Uitspraak Nº 16_2690. Rechtbank Oost-Brabant, 2017-03-09
ECLI | ECLI:NL:RBOBR:2017:1221 |
Docket Number | 16_2690 |
Date | 09 Marzo 2017 |
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 16/2690
(gemachtigde: mr. J.W.F. Noot),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder
(gemachtigde: mr. drs. C.L. Schuren).
Bij besluit van 8 februari 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder een aanvraag van eiseres om een Wajong-uitkering afgewezen.
Bij besluit van 20 juli 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Bij brief van 4 november 2016 heeft eiseres aanvullende beroepsgronden ingediend.
Bij brieven van 11 en 16 november 2016 heeft verweerder verweer gevoerd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 november 2016. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
1. Eiseres, geboren op 28 augustus 1996, heeft op 24 september 2014 een aanvraag om een Wajong-uitkering ingediend. Bij besluit van 24 december 2014 heeft verweerder deze aanvraag afgewezen onder de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, zoals deze luidde tot 1 januari 2015 (Wajong 2010). Tegen dat besluit zijn geen rechtsmiddelen aangewend.
2. Op 23 oktober 2015 heeft eiseres opnieuw een aanvraag om een Wajong-uitkering ingediend. Bij het primaire besluit heeft verweerder onder de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, zoals deze luidt vanaf 1 januari 2015 (Wajong 2015), deze aanvraag afgewezen, omdat eiseres blijkens de rapportages van de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige arbeidsvermogen heeft. Tegen dat besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt.
3. In het bestreden besluit heeft verweerder vastgesteld dat eiseres, gelet op hetgeen zij heeft ingevuld op het aan haar door verweerder toegezonden antwoordformulier, met haar herhaalde aanvraag heeft beoogd een verzoek te doen om toepassing van de duuraanspraakjurisprudentie en een aanvraag in te dienen voor een beoordeling op grond van de criteria van de Wajong 2015. Ten aanzien van het verzoek om toepassing van de duuraanspraakjurisprudentie heeft verweerder het standpunt ingenomen dat uit de rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep is gebleken dat het besluit van 24 december 2014 niet onjuist is. Er zijn derhalve geen gronden voor een herziening vanaf de datum van de herhaalde aanvraag, aldus verweerder. Daarnaast heeft verweerder het standpunt ingenomen dat eiseres op grond van de Wajong 2015 niet in aanmerking komt voor een uitkering, omdat, gelet op de rapportages van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep, eiseres weliswaar thans...
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT