Uitspraak Nº 17_271. Rechtbank Oost-Brabant, 2017-06-28

ECLIECLI:NL:RBOBR:2017:3491
Date28 Junio 2017
Docket Number17_271
RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch

Bestuursrecht

Zaaknummer: SHE 17/271

Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 juni 2017 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. J.J.M. Boot),

en

het bestuur van de raad voor rechtsbijstand, verweerder

(gemachtigde: mr. P.S.J. de Koning).

Procesverloop

Bij besluit van 9 augustus 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser om een toevoeging voor rechtsbijstand afgewezen.

Bij besluit van 12 december 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 juni 2017. Eiser noch zijn gemachtigde is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.

Eiser heeft op 14 juli 2016 een toevoeging aangevraagd voor het indienen van een bezwaarschrift tegen het besluit van verweerder van 1 juni 2016 waarbij, naar aanleiding van een hercontrole van het inkomen, de eigen bijdrage van eiser voor een verleende toevoeging werd verhoogd van € 77,00 tot € 744,00, door eiser aan verweerder te betalen.

Bij het primaire besluit heeft verweerder de aanvraag om toevoeging afgewezen, omdat het vastgestelde inkomen de wettelijke vastgestelde financiële grenzen overschrijdt en omdat bezwaar wordt gemaakt tegen een negatieve beslissing van de Raad die eiser zelf of met behulp van het juridisch loket kan afhandelen.

2. Verweerder heeft bij het bestreden besluit het bezwaar ongegrond verklaard, op grond van het bepaalde in artikel 12, tweede lid aanhef en onder g, en artikel 28, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet op de rechtsbijstand (Wrb). Aldus heeft verweerder het standpunt gehandhaafd dat eiser het bezwaar zelf, of met behulp van het juridische loket, kon afhandelen. In een dergelijke situatie wordt slechts bij uitzondering een toevoeging verstrekt. De zaak dient daartoe zodanig feitelijk en/of juridisch complex te zijn dat bijstand van een advocaat noodzakelijk is. Daarvan is niet gebleken. Eiser kan alle relevante informatie over zijn inkomenspositie van toen en nu zelfstandig naar voren brengen. Het niet spreken van de Nederlandse taal, het niet beschikken over juridische kennis of een slechte gezondheid van indiener maakt niet dat er een noodzaak bestaat tot juridische bijstand, aldus verweerder.

3.1

Eiser voert allereerst aan dat artikel 7:13, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is geschonden omdat de Raad voor Rechtsbijstand niet is opgeroepen voor de hoorzitting en daarvan ook niet op de hoogte was. Verweerder wordt overigens steevast niet uitgenodigd voor hoorzittingen. Eiser had belang bij oproeping van verweerder, omdat hij dan de gelegenheid zou hebben gehad te reageren op de te geven toelichting op het bestreden besluit.

3.2

Verweerder stelt zich op het standpunt dat artikel 7:13 van de Awb, noch enig ander artikel, een verplichting schept voor een bestuursorgaan om ter zitting bij de commissie van bezwaar aanwezig te zijn. Verweerder was op de hoogte van de hoorzitting...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT