Uitspraak Nº 20-000081-18. Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 2019-03-11

ECLIECLI:NL:GHSHE:2019:964
Docket Number20-000081-18
Date11 Marzo 2019
CourtGerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland)

Afdeling strafrecht

Parketnummer : 20-000081-18

Uitspraak : 11 maart 2019

TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 4 januari 2018 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 01-993324-16 en 01-993410-16, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 1] ,

thans verblijvende in Huis van Bewaring Roermond te Roermond.

Hoger beroep

De rechtbank heeft verdachte bij vonnis van 4 januari 2018 vrijgesproken van het (medeplegen van) voorbereidingshandelingen voor de productie van synthetische drugs (parketnummer 01-993324-16, feit 1) en van de import, export, productie of verhandeling van synthetische drugs (parketnummer 01-993324-16, feit 2). De rechtbank heeft verdachte veroordeeld voor deelneming aan een criminele organisatie die het oogmerk heeft tot het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10, derde, vierde en vijfde lid en artikel 10a, eerste lid, van de Opiumwet (parketnummer 01-993324-16, feit 3), het voorhanden hebben van een seinpistool, munitie van categorie III, vijf signaalpatronen en één kogelpatroon en een patroonhouder (parketnummer 01-993410-16, feit 1), het voorhanden hebben van een stroomstootwapen en een taser (parketnummer 01-993410-16, feit 2) en het opzettelijk aanwezig hebben van 996 gram hennep (parketnummer 01-993410-16, feit 3). De rechtbank heeft verdachte hiervoor veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van voorarrest.

Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

Blijkens de ‘akte instellen hoger beroep’ d.d. 8 januari 2018 is het hoger beroep namens de verdachte onbeperkt ingesteld en daardoor ook gericht tegen de vrijspraak door de rechtbank van de onder parketnummer 01-993324-16 onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. Gelet op het bepaalde in artikel 404, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor een verdachte geen hoger beroep open tegen een vrijspraak. Het hof zal verdachte derhalve in zoverre niet-ontvankelijk verklaren in zijn hoger beroep.

Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het onder parketnummer 01-993324-16 onder 3 ten laste gelegde en het onder parketnummer 01-993410-16 onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen zal verklaren. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren en 6 maanden, met aftrek van voorarrest.

De verdediging heeft primair bepleit dat het hof het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk zal verklaren in de strafvervolging van het onder parketnummer 01-993324-16 onder 3 ten laste gelegde. De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het hof ten aanzien van het onder parketnummer 01-993410-16 onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde. Subsidiair, indien het hof van oordeel is dat het Openbaar Ministerie wel ontvankelijk is in de strafvervolging van het onder parketnummer 01-993324-16 onder 3 ten laste gelegde, heeft de verdediging vrijspraak ten aanzien van dit feit bepleit nu er geen sprake is van een criminele organisatie. Meer subsidiair, indien het hof van oordeel is dat er wel sprake is van een criminele organisatie, heeft de verdediging vrijspraak bepleit van het onder parketnummer 01-993324-16 onder 3 ten laste gelegde, nu niet kan worden bewezen dat verdachte heeft deelgenomen aan deze criminele organisatie. Meest subsidiair heeft de verdediging ten aanzien van dit feit een strafmaatverweer gevoerd.

Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie

Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdediging aangevoerd dat het Openbaar Ministerie in zijn vervolging niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Daartoe is – op gronden als verwoord in de pleitnota – betoogd dat is gehandeld in strijd met het gelijkheidsbeginsel en het verbod van willekeur. Kort gezegd heeft de verdediging aangevoerd dat onduidelijk is waarom medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] niet zijn vervolgd ter zake van het deelnemen aan een criminele organisatie, maar verdachte wel. In dat kader wordt door de verdediging verwezen naar onder meer het vonnis van de rechtbank Midden Nederland van 4 juni 2013 (LJN:CA1934) en het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 6 juni 2016 (ECLI:NL:GHARL:2016:4424).

De officier van justitie heeft in eerste aanleg te kennen gegeven dat er voor het Openbaar Ministerie geen meerwaarde bestond om de overige verdachten te vervolgen voor lidmaatschap van een criminele organisatie, omdat – in de ogen van het Openbaar Ministerie – hun betrokkenheid bij afzonderlijke strafbare feiten zo concreet is en de daarbij behorende straffen van dien aard zijn, dat de meerwaarde van bestraffing voor deelneming aan een criminele organisatie gering is. Voorts heeft de officier van justitie ter gelegenheid van de pro-formabehandeling op 1 juli 2016 de toezegging aan de overige verdachten gedaan dat de dagvaarding niet zou worden uitgebreid. De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het Openbaar Ministerie, gelet op deze toelichting van de officier van justitie, ontvankelijk dient te worden verklaard in de strafvervolging.

Het hof stelt voorop dat in artikel 167, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering aan het Openbaar Ministerie de bevoegdheid is toegekend zelfstandig te beslissen of naar aanleiding van een ingesteld opsporingsonderzoek vervolging dient plaats te vinden. De beslissing van het Openbaar Ministerie om tot vervolging over te gaan leent zich slechts in zeer beperkte mate voor een inhoudelijke rechterlijke toetsing, in die zin dat slechts in uitzonderlijke gevallen plaats is voor een niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie in de vervolging op de grond dat het instellen of voortzetten van die vervolging onverenigbaar is met beginselen van een goede procesorde.

Een uitzonderlijk geval als hiervoor bedoeld doet zich voor wanneer de vervolging wordt ingesteld of voortgezet terwijl geen redelijk handelend lid van het Openbaar Ministerie heeft kunnen oordelen dat met (voortzetting van) de vervolging enig door strafrechtelijke handhaving beschermd belang gediend kan zijn. In het geval van een zodanige, aperte onevenredigheid van de vervolgingsbeslissing is de (verdere) vervolging onverenigbaar met het verbod van willekeur, dat in de strafrechtspraak in dit verband ook wel wordt omschreven als het beginsel van een redelijke en billijke belangenafweging (zie bijvoorbeeld HR 6 november 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX4280 en HR 19 januari 2016, ECLI:NL:HR:2016:23). Aan het oordeel dat het Openbaar Ministerie om deze reden in de vervolging van een verdachte niet-ontvankelijk moet worden verklaard, dienen zware motiveringseisen te worden gesteld.

In het onderhavige geval dient een afweging plaats te vinden tussen het standpunt van het Openbaar Ministerie ten aanzien van het belang bij de onderhavige strafvervolging en de door de verdediging aangevoerde omstandigheden die tot het oordeel moeten leiden dat de vervolgingsbeslissing in strijd is met, zoals in casu aangevoerd, het gelijkheidsbeginsel. Van schending van het gelijkheidsbeginsel is slechts sprake wanneer gelijke gevallen, ongelijk worden behandeld en een redelijke en objectieve rechtvaardiging voor die ongelijke behandeling ontbreekt. Naar het oordeel van het hof kan ten aanzien van verdachte in vergelijk met de met deze strafzaak samenhangende en door de verdediging genoemde medeverdachten niet worden gesproken van gelijke gevallen, reeds omdat zij geen gelijke rol vervulden binnen het ter discussie staande feitencomplex en die medeverdachten evenmin gelijk aan verdachte hebben gehandeld. Derhalve stelt het hof vast dat in zoverre geen sprake is van schending van het gelijkheidsbeginsel in vergelijking met de situatie van de door de verdediging genoemde medeverdachten. Ook overigens valt volgens het hof uit de door de verdediging naar voren gebrachte feiten en omstandigheden – die er kort gezegd op neerkomen dat het onacceptabel en willekeurig is dat verdachte is vervolgd ter zake van de deelneming aan een criminele organisatie terwijl medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] niet zijn vervolgd ter zake van deelneming aan deze criminele organisatie – niet af te leiden dat sprake is van, gelet op hetgeen is vooropgesteld, aperte onevenredigheid van de vervolgingsbeslissing die meebrengt dat een (verdere) vervolging onverenigbaar is met het verbod van willekeur. Daarbij merkt het hof op dat het ten onrechte niet vervolgen van derden wier gedragingen evenals die van de verdachte het voorwerp van strafvervolging dienen te zijn, volgens bestendige rechtspraak niet zonder meer leidt tot niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in de strafvervolging tegen de verdachte.

Uit de overige inhoud van het dossier en met name de hierboven genoemde toelichting van de officier van justitie blijkt evenmin dat de beslissing tot vervolging van verdachte voor deelneming aan een criminele organisatie onverenigbaar is met het verbod van willekeur.

Dat brengt het hof tot de conclusie dat er in het onderhavige geval met het instellen van vervolging van de verdachte geen...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT