Uitspraak Nº 16/659729-18 (P). Rechtbank Midden-Nederland, 2020-02-26

ECLIECLI:NL:RBMNE:2020:719
Date26 Febrero 2020
Docket Number16/659729-18 (P)
CourtRechtbank Midden-Nederland (Neederland)
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht

Zittingsplaats Lelystad

Parketnummer: 16/659729-18 (P)

Vonnis van de meervoudige kamer van 26 februari 2020

in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren op [1975] te [geboorteplaats] (Suriname),

thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Flevoland, locatie Lelystad.

1 ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 28 december 2018, 12 maart 2019, 21 mei 2019, 16 juli 2019, 17 september 2019, 10 december 2019, 11 februari 2020 en 12 februari 2020.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A.A. Nieli en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw mr. C.A. Lucardie, advocaat te Den Haag, alsmede mr. P.C. Schouten, advocaat te Breda, namens de benadeelde partij, [slachtoffer] , naar voren hebben gebracht.

2 TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting van 21 mei 2019 nader omschreven. De nader omschreven tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:

feit 1

in de periode van 13 juli 2018 tot en met 19 september 2018 te Lelystad en/of Den Haag samen met anderen [slachtoffer] heeft belaagd;

feit 2

primair

in de periode van 13 juli 2018 tot en met 19 september 2018 te Lelystad en/of Den Haag samen met anderen de moord op [slachtoffer] heeft voorbereid;

subsidiair

in de periode van 13 juli 2018 tot en met 19 september 2018 te Lelystad en/of Den Haag samen met anderen de zware mishandeling met voorbedachten rade van [slachtoffer] heeft voorbereid;

feit 3

op 19 september 2018 een vuurwapen categorie III, te weten een pistool, en munitie categorie III, te weten 16 scherpe patronen en een huls, voorhanden heeft gehad.

3 VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4 WAARDERING VAN HET BEWIJS
4.1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht het onder 1, 2 primair en 3 tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.

4.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 en 2 ten laste gelegde. Op basis van het procesdossier kan niet worden geconcludeerd dat verdachte aangeefster heeft belaagd of dat hij opzet heeft gehad om haar te vermoorden of zwaar te mishandelen. Verdachte werd vanuit verschillende richtingen bedreigd. Die bedreigingen zijn alle door aangeefster aangestuurd. De door verdachte aangeschafte en in de tenlastelegging genoemde goederen dienden dan ook ter bescherming van hemzelf en om bewijsmateriaal te verzamelen van deze bedreigingen. Hoewel een vuurwapen naar zijn aard geschikt is om een moord te plegen of iemand zwaar te mishandelen, staat niet vast dat verdachte het wapen daarvoor wilde gebruiken. Ten aanzien van het verspreiden van de (naakt)foto’s van aangeefster heeft de raadsvrouw naar voren gebracht dat niet kan worden vastgesteld dat het verdachte is geweest die de foto’s online heeft gezet. Aangeefster heeft verklaard dat zij naaktfoto’s en filmpjes van zichzelf maakt en deze met haar relaties deelt. Nu de relatie tussen verdachte en aangeefster heel vaak is uitgegaan en aangeefster verschillende andere relaties heeft gehad, zouden de filmpjes ook door anderen dan verdachte kunnen zijn gepubliceerd. Indien de rechtbank bepaalde onder feit 1 ten laste gelegde gedragingen wel bewezen acht, zijn deze gedragingen ieder op zichzelf beschouwd, niet aan te merken als het wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster. Daarnaast was geen sprake van oogmerk tot het dwingen van aangeefster om iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen. Ten aanzien van feit 3 is geen verweer gevoerd.

4.3

Het oordeel van de rechtbank

Bewijsmiddelen

Met het oog op de leesbaarheid van het vonnis zijn de bewijsmiddelen als bijlage II aan dit vonnis gehecht. De bewijsmiddelen dienen op deze plaats als ingelast te worden beschouwd.

Ten aanzien van de bewijsmiddelen geldt dat zij steeds worden gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.

Bewijsoverwegingen

De rechtbank leidt uit de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen de volgende gang van zaken af.

Inleiding

In de periode tussen de zomer van 2011 en de zomer van 2018 hebben aangeefster [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) en verdachte [verdachte] (hierna [verdachte] ) een relatie gehad. Dit is een onstuimige relatie geweest, waarin beiden meermalen de relatie hebben verbroken en opnieuw samen zijn gekomen. Begin juli 2018 is de relatie definitief beëindigd. Vervolgens heeft in de nacht van 13 op 14 juli 2018 een incident plaatsgevonden waarbij [verdachte] [slachtoffer] op haar verblijfadres (het huis van haar zus aan de [adres] ) heeft opgezocht. [slachtoffer] was daar op dat moment samen met [A] . [verdachte] heeft voor de deur staan schreeuwen en geroepen dat zij naar beneden moesten komen, een en ander terwijl hij aan het filmen was. Hoewel [A] heeft gevraagd of [verdachte] wilde stoppen met filmen en de opname wilde verwijderen, heeft [verdachte] de video even later op zijn facebookpagina geplaatst. Nadat [A] telefonisch contact met [verdachte] heeft opgenomen, heeft [verdachte] de video uiteindelijk verwijderd. In de dagen die volgden heeft [slachtoffer] gemerkt dat zij op haar werk en thuis in de gaten werd gehouden. Zo hebben verschillende auto’s met mannen uren voor de deur bij de woning waar zij verbleef en haar werk gestaan en zijn die auto’s heen en weer gereden door de straat. [slachtoffer] en een aantal getuigen hebben [verdachte] en [B] herkend als twee van de bestuurders van deze auto’s. Ook anderen blijken dit in opdracht van [verdachte] te hebben gedaan. Op verschillende dagen is getoeterd en heeft [verdachte] vanaf de straat naar [slachtoffer] geschreeuwd. In augustus 2018 is ook [C] door [verdachte] achtervolgd. Op 21 augustus 2018 hebben [verdachte] en medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) samen verschillende auto’s gehuurd, waarvan sommige door [slachtoffer] en getuigen zijn gezien rond de woning van de zus van [slachtoffer] , waar [slachtoffer] op dat moment verbleef. Op de avond van 1 september heeft [verdachte] zijn neven bij elkaar geroepen en zijn zij samengekomen in het huis van [verdachte] . Diezelfde avond hebben verschillende auto’s door de straat bij [slachtoffer] gereden. In de dagen hierna heeft [medeverdachte 1] via WhatsApp geprobeerd een ‘driver’ voor zijn oom ( [verdachte] ), een bromfiets en ‘ijzers’ (wapens) te regelen. Op 11 september zijn [verdachte] en [medeverdachte 1] samen naar de spyshop in Breda gegaan en hebben bakens en een camera met SD-kaart gekocht. Vervolgens heeft [medeverdachte 1] de camera op 15 september in een auto geplaatst, die is neergezet voor de woning waar [slachtoffer] verblijft. In de periode van 15 tot en met 19 september, de dag waarop [verdachte] is aangehouden, zijn elke dag opnames gemaakt van zowel het werk als de woning waar [slachtoffer] verblijft.

Uit onderzoek aan de telefoongegevens en de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] blijkt dat [medeverdachte 2] [slachtoffer] in opdracht van [verdachte] heeft gevolgd, onder andere op 31 augustus 2018 tijdens het uitgaan in [naam] . Op de camerabeelden van [naam] , die op de telefoon van [verdachte] zijn aangetroffen, zijn [medeverdachte 2] en [slachtoffer] te zien. Ook is [medeverdachte 2] op 17 september 2018 [getuige 1] en [slachtoffer] naar Den Haag gevolgd. Bij deze achtervolging waren ook [verdachte] en [medeverdachte 1] betrokken.

Daarnaast zijn verschillende mannen bij [slachtoffer] aan de deur gekomen naar aanleiding van advertenties op sekssites en gaven zij aan seks met [slachtoffer] te willen. Op die manier is [slachtoffer] er achter gekomen dat er (naakt)foto’s van haar op internet stonden, waarbij haar naam en adres waren vermeld. Sommige van deze foto’s heeft zij alleen naar [verdachte] gestuurd en zij heeft dan ook het vermoeden dat [verdachte] degene is geweest die de foto’s online heeft geplaatst. Dat het daadwerkelijk [verdachte] is geweest die deze foto’s online heeft geplaatst blijkt uit een chatgesprek tussen [verdachte] en [getuige 3] waarin [getuige 3] screenshots naar [verdachte] stuurt van de sekssites en tegen [verdachte] zegt dat dit moet stoppen. [verdachte] geeft vervolgens aan dat hij ‘die tweede wel’ heeft gemaakt. De rechtbank is van oordeel dat dit niet anders kan worden uitgelegd dan dat [verdachte] aangeeft dat hij het account dat te zien is op het tweede screenshot heeft gemaakt. Dat dit de gang van zaken is geweest blijkt vervolgens uit een telefoongesprek tussen [D] en [getuige 3] , waarin [getuige 3] verwijst naar dit WhatsAppgesprek. Hij zegt dat [slachtoffer] had aangegeven dat [verdachte] naaktfoto’s van haar op internet had gezet en dat zij wilde dat [verdachte] zou stoppen. [getuige 3] geeft aan dat hij [verdachte] vervolgens heeft gesproken en hem gezegd dat hij het moet laten.

De rechtbank ziet een beeld van opbouwende ernst in de gedragingen van [verdachte] . Waar hij eerst zelf begint om [slachtoffer] in de gaten te houden, krijgt hij steeds meer hulp van anderen, onder wie [medeverdachte 1] . Rond de zogenoemde nevenbijeenkomst kantelt het beeld verder in negatieve zin. De observaties blijven doorgaan, evenals de achtervolgingen. [medeverdachte 1] en [verdachte] schaffen in...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT