Uitspraak Nº 16/705311-17 en 16/659063-18 (gev. ttz) (P). Rechtbank Midden-Nederland, 2019-03-27

ECLIECLI:NL:RBMNE:2019:1273
Docket Number16/705311-17 en 16/659063-18 (gev. ttz) (P)
Date27 Marzo 2019
CourtRechtbank Midden-Nederland (Neederland)
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht

Locatie Utrecht, zitting houdende te Amsterdam Osdorp

Parketnummers: 16/705311-17 en 16/659063-18 (gev. ttz) (P)

Vonnis van de meervoudige kamer van 27 maart 2019

in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren op [1986] te [geboorteplaats] ,
gedetineerd te PI Alphen aan den Rijn – HvB Maatschapslaan te Alphen aan den Rijn.

1 ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het inhoudelijke onderzoek op de terechtzittingen van 6 februari 2019, 8 februari 2019, 11 februari 2019, 12 februari 2019 en 15 februari 2019. Het onderzoek ter terechtzitting is gesloten op 18 maart 2019.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van de officieren van justitie, van hetgeen verdachte en mr. C. Maat, advocaat te Amsterdam naar voren hebben gebracht, alsmede van hetgeen door mr. F.A. ten Berge, advocaat te Utrecht namens de benadeelde partijen inzake het onder 16/705311-17, feit 1 ten laste gelegde naar voren is gebracht.

2 TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de terechtzitting van 6 februari 2019 gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:

16/705311-17

feit 1 op 12 januari 2017 te Utrecht in vereniging, al dan niet met voorbedachten rade, [slachtoffer 1] heeft gedood;

feit 2 op 12 januari 2017 te Utrecht in vereniging een machinegeweer, een pistoolmitrailleur en/of scherpe patronen (kaliber 7.62x39mm en/of 9mm) voorhanden heeft gehad;

16/659063-18

feit 1 op 12 januari 2017 te Utrecht in vereniging brand heeft gesticht in een Audi A5;

feit 2 op 12 januari 2017 te Utrecht in vereniging een Audi A5 heeft geheeld;

feit 3, primair A. in de periode van 11 januari 2017 tot en met 12 januari 2017 te Amsterdam en/of Utrecht samen met anderen de moord op

[slachtoffer 2] heeft voorbereid door wapens, munitie, bivakmutsen, gestolen auto’s en brandversnellers voorhanden te hebben; en/of

B. in de periode van 13 januari 2017 tot en met 14 januari 2017 te Zaandam, Amsterdam en/of Utrecht samen met anderen de moord op

[slachtoffer 2] heeft voorbereid door wapens, munitie, gestolen auto’s en brandversnellers voorhanden te hebben;

feit 3, subsidiair in de periode van 13 januari 2017 tot en met 14 januari 2017 te Zaandam, Amsterdam en/of Utrecht medeplichtig is geweest aan het in vereniging voorbereiden van de moord op [slachtoffer 2] door vluchtauto’s, vuurwapens en/of munitie te verstrekken, door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] locaties aan te wijzen en/of (daarbij) instructies te geven.

3 VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4 WAARDERING VAN HET BEWIJS
4.1

Inleiding

Op 12 januari 2017 werd in portiek 1 t/m 179 van een flatgebouw gelegen aan de [adres] te [woonplaats] [slachtoffer 1] doodgeschoten. Naar aanleiding daarvan werd een opsporingsonderzoek gestart onder de naam 09Roos. Op 14 januari 2017 is naar aanleiding van een 112-melding van [slachtoffer 2] over een zich verdacht ophoudende Skoda Fabia op de Rubicondreef, haaks op de [adres] , een tweede opsporingsonderzoek gestart, 09Doorn. De bevindingen in beide opsporingsonderzoeken gaven politie en justitie het vermoeden dat de beide incidenten verband houden met elkaar. Genoemde opsporingsonderzoeken zijn in februari 2019 gezamenlijk inhoudelijk ter terechtzitting behandeld. In het onderzoek 09Roos zijn, voor zover hier relevant, de personen [verdachte] en [medeverdachte 3] verdachte. In het onderzoek 09Doorn zijn, voor zover hier relevant, naast eerdergenoemde [verdachte] en [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] verdachte.

4.2

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen en verwijst daartoe naar de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen die in het requisitoir zijn voorgedragen. Ten aanzien van 16/705311-17, feit 1 dient bewezen te worden verklaard het deel van de tenlastelegging dat ziet op “althans een ander welke later is gebleken [slachtoffer 1] te zijn”. Dit nu het opzet van de verdachten was gericht op het plegen van een levensdelict, kennelijk ongeacht wie. Ten aanzien van 16/659063-18, feit 2 kan de schuldheling bewezen worden verklaard en ten aanzien van 16/659063-18, feit 3 het primair ten laste gelegde. Wat betreft het onder 16/705311-17, feit 2 en het onder 16/659063-18,

feit 3, primair onder A ten laste gelegde is sprake van eendaadse samenloop.

Ten aanzien van de aanwezigheid van verdachte op de Pallas Athenedreef/ [adres] heeft de officier van justitie gewezen op het aantreffen van het DNA van verdachte op een hengsel van de sporttas en op de coladop, gelegen in en nabij de in de brand staande vluchtauto die is gebruikt bij de moord op [slachtoffer 1] . Verdachte heeft weliswaar gesteld dat hij niet op de Pallas Athenedreef/ [adres] is geweest, maar hij heeft vervolgens geen aannemelijke verklaring gegeven voor het aldaar aantreffen van zijn DNA. Daarom wordt zijn verklaring hieromtrent ongeloofwaardig geacht.

4.3

Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde, nu de betrokkenheid van verdachte hierbij niet kan worden bewezen. Ten aanzien van de moord op [slachtoffer 1] en de daaraan gelieerde tenlastegelegde feiten (onderzoek 09Roos) heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte niet op de plaats delict is geweest. Dat zijn DNA is aangetroffen op de Pallas Athenedreef, kan zijn gekomen middels directe of indirecte overdachte via zijn vriend [I] , die wel op de plaats delict kan worden geplaatst. De verklaring van getuige A dat [I] samen met verdachte en medeverdachte [medeverdachte 3] betrokken is geweest bij de liquidatie kan niet voor het bewijs worden gebezigd zonder dat dit een schending van artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) oplevert. Deze verklaring betreft immers een de auditu-verklaring van een getuige die niet effectief kan worden getoetst. Bovendien maakt het de verklaring van getuige A onbetrouwbaar dat onduidelijk is welke delen getuige A van [I] heeft gehoord en welke delen hij zelf nadien heeft ingevuld. Daarbij komt dat [I] en/of getuige A een motief hadden om een onjuiste voorstelling van zaken te geven, namelijk om de eigen rol te verkleinen en/of om de dood van [I] te wreken. Het na de voorgeleiding opgenomen OVC-gesprek kan niet bijdragen aan het bewijs, nu de bijdrage van verdachte aan dit gesprek niet belastend is en dit bovendien niet over het tenlastegelegde feit hoeft te gaan.

Ten aanzien van de betrokkenheid van verdachte bij de voorbereidingshandelingen voor de moord op [slachtoffer 2] (onderzoek 09Doorn) heeft de raadsvrouw eveneens aangevoerd dat verdachte niet aanwezig is geweest en geldt ook hetgeen eerder omtrent getuige A is opgemerkt. Verder dient om meerdere redenen behoedzaam met de herkenning van verdachte door medeverdachte [medeverdachte 1] te worden omgegaan, bijvoorbeeld omdat [medeverdachte 1] eerder dan de FOSLO-confrontatie met het uiterlijk van verdachte bekend kon zijn geraakt en omdat [medeverdachte 1] een motief had om iemand aan te wijzen, hij wilde immers in vrijheid worden gesteld. De herkenning van verdachte door [medeverdachte 1] vindt bovendien geen steun in overig bewijsmateriaal. Als de aanwezigheid van verdachte al kan worden bewezen, dan nog blijkt uit het dossier niet van strafbare betrokkenheid van verdachte.

4.4

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank zal eerst het onderzoek 09Roos bespreken. Onder 4.4.1 worden de bewijsmiddelen genoemd, onder 4.4.2 zal de rechtbank bespreken tot welke feitelijke conclusies de bewijsmiddelen leiden. Onder 4.4.3 volgen vervolgens de juridische overwegingen. Het onderzoek 09Doorn zal de rechtbank daarna bespreken. Onder 4.4.4 de bewijsmiddelen, 4.4.5 de feitelijke conclusies en tot slot onder 4.4.6 de juridische overwegingen.

Het onderzoek 09Roos

4.4.1

Bewijsmiddelen 1

i. PGP-berichten voorafgaande aan 12 januari 2017

Onderstaande PGP-berichten zijn verzonden tussen 2 januari 2017 tot en met

12 januari 2017.2

2 januari 2017 te 14:34 uur.

Afzender: A24B74

“Broertje zo een jongen werkte by malabata vroeger [bijnaam] kent u die?”

3 januari 2017 te 23:12 uur.

Afzender: A24B74

“Salam broertje alles goed met u? Als die [bijnaam] by u in zaak is mail my even sir.”

7 januari 2017 te 22:02 uur.

Afzender: A24B74

“Salaam sir, die track heeft een storing ik denk door de kou sir maar die hond is in [naam] nu sir ze fiets staat daar voor de deur, kunt u niet achter komen waar die binnen zit sir en wat die aan heeft zodat we de juiste man kunnen filmen.”

7 januari 2017 te 22:15 uur.

Afzender: A24B74

“Oké sir en zeg wat ie aanheeft dan laat ik hem opnemen dan weten we zeker zit.”

7 januari 2017 te 22:25 uur.

Afzender: 305389

“Volgens mij zit ie hier bro met zwart witte dsquared pet audi van z’n broertje staat ook voor de deur als dat hem is kan niet dichtbij komen is vol.”

7 januari 2017 te 22:26 uur.

Afzender: 305389

“ [naam] zit ook aan die tafel die zie ik wel en tegenover hem zit denk ik die [bijnaam] ga je zo bevestigen.”

7 januari 2017 te 22:38 uur.

Afzender: 305389

“Zwarte jas zwart pet met witte grote letters op z’n pet van dsquared hij is de enige er mee hij zit met [naam] .” 3

7 januari 2017 te 22:46 uur.

...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT