Uitspraak Nº 18/744. Rechtbank Oost-Brabant, 2019-06-21

ECLIECLI:NL:RBOBR:2019:3416
Date21 Junio 2019
Docket Number18/744

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch

Bestuursrecht

zaaknummers: SHE 18/744 en SHE 18/931

uitspraak van de meervoudige kamer van 21 juni 2019 in de zaak tussen

[eiser] , [eiser] . en [eiser], te [plaats] , eisers

(gemachtigde: mr. J.J.J. de Rooij),

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oirschot, verweerder

(gemachtigde: mr. R. Benhadi).

Als derde-partijen hebben aan het geding deelgenomen:
1. [belanghebbende], , [belanghebbende] , [belanghebbende] en [belanghebbende], te [plaats]
(gemachtigde: mr. [naam] )

2. [belanghebbende] , [belanghebbende] , [belanghebbende] , [belanghebbende] en [belanghebbende], te [plaats]

(gemachtigde: mr. D. Heuker of Hoek)

3 het college van gedeputeerde staten van de provincie Noord-Brabant (GS)
(gemachtigde: mr. E.F.M. Vos)
4 de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties (minister)

(gemachtigde: mr. I.M. van der Heijden).

Procesverloop

Bij besluit van 17 november 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder aan [eiser] een omgevingsvergunning verleend voor het uitbreiden van een bestaande varkensstal op het adres [adres] .

Bij besluit van 21 juni 2016 heeft verweerder het bezwaar van derde-belanghebbenden 1 en 2 deels gegrond verklaard, het primaire besluit herroepen en de gevraagde omgevingsvergunning alsnog geweigerd.

Het hiertegen door [naam] ingestelde beroep is bij uitspraak van 24 mei 2017 (ECLI:NL:RBOBR:2017:2824) gegrond verklaard. Hierbij heeft de rechtbank het besluit van 21 juni 2016 vernietigd en verweerder opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen.

Bij besluit van 20 februari 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de bezwaren van derde-belanghebbenden 1 en 2 ongegrond verklaard en vervolgens de aangevraagde omgevingsvergunning opnieuw geweigerd.

Eisers hebben hiertegen afzonderlijk beroep ingesteld. Het beroep van [eiser] en [eiser] . is geregistreerd onder zaaknummer 18/744, dat van [eiser] onder zaaknummer SHE 18/931. De beroepsgronden zijn in beide zaken identiek.

De zaken zijn behandeld op de zitting van 16 april 2019. [eiser] is verschenen, bijgestaan door de gemachtigde van eisers. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde alsmede door mr. [naam] en [naam] . Namens GS is de gemachtigde verschenen. Namens de minister is de gemachtigde verschenen. [belanghebbende] , [belanghebbende] en [belanghebbende] zijn verschenen alsmede de gemachtigden van de overige partijen.

Overwegingen

Inleiding

1. In deze uitspraak worden eerst de relevante feiten op een rij gezet. Daarna worden de beroepsgronden van eisers behandeld. In de bijlage bij deze uitspraak staat de belangrijkste regelgeving waarnaar wordt verwezen in deze uitspraak.

Feiten

2. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.

 Eisers exploiteren een varkenshouderij aan de [adres] , in gemengd landelijk gebied, en willen de ter plaatse aanwezige stal (binnen het bestaande bouwvlak) vergroten.

 Op grond van de bestaande vergunning van 5 juli 2007 mogen er 250 scharrelvarkens en 3 paarden worden gehouden.

 Op 2 december 2014 heeft [naam] van [eiser] bij verweerder een aanvraag om omgevingsvergunning ingediend voor het uitbreiden van de bestaande varkensstal binnen het bestaande bouwvlak van 350 m2 naar 925 m2. Na de uitbreiding zullen binnen de inrichting 669 opfokzeugen en 774 vleesvarkens worden gehouden. De aanvraag ziet op de volgende activiteiten:
- het bouwen van een bouwwerk met agrarische functie (bouwen)
- het verrichten van een activiteit waarvoor een beperkte milieutoets nodig is (OBM).
Op het moment van indienen van de aanvraag gold het bestemmingsplan “Buitengebied 2013 fase II”.

 Op 31 maart 2015 heeft de gemeenteraad van Oirschot (de gemeenteraad) een voorbereidingsbesluit genomen voor het perceel van eisers. Dat voorbereidingsbesluit is in werking getreden op 1 april 2015.

 Voor het voorgenomen project is op 11 juni 2015 een vergunning op basis van de Natuurbeschermingswet 1998 verleend.

 Bij het primaire besluit van 17 november 2015 heeft verweerder de gevraagde omgevingsvergunning verleend.

 Derde-partijen 1, alsmede [belanghebbende] en [belanghebbende] hebben hiertegen bezwaar gemaakt.

 Op 31 maart 2016 heeft verweerder het ontwerpbestemmingsplan “Buitengebied herziening [adres] ” ter inzage gelegd.

 Op 7 april 2016 hebben eisers de aanvraag gewijzigd door een spuiwaterput niet meer op te nemen en de afstand van de gevel van een bedrijfsgebouw tot de as van de weg te verkleinen.

 Bij besluit van 21 juni 2016 heeft de gemeenteraad het bestemmingsplan "Buitengebied, herziening [adres] " gewijzigd vastgesteld. Hiertegen is beroep ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling). Het bestemmingsplan is wel in werking getreden. De Afdeling heeft op 5 juli 2017 een tussenuitspraak gedaan (ECLI:NL:RVS:2017:1816).

 Op 15 juli 2017 is de Verordening ruimte 2014 (VR 2014) van de provincie Noord-Brabant vervangen door de Verordening ruimte Noord-Brabant (VrNB).

 Bij besluit van 19 december 2017 (hierna: het herstelbesluit) heeft de raad ter uitvoering van de tussenuitspraak het bestemmingsplan "Buitengebied, herziening [adres] " opnieuw en gewijzigd vastgesteld. Dit besluit is ter inzage gelegd op 8 februari 2018.

 Op 7 november 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:3609) heeft de Afdeling een einduitspraak gedaan in de bestemmingsplanprocedure. Hierin is het besluit van de gemeenteraad van 21 juni 2016 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Buitengebied, herziening [adres] " vernietigd en is het herstelbesluit van de gemeenteraad van 19 december 2017 in stand gebleven.

Samenvatting voornaamste standpunten

3.1

Verweerder heeft in het bestreden besluit (kort samengevat) overwogen dat de bezwaren van derde-partijen 1 en 2 ongegrond zijn. Het bouwplan voldoet echter niet aan de VrNB, in het bijzonder het rechtstreeks werkende artikel 35 van de VrNB. In dat kader stelt verweerder zich op het standpunt dat niet wordt voldaan aan de Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij 2.0 (BZV 2.0) en evenmin aan de in artikel 35, derde lid, van de VrNB opgenomen stalderingsregeling. Daarom weigert verweerder de omgevingsvergunning opnieuw. De rechtbank begrijpt het bestreden besluit aldus dat verweerder hiermee ook het oorspronkelijke primaire besluit wederom herroept.

3.2

Eisers stellen (kort samengevat) dat ten onrechte wordt getoetst aan de BZV 2.0. Er had aan een eerdere versie van de BZV moeten worden getoetst. Bovendien had de BZV buiten toepassing moet worden gelaten. Ook de stalderingsregeling had buiten toepassing moeten worden gelaten. Eisers merken op dat zij steeds worden geconfronteerd met nieuwe eisen terwijl volgens hen duidelijk is dat de aanvankelijke weigering van de vergunning en het schrappen van bouwmogelijkheden onrechtmatig is.

3.3

De derde-partijen 1 en 2 hebben geen beroep ingesteld tegen het bestreden besluit en sluiten zich bij de standpunten van verweerder aan. GS ziet geen aanleiding de stalderingsregeling buiten toepassing te laten. De Minister is van mening dat het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (BuChw) niet onverbindend is.

Het toepasselijke recht

4.1

De rechtbank stelt vast dat de aanvraag van eisers vanaf het moment van indiening tot de aanpassing van 7 april 2016 in strijd was met het bestemmingsplan “Buitengebied 2013 fase II” omdat de aanvraag voorzag in de realisatie van een spuiwaterput die niet onder de bedrijfsgebouwen lag en omdat de gevel van een bedrijfsgebouw niet voldeed aan de in artikel 3.2.1 onder e, van de planregels genoemde afstand tot de weg. Deze strijdigheid met het bestemmingsplan is tussen partijen niet in geschil. In het midden kan blijven of de aanvraag ook op andere punten in strijd was met bestemmingsplan “Buitengebied 2013 fase II”. Op 7 april 2016 lag het ontwerpbestemmingsplan "Buitengebied, herziening [adres] " ter inzage, dat op 21 juni 2016 is vastgesteld. De aanvraag was hiermee in strijd. Het bestemmingsplan “Buitengebied, herziening [adres] ” is na een bestuurlijke lus vastgesteld op 19 december 2017 maar is ter inzage gelegd op 8 februari 2018. Op het moment dat het bestreden besluit werd genomen, was dit bestemmingsplan nog niet in werking getreden, gelet op artikel 3.8, vijfde lid, van de Wet ruimtelijke ordening (Wro).

4.2

De rechtbank is daarom van oordeel dat verweerder bij het nemen van het bestreden besluit moest toetsen of werd voldaan aan het op dat moment geldende recht. Er is geen aanleiding voor het maken van een uitzondering. Dat betekent dat verweerder ook moest toetsen of werd voldaan aan de op dat moment geldende VrNB, ook al was de aanvraag in overeenstemming met de provinciale ruimtelijke verordening die gold direct voor 15 juli 2017. De rechtbank vindt steun voor dit oordeel in de uitspraak van de Afdeling van 20 juni 2018 (ECLI:NL:RVS: 2018:2010).

De BZV

5.1

Eisers stellen in de eerste plaats dat niet had mogen worden getoetst aan de BZV 2.0.

5.2

In het bestreden besluit is verweerder inhoudelijk ingegaan op de bezwaargronden van derde-partijen 1 en 2 tegen de overgelegde informatie in verband met de eisen vanwege de BZV 1.0. De hiertegen gerichte bezwaren zijn ongegrond verklaard. Verweerder werpt eisers wel tegen dat zij niet tijdig de uitkomst van de BZV 2.0 toets hebben overgelegd en legt het ontbreken van deze toets ten grondslag aan het bestreden besluit.

5.3

De derde-partij 1 heeft gesteld dat het op de weg van eisers had gelegen om de door verweerder gevraagde BZV 2.0 toets te overleggen en betwijfelt of er ooit een ontvankelijke aanvraag is geweest.

5.4

Op basis van artikel 6.3, tweede lid, van de VrNB kunnen nadere regels worden gesteld die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij. De BZV is als nadere regel van de VR 2014...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT