Uitspraak Nº 19/00771 en 19/00779. Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 2022-04-13

ECLIECLI:NL:GHSHE:2022:1198
Docket Number19/00771 en 19/00779
Date13 Abril 2022
CourtGerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland)
IssuerGerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland)
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummers: 19/00771 en 19/00779

Uitspraak op het hoger beroep (met het nummer 19/00779) van

[belanghebbende] .,

gevestigd in [vestigingsplaats] ,

hierna: belanghebbende,

en het hoger beroep (met het nummer 19/00771) van

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de inspecteur,

tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 11 november 2019, nummer BRE 17/4994, in het geding tussen belanghebbende en de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding
1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende de aanslag vennootschapsbelasting (hierna: VPB) 2012 (hierna: de aanslag) opgelegd. Tevens is bij beschikking belastingrente in rekening gebracht (hierna: de beschikking belastingrente).

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslag en de beschikking belastingrente.

1.3.

De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard.

1.5.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld. Dit hoger beroep is bij het hof bekend onder nummer 19/00779. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft in reactie op het verweerschrift een conclusie van repliek ingediend. De inspecteur heeft een conclusie van dupliek ingediend.

1.6.

De inspecteur heeft eveneens hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank. Dit hoger beroep is bij het hof bekend onder nummer 19/00771. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

1.7.

Belanghebbende heeft vóór de zitting nadere stukken met dagtekening 24 december 2020 en 8 januari 2021 ingediend. De door belanghebbende ingediende nadere stukken hebben betrekking op het door haar ingestelde hoger beroep met het nummer 19/00779. De inspecteur heeft nadere stukken met dagtekening 7 januari 2021 ingediend. De door de inspecteur ingediende nadere stukken hebben betrekking op beide hoger beroepen. De nadere stukken zijn doorgestuurd naar de andere partij.

1.8.

De zitting heeft plaatsgevonden op 20 januari 2021 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen, namens belanghebbende, [A] (Tax Director van het [concern] ) en [B] (Algemeen Directeur [E BV] ), en als gemachtigden van belanghebbende, [gemachtigde 1] , [gemachtigde 2] en [gemachtigde 3] en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] , [inspecteur 2] , [inspecteur 3] , [inspecteur 4] en [inspecteur 5] .

1.9.

Beide partijen hebben tijdens de zitting een pleitnota voorgelezen en exemplaren daarvan overgelegd aan het hof en aan de andere partij.

1.10.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat gelijktijdig met de uitspraak aan partijen wordt verzonden.

2 Feiten

Algemeen

2.1.

Belanghebbende maakt deel uit van het [concern] (hierna: het [concern] ). [F International] (hierna: [F International] ) is de [land-se] topholding. Het [concern] houdt zich met name bezig met de verkoop en de productie van kunstmest en kunstmestproducten. In [report 1] worden de bedrijfsactiviteiten als volgt omschreven:

‘(…) [concern] is a company that focuses on the production, distribution and sale of nitrogen chemicals. The main application is fertilizers, while industrial uses are an important and faster growing segment. [concern] employs its scale, flexibility and global presence to deliver reliable supplies of mineral fertilizer and related industrial products to customers worldwide. (…)’

2.2.

Belanghebbende maakt als moedermaatschappij deel uit van een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting (hierna: de fiscale eenheid) met diverse dochtermaatschappijen, waaronder de tussenholding [H BV] (hierna: [H BV] ) en de productievennootschap [E BV] (hierna: [E BV] ).

2.3.

Met betrekking tot 2012 heeft belanghebbende op 30 april 2014 aangifte VPB gedaan naar een belastbaar bedrag van € 29.430.045 (hierna: de aangifte VPB 2012).

2.4.

Met dagtekening 19 november 2016 is de aanslag aan belanghebbende opgelegd naar een belastbaar bedrag van € 162.506.660. De gelijktijdig gegeven beschikking belastingrente bedraagt € 8.152.328. In de aanslag zijn de navolgende correcties van het aangegeven belastbaar bedrag begrepen:

Aangegeven belastbaar bedrag

€ 29.430.045

Toerekenen rente aan vaste inrichting [land 1] (objectvrijstelling)

€ 14.277.000

Voorziening heffingsrente

€ 101.000

Voorziening belastingschade

€ 419.000

IJzeren voorraadstelsel

€ 19.050.304

Hedging ASA

€ 13.339.000

Samenhangend waarderen dollarposities

€ 43.047.165

Winstoverheveling naar [J AG]

€ 42.843.146

Vastgesteld belastbaar bedrag

€ 162.506.660

2.5.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslag en de beschikking belastingrente. Bij uitspraak op bezwaar van 20 juli 2017 heeft de inspecteur het bezwaar ongegrond verklaard en de aanslag en de beschikking belastingrente gehandhaafd.

2.6.

Belanghebbende heeft op 11 juli 2017 beroep ingesteld tegen het niet tijdig doen van uitspraak op bezwaar. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de aanslag verminderd tot een berekend naar een belastbaar bedrag van € 107.724.357, de beschikking belastingrente dienovereenkomstig verminderd, de inspecteur veroordeeld in de kosten van het bezwaar en het geding bij de rechtbank van, in totaal, € 4.088 en bepaald dat de inspecteur aan belanghebbende het betaalde griffierecht van € 333 vergoedt. De rechtbank heeft het belastbaar bedrag als volgt berekend:

Aangegeven belastbaar bedrag

€ 29.430.045

Toerekenen rente aan vaste inrichting [land 1] (objectvrijstelling)

€ 12.430.000

Voorziening heffingsrente

€ 101.000

Voorziening belastingschade

€ 419.000

IJzeren voorraadstelsel

€ 19.050.304

Hedging ASA

€ 13.338.129

Samenhangend waarderen dollarposities

-/- € 9.887.267

Winstoverheveling naar [J AG]

€ 42.843.146

Vastgesteld belastbaar bedrag

€ 107.724.357

Objectvrijstelling

2.7.

Belanghebbende houdt sinds 2009 als commanditair vennoot een belang van 49,5% in [K CV] (hierna: [K CV] respectievelijk de vaste inrichting). [K CV] exploiteert een kunstmestfabriek in [land 1] . [K CV] is naar Nederlands recht transparant. Belanghebbende heeft daarnaast een 50%-belang in [L BV] (hierna: [L BV] .). [L BV] . is de beherend vennoot van [K CV] [L BV] . houdt een belang van 1% in [K CV]

2.8.

Belanghebbende heeft kapitaal met een waarde in Amerikaanse dollars (hierna: USD) van 225.000.000 (omgerekend: € 174.701.000) en knowhow ingebracht in [K CV] Belanghebbende heeft de kapitaalstorting geheel gefinancierd met een op 9 februari 2009 door [M SA] verstrekte lening. De lening heeft een looptijd van 5 jaar. Het overeengekomen rentepercentage bedraagt 8%. De aandelen in [M SA] worden voor 99,99 % gehouden door [H BV] .

2.9.

In 2011 is een burgeroorlog uitgebroken in [land 1] . Dit heeft ertoe geleid dat gedurende een deel van het jaar 2011 en van het jaar 2012 de activiteiten van de kunstmestfabriek in [land 1] hebben stil gelegen. Tot en met 2014 is in de commerciële jaarrekening geen impairment opgenomen. Eerst in 2015 wordt een impairment opgenomen voor de activiteiten in [land 1] NOK 893.000.000 (ongeveer € 100.000.000).

2.10.

Belanghebbende heeft in 2012 met betrekking tot de onder 2.8. omschreven lening € 14.277.000 aan rente betaald.

2.11.

Belanghebbende heeft in de aangifte VPB 2012 een door [K CV] in 2012 behaald resultaat van -/- € 20.052.000 als resultaat uit vaste inrichting verantwoord, met dien verstande dat belanghebbende met betrekking tot dit resultaat aanspraak heeft gemaakt op toepassing van de objectvrijstelling. Belanghebbende heeft geen rentekosten toegerekend aan [K CV]

2.12.

Bij het opleggen van de aanslag heeft de inspecteur de objectvrijstelling gecorrigeerd met € 14.277.000 wegens toerekening van rentekosten aan [K CV] De aan [K CV] toegerekende rentekosten zijn gelijk aan de rentekosten die belanghebbende in 2012 heeft gemaakt in verband met de kapitaalstorting in [K CV] (zie onder 2.8 en 2.10).

2.13.

Bij uitspraak op bezwaar heeft de inspecteur het aan [K CV] toe te rekenen rentebedrag verminderd tot € 2.409.500.

2.14.

Tot vermindering van de aanslag heeft dit, wegens een beroep op interne compensatie, niet geleid. In de uitspraak op bezwaar is met betrekking tot het beroep op interne compensatie het volgende opgenomen:

9. Compensatie binnen de aanslag.

Voorziening heffingsrente

De voorziening is te hoog vastgesteld en wel voor een bedrag van € 1.653.832.

Correctie transfer pricing [land 2]

De correctie aangaande intercompany transacties tussen [E BV] en [J AG] is mogelijk te laag vastgesteld. Omdat u de vragen uit de brief van 2 februari 2017 niet beantwoordt is hieromtrent geen zekerheid.

Aangezien ik de rentetoerekening aan de [land 1] vaste inrichting verminder (…) zal ik de hieruit voortvloeiende vermindering van de aanslag in eerste aanleg aanwenden om de voorziening heffingsrente tot een juist bedrag in de aanslag te verwerken en ten tweede om de correctie transfer pricing [land 2] met het resterende bedrag naar boven aan te passen.’

2.15.

De rechtbank heeft de aan [K CV] toe te rekenen rentekosten vastgesteld op € 1.847.0001. Bij herrekening van het bedrag van de aanslag is de rechtbank echter uitgegaan van rentekosten van € 12.430.000.2

2.16.

De rechtbank heeft de rentekosten gebaseerd op een financiering van [K CV] met 25%...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT