Uitspraak Nº 16/994048-14 (P). Rechtbank Midden-Nederland, 2016-05-20

ECLIECLI:NL:RBMNE:2016:4419
Docket Number16/994048-14 (P)
Date20 Mayo 2016
CourtRechtbank Midden-Nederland (Neederland)
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht

Zittingslocatie Utrecht

Parketnummer: 16/994048-14 (P)

Vonnis van de meervoudige strafkamer van 20 mei 2016

in de strafzaak tegen

[verdachte] B.V.,

gevestigd te [adres] , [postcode] te [vestigingsplaats] .

1 Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 30 november 2015 (regie), 22, 24 (inhoudelijke behandeling), 29 (requisitoir) en 31 maart 2016 (pleidooi), 7 april 2016 (repliek, dupliek en laatste woord verdachte) en 9 mei 2016 (sluiting onderzoek).

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie en van wat namens verdachte (hierna ook te noemen: [verdachte] ) door haar bestuurder de heer [medeverdachte 1] en haar raadslieden, mr. F.H.H. Sijbers en mr. M.M. Mokveld, naar voren is gebracht. Omdat mr. Sijbers hoofdzakelijk het woord heeft gevoerd, zal in het vonnis worden gesproken over “de raadsman”, waarmee mr. Sijbers wordt bedoeld.

2 Tenlastelegging

De tenlastelegging is aan dit vonnis gehecht (Bijlage I).

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte -al dan niet samen met anderen- valse facturen heeft opgemaakt (feit 2) en valse facturen voorhanden heeft gehad (feit 1), zich schuldig heeft gemaakt aan gewoontewitwassen (feit 3) en heeft deelgenomen aan een criminele organisatie (feit 4).

3 Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en het Openbaar Ministerie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4 Waardering van het bewijs
4.1

Het standpunt van het Openbaar Ministerie

De officieren van justitie hebben gevorderd alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen te verklaren.

De officieren van justitie hebben een aantal uitdrukkelijk onderbouwde standpunten naar voren gebracht, die zullen worden besproken bij de bewijsoverwegingen.

4.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit.

De raadsman heeft een aantal verweren gevoerd, die zullen worden besproken bij de bewijsoverwegingen.

4.3

Het oordeel van de rechtbank

4.3.1

Bewijsmiddelen 1

Valsheid in geschrift, gewoontewitwassen en criminele organisatie

[medeverdachte 3]
is sinds 2005 enig aandeelhouder2 en bestuurder3 van [bedrijf 1] BV, welke vennootschap enig aandeelhoudster en bestuurster is van [bedrijf 2] BV4, beide gevestigd te [vestigingsplaats] (hierna respectievelijk: [bedrijf 1] en [bedrijf 2] ). [bedrijf 3] NV (hierna: [bedrijf 3] ) is op verzoek van [medeverdachte 3] opgericht eind 2010/begin 2011. [bedrijf 3] is gevestigd te [vestigingsplaats]5 en [medeverdachte 3] is gemachtigd tot de bankrekeningen van [bedrijf 3] .6

[medeverdachte 3] is vanaf maart 2010 werkzaam geweest bij SNSPF en op interim basis belast met het aansturen van nationale en internationale equity participaties van SNSPF alsmede het behandelen van andere door de directie van SNSPF te bepalen dossiers, hetgeen met zich mee kan brengen dat (tijdelijk) een functie als bestuurder of commissaris dient te worden vervuld.7 [medeverdachte 3] noemt zichzelf interim-manager.8

Introductie en betalingen externen
Nadat hij [medeverdachte 3] had aangenomen is [medeverdachte 1] aangenomen bij SNS via [medeverdachte 3] , aldus [medeverdachte 2] .9 Vervolgens zijn toen nog een aantal mensen aangebracht waaronder [medeverdachte 6] , [medeverdachte 5] , [A] , [B] en [medeverdachte 9] . [medeverdachte 3] heeft met deze mensen gesprekken gevoerd.10 [medeverdachte 1] werd als eerste, medio 2010, aangenomen.11 [medeverdachte 7] heeft verklaard dat een aantal van deze mensen via hem bij SNSPF is gaan werken.12

In het bij [medeverdachte 3] aangetroffen excelbestand genaamd “detachering”13 zijn werkbladen opgenomen met de namen: [naam] , [naam] , [naam] , [naam] , [naam] , [naam] en [naam] . Dit zijn voornamen van medewerkers van SNSPF (de rechtbank begrijpt respectievelijk: [medeverdachte 1] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 5] , [B] , [A] , [medeverdachte 9] en [medeverdachte 8] ). Over de periode augustus 2010 tot en met december 2012 is per persoon vermeld:

- hoeveel uur de medewerker bij SNSPF heeft gewerkt;

- hoeveel vergoeding deze medewerker bij SNSPF heeft gedeclareerd;

- hoeveel [medeverdachte 3] bij deze medewerker declareerde en

- hoe deze declaratie verdeeld werd tussen: [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 7] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 6] en [medeverdachte 5] .14

Volgens [medeverdachte 3] betreft dit zijn administratie van deze groep; hij hield dit overzicht maandelijks bij.15 De bedragen die op dit spreadsheet staan, komen overeen met de afspraken die hij met de betreffende mensen heeft gemaakt.16 De facturen die [medeverdachte 3] voor het verkrijgen van deze vergoedingen stuurde voegde hij ook in de administratie van zijn eigen vennootschappen.17 Als mensen anderen aanbrachten kregen zij een deel van die fee.18 [medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij het zich niet kan voorstellen dat de mensen van deze groep -zoals genoemd op het overzicht- niet wisten dat de fee werd verdeeld over meerdere personen.19 Hij heeft [medeverdachte 2] verteld over deze afspraken en het betalen van de bemiddelingsfees. [medeverdachte 2] wist dat een gedeelte van hun uurtarief naar [medeverdachte 3] ging.20 [medeverdachte 3] heeft [medeverdachte 2] hierover ingelicht enkele maanden nadat de eerste van die groep, [medeverdachte 1] , was aangenomen.21

[medeverdachte 6] en [medeverdachte 5] maakten gebruik van de vennootschappen [bedrijf 4] BV22 en [bedrijf 5] BV23. [medeverdachte 7] maakte gebruik van het bedrijf [bedrijf 6] .24 [medeverdachte 2] is sinds de oprichting in 2006 enig aandeelhouder van [bedrijf 7] BV welke vennootschap enig aandeelhoudster is van [bedrijf 8] BV.25

[medeverdachte 1]
verklaart dat hij directeur-grootaandeelhouder is van de vennootschap [bedrijf 9] BV. Via de werkmaatschappij van deze vennootschap, [verdachte] , is [medeverdachte 1] werkzaam geweest bij SNSPF. Binnen [verdachte] is sprake van een tweetal activiteiten: het aangaan van een contract met SNSPF en het ontvangen van betalingen van een persoon die door [medeverdachte 1] bij [medeverdachte 3] is aangebracht.26 [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij feitelijk leidinggevende is bij [verdachte] .27

[medeverdachte 1] heeft tussen mei en juli 2010 contact gezocht met [medeverdachte 3] . [medeverdachte 3] heeft hem gevraagd of hij geïnteresseerd was in een functie bij SNSPF. [medeverdachte 3] gaf aan dat hij [medeverdachte 1] zou introduceren bij [medeverdachte 2] als [medeverdachte 1] in deze functie geïnteresseerd was. Nadat [medeverdachte 1] zijn cv had opgestuurd, kreeg hij een gesprek met [medeverdachte 2] .28 Na het gesprek met [medeverdachte 2] heeft [medeverdachte 1] gebeld met [medeverdachte 3] om hem te bedanken voor de introductie. [medeverdachte 3] vroeg hem daarop een vergoeding van € 50,- per door [medeverdachte 1] gewerkt uur bij SNSPF. [medeverdachte 3] stelde voor dat [medeverdachte 1] zijn facturen voor SNSPF aan hem stuurde, zodat [medeverdachte 3] kon zien hoeveel uren [medeverdachte 1] had gewerkt.29 Op de facturen van [medeverdachte 3] , die [medeverdachte 1] ontving, stond steeds de omschrijving “advies”. [medeverdachte 1] verklaart daarover dat het in feite ging om bemiddelingsfee, en dat de omschrijving op de factuur -achteraf gezien- dus niet goed is geweest.30

[medeverdachte 3] verklaart dat hij enkele maanden na de afspraak met [medeverdachte 1] [medeverdachte 2] van deze afspraak op de hoogte heeft gebracht. Verder heeft [medeverdachte 3] dit aan niemand binnen SNS verteld.31

[bedrijf 1] en [bedrijf 2] hebben in de periode van 5 oktober 2010 tot en met 31 december 2012 voor in totaal € 228.450,- (exclusief btw) gefactureerd aan [verdachte] . Deze facturen zijn door [verdachte] in de periode van 10 november 2010 tot en met 14 januari 2013 voldaan.32

Uit het excelbestand dat bij [medeverdachte 3] is aangetroffen, blijkt dat van de € 50,- die [medeverdachte 1] per gewerkt uur afdroeg aan [medeverdachte 3] € 25,- werd doorbetaald aan [medeverdachte 2] .33

[medeverdachte 1] verklaart dat [medeverdachte 3] hem op enig moment heeft gevraagd of hij nog ervaren mensen kende. [medeverdachte 3] wist van [medeverdachte 1] dat hij problemen had met het betalen van € 50,- per uur, daarom was [medeverdachte 3] bereid [medeverdachte 1] € 25,- per uur te betalen voor mensen die hij aanbracht.34 [medeverdachte 1] heeft [medeverdachte 9] geïntroduceerd bij [medeverdachte 3] . [medeverdachte 1] heeft niet aan zijn opdrachtgever aangegeven dat hij deze vergoeding ontving.35 De facturen van [medeverdachte 9] werden door [medeverdachte 3] doorgestuurd aan [medeverdachte 1] . Op basis van deze facturen werden door [medeverdachte 1] facturen opgesteld en aan [medeverdachte 3] gestuurd.36 [medeverdachte 1] heeft deze facturen namens zijn bedrijf [verdachte] opgesteld.37 Ter terechtzitting heeft [medeverdachte 1] verklaard dat de eerste jaarrekening van [verdachte] is opgesteld in 2012. Deze jaarrekening had betrekking op het verlengde boekjaar 2010-2011. Tot die tijd had alleen een boekhoudkundige de administratie van [verdachte] bekeken. Bij het opmaken van de jaarrekening in 2012 merkte de accountant op dat de omschrijving op de facturen niet juist was.38

[verdachte] heeft in de periode van 1 januari 2010 tot en met 30 september 2012 voor in totaal € 82.475,- gefactureerd aan [bedrijf 1] en [bedrijf 2] . Deze facturen zijn in de periode van 24 juli 2011 tot en met 16 oktober 2012 voldaan.39 [medeverdachte 1] verklaart dat dit geld onder andere is gebruikt...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT