Uitspraak Nº 18/158927-19. Rechtbank Noord-Nederland, 2020-12-24
ECLI | ECLI:NL:RBNNE:2020:4628 |
Date | 24 Diciembre 2020 |
Docket Number | 18/158927-19 |
Court | Rechtbank Noord-Nederland (Neederland) |
Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/158927-19
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 22 december 2020 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
geboren op [geboortedatum] 1992 te [geboorteplaats],
wonende te [straatnaam], [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 15 december 2020.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.R.M. Schaap, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. D. Roggen.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op een of meer tijdstippen in de periode van 1 september 2017 tot en met 18 januari 2019
te [pleegplaats], gemeente Aa en Hunze, en/of Groningen,
terwijl zij werkzaam was in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg,
ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer],
die zich als patiënt en/of cliënt aan verdachtes hulp en/of zorg had toevertrouwd, door
- die [slachtoffer] te zoenen en/of te pijpen en/of
- zich door die [slachtoffer] te laten beffen en/of
- met die [slachtoffer] geslachtsgemeenschap te hebben.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het ten laste gelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat op basis van het strafdossier niet kan worden vastgesteld dat door verdachte daadwerkelijk misbruik is gemaakt van gezag en vertrouwen. Uit de verklaring van [slachtoffer] kan worden afgeleid dat de seksuele handelingen die hebben plaatsgevonden tussen hem en verdachte gebeurden met wederzijds goedvinden en instemming. Voorts heeft de behandelrelatie bij de seksuele handelingen geen rol gespeeld. Nu bij [slachtoffer] sprake was van vrijwilligheid en daarbij enige vorm van afhankelijkheid niet van invloed is geweest, is er ook geen sprake van ontucht.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft eveneens betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit. Verdachte ontkent een seksuele relatie te hebben gehad met [slachtoffer]. Primair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat niet wordt voldaan aan het bewijsminimum zoals bedoeld in artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Subsidiair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat geen sprake is geweest van een bepaalde overwichtsituatie of een...
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT