Uitspraak Nº 17_1085. Rechtbank Oost-Brabant, 2017-07-04

ECLIECLI:NL:RBOBR:2017:3582
Docket Number17_1085
Date04 Julio 2017
RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch

Bestuursrecht

zaaknummer: SHE 17/1085

uitspraak van de voorzieningenrechter van 4 juli 2017 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven, verweerder

(gemachtigden: mr. M.J.M.J. Heutink en R. Martens).

Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: Stichting Wooninc., te Eindhoven, vergunnninghoudster

(gemachtigde: mr. P.W.M. Dorn)

Procesverloop

Bij besluit van 23 februari 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan vergunninghoudster een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van woningen, een stallingsgarage en uitbreiding van het DAF-museum aan de Picuskade (ongenummerd) te Eindhoven.

Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld bij de rechtbank. Deze heeft het beroep doorgezonden aan verweerder ter behandeling als bezwaar. Tevens heeft verzoeker de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 juni 2017. Verzoeker is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Voor vergunninghoudster is ing. [naam] verschenen, bijgestaan door de gemachtigde.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Feiten

2. Aan de Tongelresestraat in Eindhoven staat het DAF-museum. Ten zuiden van het museum ligt het Eindhovensch Kanaal. Ten westen ligt het zogeheten NRE-terrein. Het bouwplan voorziet in de uitbreiding van het bestaande DAF-museum, een appartementencomplex (het zogenoemde DAF-ensemble) rondom het DAF-museum met parkeergarage, een vrijstaand appartementencomplex aan de kanaalzijde (het zogenoemde Kadeblok) en grondgebonden woningen met tuinen ten westen van het museum. Verzoeker woont op het adres [adres] , ten noorden van het bouwplan.

3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder een omgevingsvergunning verleend voor het bouwplan.
Belanghebbendheid

4. Op grond van artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), in samenhang met artikel 8:1, eerste lid, van de Awb kan uitsluitend een belanghebbende tegen een besluit bezwaar maken. Onder een belanghebbende wordt in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Om als belanghebbende in de zin van de Awb te kunnen worden aangemerkt, moet een natuurlijk persoon een voldoende objectief bepaalbaar, actueel, eigen, persoonlijk belang hebben, dat hem of haar in voldoende mate onderscheidt van anderen en dat rechtstreeks wordt geraakt door het bestreden besluit.

5. Vergunninghoudster stelt dat verzoeker op basis van zicht- en afstandscriteria niet als belanghebbende bij de verleende omgevingsvergunning kan worden aangemerkt. De afstand tussen de woning van verzoeker en de grondgebonden woningen respectievelijk het DAF-ensemble bedraagt minimaal 125 meter respectievelijk 107 meter. Vanwege de tussenliggende woonbebouwing heeft verzoeker vanuit zijn woning, vanaf maaiveldhoogte, geen direct zicht op het bouwplan. Vanaf het dakterras op de tweede verdieping heeft hij mogelijk zicht op de aan de kanaalzijde gelegen hoogbouw, maar die bevindt zich op 200 meter afstand, met tussenliggende woonbebouwing in vier bouwlagen en het DAF-museum. Die afstand is dusdanig dat verzoeker ook vanuit dat perspectief niet als belanghebbende kan worden beschouwd. Ter onderbouwing verwijst zij naar een kaart en foto-impressie van het bouwplan, waarop de afstanden van de woning tot het bouwplan zijn ingetekend. Verder is volgens vergunninghoudster niet gesteld of gebleken dat verzoeker een voldoende objectief en actueel, eigen, persoonlijk belang, heeft dat hem in voldoende mate onderscheidt van anderen en dat rechtstreeks wordt geraakt door de verleende omgevingsvergunning.

6. Ook verweerder betwijfelt op basis van het zicht- en afstandscriterium of verzoeker belanghebbende is, omdat zijn woning op ruim 100 meter afstand van de lagere woonbebouwing en ruim 200 meter van de hoogbouw ligt en tussen zijn woning en het bouwplan meerdere rijen woningen zijn gesitueerd. Ook anderszins kan verzoeker volgens verweerder niet als belanghebbende bij het bestreden besluit worden aangemerkt.

7. Verzoeker stelt dat hij belanghebbende is, reeds omdat hij eigenaar is van een stuk grond op een binnenterrein dat zich op minder dan 100 meter van het bouwplan bevindt. Verder is hij belanghebbende omdat hij vanaf het dakterras maar ook vanuit de woonlaag op de eerste verdieping van zijn woning zicht heeft op de bovenste woonlagen van de bebouwing rond het DAF-museum en op diverse etages van de hoogbouw aan de kanaalzijde. Ter zitting heeft verzoeker een foto overgelegd, waarop hij het uitzicht vanaf het dakterras op het bouwplan door middel van rode belijning heeft gevisualiseerd. Verder heeft verzoeker ter zitting nog gesteld dat zijn belang worden geraakt door de verleende omgevingsvergunning omdat zijn woning hierdoor verder ingebouwd raakt dan te voorzien was bij de aankoop van zijn perceel.

8. De voorzieningenrechter ziet op grond van het verhandelde ter zitting, waar partijen hun standpunten aan de hand van kaarten en foto’s hebben toegelicht, onvoldoende aanleiding voor het oordeel dat verzoeker belanghebbende is vanwege zijn hoedanigheid als
(mede-)eigenaar van een perceel dat direct grenst aan zijn perceel.

9. Daarnaast heeft de voorzieningenrechter op basis van zicht- en afstandscriteria gerede twijfel aan de belanghebbendheid van verzoeker. Uit vaste rechtspraak volgt dat indien geen of nauwelijks sprake is van zicht op de locatie waarop een omgevingsvergunning voor bouwen betrekking heeft, afstanden groter dan 100 meter in de regel niet leiden tot het aannemen van belanghebbendheid. Ter zitting is niet weersproken dat verzoeker op minimaal 107 meter afstand van het bouwplan woont. Evenmin heeft hij weersproken dat hij vanaf maaiveldhoogte bezien, vanwege tussenliggende bebouwing, geen direct zicht heeft op het bouwplan. Voor zover verzoeker vanaf het dakterras en, zoals ter zitting gesteld, een woonlaag op de eerste verdieping zicht heeft op het bouwplan is echter ter zitting onvoldoende komen vast te staan of dit van zodanige betekenis is dat verzoeker hierdoor rechtstreeks in zijn belang wordt geschaad. Verweerder dient over dit aspect in het nog te nemen besluit op bezwaar nader duidelijkheid te verschaffen.

10. Voor het overige is naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet aannemelijk geworden dat het bouwplan merkbare invloed heeft op de woon- en...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT