Uitspraak Nº 18_1264. Rechtbank Oost-Brabant, 2018-10-02

ECLIECLI:NL:RBOBR:2018:4737
Docket Number18_1264
Date02 Octubre 2018
RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch

Bestuursrecht

zaaknummer: SHE 18/1264

uitspraak van de meervoudige kamer van 2 oktober 2018 in de zaak tussen [eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. F.K. van den Akker),

en

de minister van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R. Faasse).

Procesverloop

Bij besluit van 28 augustus 2017 (het primaire besluit) heeft de korpschef van de Nationale Politie (hierna: de korpschef) eisers aanvraag om een vuurwapen met bijbehorende munitie en wissellopen bij te schrijven op zijn wapenverlof afgewezen op grond van artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet wapens en munitie (Wwm).

Bij besluit van 24 april 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het administratief beroep van eiser gegrond verklaard, het primaire besluit vernietigd en de aanvraag afgewezen op grond van artikel 28, tweede lid en onder b, van de Wwm.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 september 2018. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Het juridisch kader dat van belang is voor deze uitspraak is opgenomen in de bijlage.

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.

1.1

Eiser is lid van [naam vereniging] .

1.2

De [naam vereniging] is gecertificeerd door en aangesloten bij de Koninklijke Nederlandse Schietsport Associatie (KNSA).

1.3

De KNSA is een vereniging die de belangen behartigt van de aangesloten schietsportverenigingen en officieel als gesprekspartner is erkend bij diverse overheden en ministeries waaronder het ministerie van Justitie en Veiligheid.

1.4

Eiser heeft een aanvraag ingediend voor het voorhanden hebben van een

vuurwapen van categorie III als bedoeld in de Wwm. De aanvraag betreft een enkelloops kogelgeweer van het merk Accuracy, type AXMC. Het wapen kan door vervanging van de loop en de grendel van kaliber wisselen. De aanvraag betreft mede een wisselloop .338 Lapua met een kaliber van 8.58 millimeter.

1.5

Voor de feiten verwijst de rechtbank verder naar het procesverloop.

2. In het bestreden besluit heeft verweerder het standpunt ingenomen dat de aanvraag moet worden afgewezen op grond van artikel 26, vierde lid, onder b, en artikel 28, tweede lid, onder b, van de Wwm, gelezen in samenhang met artikel 43, vijfde lid, van de Regeling wapens en munitie (Rwm). Genoemde bepalingen zien volgens verweerder op het waarborgen van de openbare orde en de veiligheid bij het beoefenen van de schietsport. Schietsportdisciplines zijn vastgesteld om te waarborgen dat wapens en schietterrein geschikt zijn om op veilige wijze de schietsport te beoefenen. De vereiste vaardigheid kan slechts worden verkregen indien een erkende of gereglementeerde tak van schietsport wordt beoefend. De door eiser gewenste schietsportdisciplines, te weten Silhouet, Benchcrest en Groot Kaliber geweer, kunnen zoals blijkt uit de voor de schietsportdisciplines vastgestelde reglementen, in Nederland niet worden beoefend met een kaliber groter dan 8 mm. Het gevraagde verlof wordt geweigerd omdat eiser niet voldoet aan de voorwaarde dat hij geen gevaar voor de openbare orde of veiligheid kan vormen.

De beroepsgrond

3. Eiser heeft aangevoerd dat het bestreden besluit geen stand kan houden omdat de afwijzing van de aanvraag is gebaseerd op een restrictie die door de KNSA is gesteld, te weten dat geen schietsportdisciplines mogen worden beoefend met een kaliber groter dan

8 mm. Die restrictie staat echter niet in de Wwm, de Rwm of de Circulaire Wapens en munitie 2016 (de Circulaire). Daarmee heeft verweerder de afweging of eiser voldoet aan de voorwaarde van artikel 28, tweede lid, onder b, van de Wwm feitelijk overgelaten aan de KNSA. Dit is niet toegestaan. Eiser wijst in dit verband op de uitspraak van 20 november 2013 (ECLI:NL:RVS:2013:2080) van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling). Op de zitting heeft eiser zijn standpunt aangevuld met de opmerking dat ook als genoemde uitspraak niet van toepassing is...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT