vastgesteld in de Functionele mogelijkhedenlijst (FML) geen grond is. De geschiktheid voor appellant van de geselecteerde functies is afdoende gemotiveerd. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het Uwv terecht bij het bestreden besluit het standpunt heeft gehandhaafd dat de uitkering van appellant ongewijzigd wordt berekend naar de arbeidsongeschiktheidsklasse van 55 tot 65%.
Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat ten onrechte geen toename van de psychische beperkingen is vastgesteld door de verzekeringsarts bezwaar en beroep, nu uit het...
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT