Uitspraak Nº 18/4689 AOW. Centrale Raad van Beroep, 2020-11-05

ECLIECLI:NL:CRVB:2020:2748
Date05 Noviembre 2020
Docket Number18/4689 AOW
CourtCentrale Raad van Beroep (Nederland)
18 4689 AOW

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 19 juli 2018, 17/6222 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)

[betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)

Datum uitspraak: 5 november 2020

PROCESVERLOOP

De Svb heeft hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.

Namens betrokkene heeft mr. M.J. van Dam, advocaat, een verweerschrift ingediend.

Partijen hebben nadere stukken ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 november 2019, gevoegd met een aantal soortgelijke zaken. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A. Marijnissen, mr. A.P. van den Berg, mr. A. van der Weerd en mr. M.M.T. Wickenhagen. Betrokkene heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. Van Dam.

Na de behandeling ter zitting zijn de zaken gesplitst. Het onderzoek is vervolgens heropend.

Het nadere onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 juli 2020, gevoegd met een aantal soortgelijke zaken. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. Van den Berg en mr. Van der Weerd. Betrokkene heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. Van Dam.

Na de behandeling ter zitting zijn de zaken gesplitst. Het onderzoek is vervolgens heropend en de zaak is verwezen naar een meervoudige kamer. Onder toepassing van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een nader onderzoek ter zitting achterwege gebleven, omdat partijen niet binnen de gestelde termijn hebben verklaard gebruik te willen maken van het recht ter zitting te worden gehoord. Daarna heeft de Raad het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, van de Awb gesloten.

OVERWEGINGEN
1.1.

Betrokkene heeft van 1 mei 2010 tot en met 31 december 2012 gewerkt op het schip ‘[naam schip]’, dat toebehoort aan de Nederlandse exploitant [exploitant] te [vestigingsplaats 1]. Betrokkene heeft in deze periode op de loonlijst gestaan van [werkgever 1]. te [vestigingsplaats 2] en [werkgever 2] te [vestigingsplaats 2].

1.2.

Bij besluit van 30 september 2016 heeft de Svb vastgesteld dat op betrokkene over de periode van 1 mei 2010 tot en met 31 december 2012 het Nederlandse socialezekerheidsrecht van toepassing is en A1-verklaringen over deze periode afgegeven.

1.3.

Bij besluit van 15 september 2017 (het bestreden besluit) heeft de Svb de bezwaren tegen het besluit van 30 september 2016 ongegrond verklaard. Hieraan is ten grondslag gelegd dat op grond van artikel 16, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 883/2004 (Vo 883/2004) tussen de Rijnoeverstaten de Rijnvarendenovereenkomst is gesloten. Betrokkene heeft in de periode in geding in de Rijnvaart werkzaamheden verricht op een schip met een Nederlandse exploitant, zodat op grond van artikel 4, tweede...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT