Uitspraak Nº 16-4728 AW. Centrale Raad van Beroep, 2018-01-25

ECLIECLI:NL:CRVB:2018:239
Date25 Enero 2018
Docket Number16-4728 AW
CourtCentrale Raad van Beroep (Nederland)

16/4728 AW, 16/6526 AW, 17/2092 AW

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 13 juni 2016, 15/2656 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

het bestuur van de stadsregio Parkstad Limburg (appellant)

[Betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)

Datum uitspraak: 25 januari 2018

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. drs. C.A.H. Lemmens, advocaat, hoger beroep ingesteld.

Namens betrokkene heeft mr. M.A. Billiet-de Jonge een verweerschrift ingediend en voorwaardelijk incidenteel hoger beroep ingesteld.

Namens appellant heeft mr. drs. Lemmens een zienswijze over het incidenteel hoger beroep naar voren gebracht.

Ter uitvoering van de aangevallen uitspraak heeft appellant op 7 maart 2017 een nieuwe beslissing op bezwaar (nadere besluit) genomen. Namens betrokkene heeft

mr. Billiet-de Jonge een reactie op het nadere besluit gegeven. Appellant heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 september 2017. Appellant heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. drs. Lemmens, mr. J. Leenen en mr. F. Degens. Betrokkene is verschenen, bijgestaan door mr. Billiet-de Jonge.

OVERWEGINGEN
1.1.

Betrokkene was sinds 2007 werkzaam bij [werkgever] , onderdeel [naam onderdeel 1] ( [onderdeel] ), in de functie van [functie 1] generiek profiel.

1.2.

Met ingang van 1 januari 2014 zijn de uitvoerende taken van de [functie 1] op het gebied van [A] en [B] aan de gemeenschappelijke regeling [naam onderdeel 2] overgedragen. De personele gevolgen van deze gedeeltelijke overgang van de taken van de [onderdeel] naar de [naam onderdeel 2] zijn geregeld in het Sociaal Plan [onderdeel] 2013 (sociaal plan) dat in overleg met de vakbonden tot stand is gekomen en op 5 september 2013 is vastgesteld door appellant. Het sociaal plan is gericht op alle medewerkers die in 2013 waren belast met werkzaamheden op het gebied van het heffen en innen van belastingen en de uitvoering van de wet WOZ en van wie de functie met ingang van 1 januari 2014 zou komen te vervallen.

1.3.

Bij besluit van 14 november 2013 heeft appellant betrokkene op de hoogte gesteld van de ophanden zijnde overdracht van taken naar de [naam onderdeel 2] en haar meegedeeld dat haar functie bij de [onderdeel] per 1 januari 2014 wordt opgeheven. Hierbij heeft appellant tevens het voornemen kenbaar gemaakt om betrokkene met toepassing van artikel 8:3 van de Collectieve arbeidsvoorwaardenregeling en Uitwerkingsovereenkomst (CAR/UWO) met ingang van genoemde datum eervol reorganisatieontslag te verlenen met inachtneming van het sociaal plan, onder de voorwaarde van onherroepelijke aanstelling bij de [naam onderdeel 2] . Betrokkene heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt voor zover dat betrekking heeft op het ontslagvoornemen. Op dit bezwaar is geen beslissing genomen.

1.4.

Bij brieven van 15 november 2013 en 27 november 2013 heeft de [naam onderdeel 2] het voornemen kenbaar gemaakt om betrokkene aan te stellen in de functie van [functie 2] bij de afdeling [afdeling 1] met als standplaats [standplaats] . Betrokkene heeft de [naam onderdeel 2] en de [onderdeel] vervolgens bericht dat zij die functie om haar moverende redenen niet kan aanvaarden. Nadat de [naam onderdeel 2] het aanbod op 15 januari 2014 had herhaald, heeft betrokkene wederom te kennen gegeven de functie niet te kunnen accepteren, onder meer omdat zij deze niet passend acht.

1.5.

Nadat appellant het voornemen daartoe bekend had gemaakt en betrokkene haar zienswijze daarover naar voren had gebracht, heeft appellant bij besluit van 29 januari 2015 met toepassing van artikel 8:13 van de CAR/UWO aan betrokkene met ingang van 1 februari 2015 de straf van ontslag opgelegd wegens ernstig plichtsverzuim. Appellant heeft betrokkene verweten dat zij tot twee keer toe heeft geweigerd in te gaan op een passend aanbod voor een vaste aanstelling bij de [naam onderdeel 2] , terwijl op haar de verplichting rustte zich in te zetten om van werk naar werk te komen en zij gehouden was een passend aanbod te aanvaarden.

1.6.

Bij besluit van 30 juli 2015 (bestreden besluit) heeft appellant het bezwaar tegen het besluit van 29 januari 2015 ongegrond verklaard.

2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaard en dat besluit vernietigd. De rechtbank is van oordeel dat betrokkene de haar aangeboden functie mocht weigeren en dat van ernstig plichtsverzuim dat strafontslag zou...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT