Uitspraak Nº 20/00408. Gerechtshof Amsterdam, 2022-03-29

ECLIECLI:NL:GHAMS:2022:1078
Docket Number20/00408
Date29 Marzo 2022
CourtGerechtshof Amsterdam (Nederland)
GERECHTSHOF AMSTERDAM

kenmerk 20/00408

29 maart 2022

uitspraak van de meervoudige douanekamer

op het hoger beroep van

[X] B.V., gevestigd te [Z] , belanghebbende,

gemachtigde: mr. J.A. Biermasz (Ploum Advocaten)

tegen de uitspraak van 30 juni 2020 in de zaak met de kenmerk HAA 18/1762 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Douane, de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding
1.1.

De inspecteur heeft met dagtekening 28 november 2016 een uitnodiging tot betaling (utb) uitgereikt aan belanghebbende ten bedrage van € 49.635,51 aan antidumpingrechten en compenserende rechten en € 570,81 aan rente op achterstallen.

1.2.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak op bezwaar,

gedagtekend 30 maart 2018, de utb gehandhaafd.

1.3.

Het daartegen ingestelde beroep heeft de rechtbank in haar uitspraak ongegrond verklaard.

1.4.

Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof

ingekomen op 15 juli 2020 en is aangevuld bij brief van 25 september 2020. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 maart 2022. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten
2.1.

De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld (belanghebbende en de inspecteur worden in de uitspraak van de rechtbank aangeduid als ‘eiseres’ respectievelijk ‘verweerder’).

“Feiten

1. Eiseres heeft via haar direct vertegenwoordiger, [Y] B.V. te [vestigingsplaats] , op 1 en 3 juni 2015 zonnepanelen aangegeven voor het vrije verkeer. De zonnepanelen werden door eiseres bij de twee aangiften ingedeeld in de gecombineerde nomenclatuur (GN) onder Taric-code 8541 4090 29 , met vermelding van Taiwan als land van oorsprong en [onderneming 1] (hierna: [onderneming 1] ) uit Taipei City te Taiwan als verkoper.

2. In juli 2016 heeft verweerder een controle na invoer (cni) ingesteld bij eiseres in verband met de vaststelling bij de Uitvoeringsverordeningen (EU) 2016/184 en 2016/185 van het definitieve antidumpingrecht en compenserend recht bij invoer van zonnepanelen en delen daarvan uit onder andere Taiwan . Op 31 oktober 2017 is het naar aanleiding van deze controle opgestelde rapport aan eiseres gezonden.

3. Uit de in de utb van 28 november 2016 gegeven specificatie blijkt dat de aangifte van 3 juni 2015 met € 17.966,26 is gecorrigeerd (zijnde 11,5% compenserend recht en 53,4% antidumpingrecht over de douanewaarde van € 27.683,00) en de aangifte van 1 juni 2015 met € 31.669,25 (zijnde 11,5% compenserend recht en 53,4% antidumpingrecht over de douanewaarde van € 48.797,00).”

2.2.

Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden, zal ook het Hof daarvan uitgaan.

3 Geschil in hoger beroep
3.1.

In geschil is of de utb terecht aan belanghebbende is uitgereikt.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in

de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd wordt verwezen naar de naar aanleiding van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.

4 Overwegingen van de rechtbank

De rechtbank heeft het volgende overwogen:

“8. Tussen partijen is niet in geschil dat het land van oorsprong van de zonnepanelen Taiwan is en dat de zonnepanelen vanuit Taiwan zijn verzonden. Verweerder heeft weliswaar de oorsprong van de zonnecellen bij gebrek aan wetenschap betwist, maar de oorsprong van de zonnecellen is in deze zaak niet van belang voor de beslechting van het geschil.

9. Op het moment van de invoer van de zonnepanelen waren Vo 2015/832 en Vo 2015/833 zowel gepubliceerd (zie Publicatieblad van de EU L132 van 29 mei 2015) als in werking getreden (1 juni 2015). Vanaf dat moment werd eiseres dan ook verondersteld te weten dat de Europese Commissie (hierna: de Commissie), naar aanleiding van een met voldoende bewijsmateriaal onderbouwd verzoek van een producent in de EU, besloten had om een onderzoek te openen naar de mogelijke ontwijking van de compenserende - en antidumpingmaatregelen die zijn ingesteld op de invoer van zonnepanelen uit de Volksrepubliek China, door de zonnepanelen (al dan niet aangegeven als van oorsprong uit onder meer Taiwan ) vanuit onder meer Taiwan te laten invoeren. Vanaf dat moment werden zonnepanelen en zonnecellen verzonden uit Taiwan , al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Taiwan , onderworpen aan registratie. Op grond van beide verordeningen moesten zonnepanelen verzonden uit Taiwan worden aangegeven onder Taric-code 8541 4090 23 . Zonnepanelen uit landen die niet onder de registratieplicht vielen moesten worden aangegeven onder Taric-code 8541 4090 29 . Uit de beide verordeningen valt op te maken dat het onderzoek van de Commissie binnen negen maanden zou worden afgerond en dat uiteindelijk alleen vrijstelling van de compenserende - en antidumpingmaatregelen kon worden verleend aan producenten in Taiwan die konden aantonen niet verbonden te zijn met de producenten waarop de bestaande compenserende - en antidumpingmaatregelen van toepassing waren en niet betrokken te zijn bij ontwijkingspraktijken. Producenten konden een verzoek indienen om in aanmerking te komen voor een dergelijke vrijstelling.

10. Het onderzoek is tijdig afgerond en naar aanleiding van dit onderzoek zijn in Vo 2016/184 en Vo 2016/185 de bij Vo 1238/2013 en Vo 1239/2013 ingestelde definitieve compenserende - en antidumpingrechten verder uitgebreid. Vo 2016/184 en Vo 2016/185 zijn één dag na de bekendmaking in het Publicatieblad van de EU L37 (nummers 56 en 76) van 12 februari 2016 in werking getreden. Voor vrijstelling van rechten op zonnepanelen geldt op grond van de geldende verordeningen de voorwaarde dat de zonnepanelen geproduceerd zijn door een vrijgestelde Taiwanese exporteur/producent.

11. Ter zitting heeft verweerder bevestigd dat de omstandigheid dat eiseres bij de invoer een onjuiste GN-onderverdeling heeft gebruikt ertoe zou hebben geleid dat eiseres reeds bij de instelling van het definitieve antidumpingrecht op 13 februari 2016 en niet na de cni de compenserende - en antidumpingrechten zouden zijn opgelegd.

12. Eiseres stelt weliswaar terecht dat het door verweerder in het verweerschrift genoemde factuurvereiste in de onderhavige zaak niet van toepassing is, maar haar stelling dat zij geen compenserende - en antidumpingrechten verschuldigd is enkel op grond van het feit dat de zonnepanelen in Taiwan zijn geproduceerd, is...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT