Uitspraak Nº 18/059253-19. Rechtbank Noord-Nederland, 2019-09-24

ECLIECLI:NL:RBNNE:2019:3973
Docket Number18/059253-19
Date24 Septiembre 2019
CourtRechtbank Noord-Nederland (Neederland)
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht

Locatie Assen

parketnummer 18/059253-19

Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 24 september 2019 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1970 te [geboorteplaats],

wonende te [woonplaats], [staatnaam].

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 10 september 2019.

Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. F.H. Kappelhof, advocaat te Delfzijl. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. H. Mous.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

hij op of omstreeks 7 oktober 2018 te Coevorden als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de afrit van de A37, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden - (gekomen ter hoogte van de kruising of splitsing van die afrit van de A37 met de weg, de N376 en/of welke N376 een rechte weg betrof en/of waarbij het uitzicht niet werd belemmerd - door

- zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, met dat voertuig over dat kruisings- of splitsingsvlak is gaan keren, althans bezig was met de uitvoering van een

keermanoeuvre en/of (daarbij) het overige verkeer, te weten een over die N376 voortrijdende bestuurder van een motorfiets niet voor te laten gaan en/of

(tevens) met dat voertuig de dubbele doorgetrokken streep (wegbelijning) tussen de rijstrook - bestemd voor voornoemde bestuurder van die motorfiets - en een voorsorteerstrook te overschrijden

waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een (operatief verholpen) kaakbreuk en/of breuk in schouderblad en/of een of meer wervelfracturen, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

hij op of omstreeks 7 oktober 2018 te Coevorden als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, afrit A37, gekomen ter hoogte van de kruising of splitsing van die afrit van de A37 met de weg, de N376 en/of welke N376 een rechte

weg betrof en/of waarbij het uitzicht niet werd belemmerd en toen

met zijn voertuig of het kruisings- of splitsingvlak heeft gekeerd zonder daarbij het overige verkeer voor te laten gaan op een moment dat de bestuurder van een motorfiets hem, verdachte, dicht was genaderd, en/of

zijn voertuig op zodanige wijze heeft bestuurd en/of beremd dat hij de vrije doorgang voor de over die N376 naderende bestuurder van een motorfiets heeft belemmerd,

waardoor, althans mede waardoor tussen genoemde voertuigen een botsing of aanrijding, althans aanglijding is ontstaan, waarbij de bestuurder van die motorfiets (zeer) ernstig gewond is geraakt,

door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde, zover dit betreft aanmerkelijk onvoorzichtig handelen. Daartoe heeft hij aangevoerd dat de combinatie van het niet voorrang verlenen bij het keren op de weg en het overschrijden van een dubbele doorgetrokken streep, voldoende is om schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 bewezen te kunnen verklaren.

De officier van justitie neemt bij zijn beoordeling in aanmerking dat verdachte reed met behulp van een routeplanner op zijn mobiele telefoon, welke telefoon op de middenconsole van de auto van verdachte lag. Door de mobiele telefoon op deze wijze te gebruiken moest verdachte zijn aandacht verdelen tussen het verkeer en de telefoon, wat mede heeft bijgedragen aan de onoplettendheid van verdachte, aldus de officier van justitie.

Standpunt van de verdediging

De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte van het primair ten laste dient te worden vrijgesproken. Daartoe heeft hij het volgende aangevoerd. Nadat verdachte zich bewust was van het feit dat hij een afslag had gemist en dit wilde herstellen, is hij gaan keren op de weg. Verdachte heeft gekeken of er verkeer naderde maar heeft desondanks de motorrijder niet gezien. Het verwijt dat verdachte kan worden gemaakt, is dat hij de motor geen voorrang heeft verleend.
Volgens de raadsman is het onduidelijk of er ter plaatse sprake was van overschrijding van een doorgetrokken streep, en zo ja, of verdachte die streep heeft overschreden tijdens het keren op de weg. Gelet hierop kan het overschrijden van de doorgetrokken streep niet worden bewezen. De raadsman verwijst in dit verband naar de situatiefoto’s, zoals opgenomen in het proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse (hierna: de VOA). Voorts blijkt nergens uit dat de aanwezigheid van de mobiele telefoon op de middenconsole van de auto van verdachte, van invloed is geweest op het rijgedrag van verdachte.

Ook is niet duidelijk wat de invloed is geweest van de gereden snelheid door de motorrijder op het ontstaan van het ongeval.

Samenvattend heeft de raadsman, onder verwijzing naar jurisprudentie van de Hoge Raad, aangevoerd dat de enkele gedraging bestaande uit het nalaten om voorrang te verlenen aan de motor onvoldoende is om te komen tot een...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT