Uitspraak Nº 16/707101-16 (P). Rechtbank Midden-Nederland, 2019-06-12

ECLIECLI:NL:RBMNE:2019:2669
Docket Number16/707101-16 (P)
Date12 Junio 2019
CourtRechtbank Midden-Nederland (Neederland)
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht

Zittingsplaats Utrecht

Parketnummer: 16/707101-16 (P)

Vonnis van de meervoudige kamer van 12 juni 2019

in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren op [1995] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres

[woonplaats] , [adres] .

1 ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 24 mei 2017, 15 augustus 2017, 27 oktober 2017, 5 juni 2018, 13 juni 2018, 5 februari 2019, 8 april 2019, 9 april 2019, 15 april 2019 en 29 mei 2019.

Op 8, 9 en 15 april 2019 heeft de inhoudelijke behandeling van de zaak plaatsgevonden, waarbij de strafzaak tegen verdachte gelijktijdig, maar niet gevoegd is behandeld met de strafzaken tegen de medeverdachten [medeverdachte 1] (16-707096-16), [medeverdachte 2] (16-707108-16), [medeverdachte 3] (16-707097-16), [medeverdachte 4] (16-707093-16) en [medeverdachte 5] (16-707120-16). Op 29 mei 2019 is het onderzoek ter terechtzitting gesloten.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officieren van justitie mrs. H.C. van Ooijen en E.M. van der Burg en van hetgeen de raadsman van verdachte, mr. S. Schuurman, advocaat te Breukelen, naar voren hebben gebracht.

2 TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is ter terechtzitting van 5 februari 2019 gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:

feit 1: in de periode van 1 februari 2013 tot en met 21 februari 2017 te Utrecht samen met (een) ander(en) een of meer contante geldbedragen heeft witgewassen en daar een gewoonte van heeft gemaakt;

feit 2: in de periode van 1 januari 2012 tot en met 21 februari 2017 te Utrecht en/of Amsterdam, en/of elders in Nederland en/of België en/of Suriname en/of Marokko heeft deelgenomen aan een criminele organisatie gericht op het, telkens in vereniging, binnen het grondgebied van Nederland brengen van cocaïne en/of de handel in cocaïne en/of het telen van en de handel in hennep en/of het witwassen van geld;

feit 3: in de periode van 1 april 2016 tot en met 21 februari 2017 te Utrecht samen met (een) ander(en) heeft gehandeld in cocaïne;

feit 4: op 21 februari 2017 te Utrecht (ongeveer) 39 gram cocaïne voorhanden heeft gehad.

3 VOORVRAGEN
3.1

De bevoegdheid van de rechtbank

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat de rechtbank onbevoegd is de zaak van zijn cliënt te behandelen, nu [verdachte] ten tijde van een gedeelte van de ten laste gelegde periode van feit 2 minderjarig was. [verdachte] had derhalve moeten worden gedagvaard voor een kinderrechter, waarbij ook het jeugdstraf(proces)recht had moeten worden toegepast.

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank overweegt dat de verdachte ten aanzien van feit 2 als een minderjarige verdachte gedagvaard had moeten worden. Aangezien een van de rechters die deelneemt aan de onderhavige meervoudige kamer tevens kinderrechter is, is de rechtbank in haar huidige samenstelling op grond van het bepaalde in artikel 495, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) bevoegd van dit feit kennis te nemen. De rechtbank stelt vast dat niet is voldaan aan de formaliteiten die behoren bij het strafprocesrecht voor minderjarigen, zoals bijvoorbeeld neergelegd in de artikelen 495b Sv (beslotenheid zitting) en 494 Sv (voorlichting door de Raad voor de Kinderbescherming). Nu de verdediging ter zake van deze formaliteiten evenwel geen (inhoudelijk) verweer heeft gevoerd en de rechtbank er mede om die reden vanuit kan gaan dat de verdachte niet in zijn belangen is geschaad, acht de rechtbank zich bevoegd om van dit feit kennis te nemen.

3.2

De overige voorvragen

De dagvaarding is geldig, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4 WAARDERING VAN HET BEWIJS
4.1

Het standpunt van de officieren van justitie

De officieren van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. Daartoe hebben zij – kortgezegd – voor het onder 1 ten laste gelegde witwassen onder andere verwezen naar het aangetroffen geld en diverse tapgesprekken gevoerd tussen onder meer verdachte (hierna ook aangeduid als: [verdachte]) en medeverdachten [medeverdachte 4] (hierna: [medeverdachte 4]) en [medeverdachte 5] (hierna: [medeverdachte 5]).

Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde hebben de officieren van justitie onder meer verwezen naar de verklaring van getuige [getuige 1] , de (vertalingen van de) diverse tapgesprekken gevoerd tussen verdachte en onder meer medeverdachte [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 3]) en de verklaring van getuige [getuige 2] . De officieren van justitie merken hierbij verder op dat het begin van de te bewijzen periode moet worden gesteld op juli 2016.

Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde voorhanden hebben van ongeveer 39 gram cocaïne hebben de officieren van justitie onder meer verwezen naar de aangetroffen drugs op de [adres] , het onderzoek door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI), de verklaring van getuige [getuige 2] bij de politie en diverse tapgesprekken met betrekking tot het verblijf van verdachte op bovengenoemd adres.

Voor de bespreking van het onder 2 ten laste gelegde hebben zij, onder verwijzing naar het dossier en het juridisch kader betoogd dat van deelneming aan een criminele organisatie sprake is geweest. Ten aanzien van de ten laste gelegde periode hebben de officieren van justitie zich op het standpunt gesteld dat deze (in ieder geval) te bewijzen is vanaf oktober 2016.

4.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte vrijgesproken dient te worden van de onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde feiten. Indien de rechtbank verdachte niet integraal vrijspreekt van feit 2 dient de bewezenverklaarde periode te starten vanaf oktober 2016, aldus de verdediging. De door de verdediging gevoerde standpunten en verweren ten aanzien van voornoemde feiten worden hierna per feit besproken.

Voor het onder 3 ten laste gelegde refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank, met dien verstande dat de periode slechts kan worden bewezen vanaf eind 2016.

4.3

Het oordeel van de rechtbank

4.3.1.

Bewijsmiddelen en bewijsoverwegingen

4.3.1.1 Inleiding 1

Naar aanleiding van een anonieme brief en informatie van het Team Criminele Inlichtingen over criminele activiteiten van [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) heeft de politie eenheid Midden-Nederland in september 2016 een onderzoek naar [medeverdachte 1] en zijn medeverdachten ingesteld.2 De politie heeft meerdere telefoonnummers van [medeverdachte 1] afgetapt en daarna ook de nummers van zijn broers [verdachte] , [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) en [medeverdachte 3] en zijn ouders [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] afgetapt. Op basis van via de tap verkregen informatie is er op 4 januari 2017 en 12-14 januari 2017 door de politie een actiedag georganiseerd. Vervolgens zijn op 21 februari 2017 in Nederland 10 locaties doorzocht en hebben er in België drie doorzoekingen plaatsgevonden.

De rechtbank ziet aanleiding om bij het bespreken van de feiten een andere volgorde te hanteren dan de volgorde zoals deze is aangehouden in de tenlastelegging.

4.3.1.2 Inleidende overwegingen

Bewijsoverweging telefoonnummers verdachten 3

Er is geen verweer gevoerd ten aanzien van de hieronder opgenomen telefoonnummers die door de rechtbank worden toegeschreven aan de verdachten. De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, en de processen-verbaal waarin de identiteit van de gebruiker van de voornoemde telefoonnummers telkens wordt geïdentificeerd, vast dat in de ten laste gelegde periode [medeverdachte 1] gebruik heeft gemaakt van de telefoonnummers [telefoonnummer]4, [telefoonnummer]5 en [telefoonnummer]6, [verdachte] gebruik heeft gemaakt van de telefoonnummers [telefoonnummer]7, [telefoonnummer]8, [telefoonnummer]9, [telefoonnummer]10 en [telefoonnummer]11, [medeverdachte 3] gebruik heeft gemaakt van de telefoonnummers [telefoonnummer]12 en [medeverdachte 3]13, [medeverdachte 2] gebruik heeft gemaakt van de telefoonnummers [telefoonnummer]14 en [telefoonnummer]15, [medeverdachte 4] gebruik heeft gemaakt van het telefoonnummer [telefoonnummer]16 en [medeverdachte 5] gebruik heeft gemaakt van het telefoonnummer [telefoonnummer]17.

Ten behoeve van de leesbaarheid van het vonnis, zal de rechtbank bij het weergeven van tapgesprekken in plaats van voormelde telefoonnummers de namen van de verdachten weergeven.

4.3.1.3 Bewijsmiddelen en bewijsoverwegingen handel in cocaïne (feit 3)

4.3.1.3.1 Bewijsmiddelen

Op 22 oktober 2016 om 21:56 uur belt [NNman 1] ( [NNman 1] ) naar [verdachte] ( [verdachte] ):

[NNman 1] : Luister even, heb je niet die spullen die je altijd van mij krijgt maar dan andere.

[verdachte] : Koffie?

[NNman 1] : Nee, die andere melk.

(…)

Ik wil dat naar 1 iemand brengen, als tie goed is, ik hou van jou

(…)

[verdachte] : Ik moet geld..bij mijn moeder pakken, haal ik eerst 20, 30 bij jou..ik zeg eerlijk tegen jou, Bolle, ik heb spullen

hier net gehaald, je weet toch, ik doe jou gunst, dan haal ik van jou ook drugs (?) Dan blijf ik alleen maar van jou halen..Als tie beter dan die van mij is..

(…)

[verdachte] : Ewa, pak voor mij eentje, ik ga gelijk laten checken..als ze tegen mij zeggen goed, haal ik van jou altijd, ik

zweer het maar je moet...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT