Uitspraak Nº 20/01560. Hoge Raad, 2022-10-28

ECLIECLI:NL:HR:2022:1556
Date28 Octubre 2022
Docket Number20/01560

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 20/01560

Datum 28 oktober 2022

ARREST

in de zaak van

[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen

1. de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

2. de STAAT (de MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID)

op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 31 maart 2020, nr. 19/006141, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland (nr. HAA 17/1448) betreffende ten aanzien van belanghebbende gegeven beschikkingen op verzoeken om terugbetaling van antidumpingrechten en compenserende rechten.

1 Geding in cassatie

Belanghebbende, vertegenwoordigd door B.J.B. Boersma, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.

De Advocaat-Generaal C.M. Ettema heeft op 6 augustus 2021 geconcludeerd tot het op de voet van artikel 267 VWEU aan het Hof van Justitie van de Europese Unie voorleggen van een prejudiciële vraag.2

Belanghebbende heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.

2 Uitgangspunten in cassatie

2.1.1 Op 12 en 13 oktober 2015 heeft belanghebbende op elektronische wijze verschillende aangiften gedaan voor het in het vrije verkeer brengen van - kort gezegd - zonnepanelen van oorsprong uit de Volksrepubliek China (hierna: de zonnepanelen). Voor de invoer van bepaalde zonnepanelen die van oorsprong uit China of verzonden uit China zijn, heeft de Raad van de Europese Unie antidumping- en antisubsidiemaatregelen ingesteld bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1238/2013 van 2 december 20133 (hierna: Uitvoeringsverordening nr. 1238/2013) respectievelijk Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1239/2013 van 2 december 20134 (hierna: Uitvoeringsverordening nr. 1239/2013).
De zonnepanelen zijn door de douane vrijgegeven voor het vrije verkeer nadat belanghebbende de ter zake van deze aangiften geheven antidumpingrechten en compenserende rechten had betaald.

2.1.2 Op 24 november 2015 heeft belanghebbende op de voet van artikel 236 van het Communautair douanewetboek (hierna: het CDW) verzocht om terugbetaling van de hiervoor in 2.1.1, laatste volzin, bedoelde rechten. Zij voerde daarvoor aan dat werd voldaan aan alle in artikel 3, lid 1, van Uitvoeringsverordening nr. 1238/2013 respectievelijk artikel 2, lid 1, van Uitvoeringsverordening nr. 1239/2013 omschreven voorwaarden voor vrijstelling van de bij deze verordeningen ingestelde antidumpingrechten en compenserende rechten. Blijkens die bepalingen geldt, onder voorwaarden, een vrijstelling van deze rechten voor bepaalde ingevoerde producten, waaronder zonnepanelen, die zijn gefactureerd door ondernemingen waarvan de Europese Commissie (hierna: de Commissie) een zogenoemde prijsverbintenis heeft aanvaard. De Chinese producent-exporteur van de zonnepanelen behoort tot die ondernemingen. Belanghebbende beschikte voor de zonnepanelen, naast de vereiste handelsfacturen van deze Chinese producent-exporteur, over door de Chinese Kamer van Koophandel voor de in- en uitvoer van machines en elektronische producten (hierna: de CCCME) verstrekte verbinteniscertificaten voor uitvoer. Belanghebbende had echter, zo heeft zij toegelicht in haar verzoeken om terugbetaling, abusievelijk nagelaten om in de douaneaangiften “bescheidcode DO 17” te vermelden. Hierdoor heeft de douane bij het - eveneens op elektronische wijze - afhandelen van deze douaneaangiften niet kunnen vaststellen dat belanghebbende beschikte over die verbinteniscertificaten. De voor de zonnepanelen verstrekte verbinteniscertificaten voor uitvoer heeft zij gevoegd bij de verzoeken om terugbetaling.

2.1.3 De Inspecteur heeft de verzoeken om terugbetaling afgewezen, omdat de op elk van de overgelegde verbinteniscertificaten voor uitvoer vermelde “vervaldatum” op de dag van aanvaarding van de bijbehorende douaneaangifte was verstreken.

2.2.1 Bij het Hof was in geschil of belanghebbende recht heeft op terugbetaling vanwege toepassing van de vrijstelling van antidumpingrechten en compenserende rechten als bedoeld in artikel 3, lid 1, van Uitvoeringsverordening nr. 1238/2013 respectievelijk artikel 2, lid 1, van Uitvoeringsverordening nr. 1239/2013, hoewel de aanvaarding van de desbetreffende aangiften voor het brengen in het vrije verkeer heeft plaatsgevonden op een datum na de op het verbinteniscertificaat voor uitvoer vermelde “vervaldatum”.

2.2.2 Het Hof heeft geoordeeld dat in de term “vervaldatum” als bedoeld in de bijlagen bij Uitvoeringsverordening nr. 1238/2013 en Uitvoeringsverordening 1239/2013 (in de Engelse taalversie: “expiry date”, in de Franse taalversie: “la date d'expiration” en in de Duitse taalversie: “Ablaufdatum”) ligt besloten dat een verbinteniscertificaat voor uitvoer zijn geldigheid verliest bij het verstrijken van de op dat certificaat vermelde datum. Het Hof heeft het niet voor redelijke twijfel vatbaar geacht dat een ongeldig verbinteniscertificaat geen aanspraak (meer) verschaft op de hiervoor genoemde vrijstellingen. De verwijzing van belanghebbende naar het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 22 mei...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT