Uitspraak Nº 20/03433. Hoge Raad, 2021-02-09

ECLIECLI:NL:HR:2021:193
Date09 Febrero 2021
Docket Number20/03433

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

STRAFKAMER

Nummer 20/03433 Bv

Datum 9 februari 2021

BESCHIKKING

op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Amsterdam, van 9 oktober 2020, nummers RK 20/3437 en RK 20/3634, op klaagschriften als bedoeld in artikel 98 lid 4 in verbinding met artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend

door

de deken van de Orde van Advocaten, mr. E.J. Henrichs,

en

mrs. P.C. Schouten en O.E. de Jong,

hierna: de klagers.

1 Procesverloop in cassatie

De beroepen zijn ingesteld door de klagers. Namens E.J. Henrichs, in zijn hoedanigheid van advocaat en deken van de Orde van Advocaten Amsterdam, hebben Th.O.M. Dieben en O.S. Pluimer, beiden advocaat te Amsterdam, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. Ook zijn door de klagers P.C. Schouten en O.E. de Jong, die tevens advocaat zijn te Breda respectievelijk te ’s-Gravenhage, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schrifturen zijn aan deze beschikking gehecht en maken daarvan deel uit.

De procureur-generaal J. Silvis heeft geconcludeerd tot verwerping van de beroepen.

De raadslieden van de klager Henrichs, alsmede de klagers Schouten en De Jong hebben daarop schriftelijk gereageerd. Bij de Hoge Raad is verder nog ingekomen een “aanvullend schriftelijk commentaar” van de raadslieden van de klager Henrichs van 26 januari 2021.

2 Waar het in deze zaak om gaat

De procureur-generaal heeft in zijn conclusie onder 1.1 als volgt samengevat waar het in deze zaak om gaat:

“Deze spoedprocedure in cassatie betreft perikelen over de inbeslagneming van een mobiele telefoon bij een geheimhouder/verschoningsgerechtigde. De mobiele telefoon is afkomstig van de verdachte, tevens de kroongetuige in een strafrechtelijk onderzoek dat bekend is onder de naam Marengo. Deze lopende strafvervolging betreft - onder meer - verschillende liquidaties en pogingen daartoe door een criminele organisatie. De bewuste mobiele telefoon zou door de verdachte tijdens zijn detentie aan zijn toenmalig raadsman zijn gegeven. Nadat deze raadsman, mr. Derk Wiersum, op 18 september 2019 is doodgeschoten, wordt de telefoon door de advocaat van de nabestaanden van mr. Wiersum, met het oog op de opvolging van de rechtsbijstand, in een gesloten envelop aan de Amsterdamse Deken van de Orde van Advocaten gegeven. De Deken heeft de telefoon in een envelop aan de opvolgende raadsman, een anonieme advocaat [AA], overgedragen. Nadat de AA op 11 maart 2020 door de verdachte als zijn advocaat is ontslagen, heeft de gedetineerde verdachte aan de AA gevraagd hem het toestel te bezorgen. De advocaat [AA] wenste daaraan niet mee te werken, waarop de kroongetuige volgens de AA heeft gereageerd op een manier die door hem als bedreigend is ervaren. Daarna is door de AA het zaaks-OM op de hoogte gebracht van de mobiele telefoon die hij nog onder zich had. Nadat de AA de telefoon vervolgens aan de Deken bezorgde, is het toestel daar inbeslaggenomen. De rechter-commissaris heeft onderzoek naar de inhoud van de mobiele telefoon nodig geacht. Hij heeft, zonder daarvan zelf inhoudelijk kennis te nemen, de opdracht gegeven om de aangetroffen communicatie van de verdachte met zijn toenmalig advocaat van de door de onderzoekers gemaakte kopie te wissen, omdat het evident geheimhouder informatie betreft waarop het verschoningsrecht van de raadsman van de verdachte van toepassing is. De rechtmatigheid van de inbeslagneming en van het onderzoek naar de inhoud van de mobiele telefoon wordt in klaagschriften van de Deken en van de AA opgevolgde raadslieden van de verdachte bij de rechtbank betwist. De rechtbank acht de klaagschriften ongegrond. In cassatie wordt nu tegen de oordelen van de rechtbank opgekomen. De centrale vraag in deze spoedprocedure in cassatie is of de mobiele telefoon geheel valt onder het verschoningsrecht van de Deken en/of van de opvolgende raadslieden van de verdachte.”

3 De overwegingen van de rechtbank en de rechter-commissaris
3.1

De rechtbank heeft - voor zover in cassatie van belang - het volgende overwogen:

“1. Feiten

1.1

[betrokkene 1] is verdachte en kroongetuige in het onderzoek ‘Marengo’, dat zich richt op ‑ onder meer - verschillende liquidaties en pogingen daartoe door een criminele organisatie.

1.2

Op 18 september 2019 is Derk Wiersum, een van de toenmalig advocaten van de kroongetuige, doodgeschoten. Hierna werd de kroongetuige bijgestaan door een anonieme advocaat (hierna: AA).

1.3

De AA heeft op 11 maart 2020 zijn taken neergelegd, wegens een breuk tussen hem/haar en de kroongetuige. Op 13 maart 2020 heeft de AA contact opgenomen met het zaaks-OM van het onderzoek Marengo. Door deze AA werd medegedeeld dat hij/zij gedurende zijn/haar werkzaamheden als advocaat van de kroongetuige via de deken in het bezit was gekomen van een envelop die bestemd was voor de opvolgend advocaat van de kroongetuige. Uit de tekst op de envelop heeft de advocaat opgemaakt dat deze envelop met inhoud oorspronkelijk afkomstig was van (het advocatenkantoor van) zijn/haar overleden voorganger, mr. Wiersum. De AA meldde aan het zaaks-OM dat zich in die envelop een telefoon bevond en dat de kroongetuige had verzocht dat toestel naar hem toe te brengen. Dat verzoek was gedaan nadat de kroongetuige zijn advocaat eerder die week had ontslagen. De AA wenste niet mee te werken aan dit verzoek, waarop de kroongetuige heeft gereageerd op een manier die de AA als bedreigend heeft ervaren.

1.4

Op 16 maart 2020 heeft de AA de telefoon aan de deken van de Amsterdamse Orde van Advocaten (hierna: de deken) afgegeven. Direct daarna is deze telefoon, na machtiging daartoe door de rechter-commissaris in Amsterdam, inbeslaggenomen en in de kluis van de rechtercommissaris geplaatst.

1.5

De rechter-commissaris heeft vervolgens de deken en de AA verzocht om gemotiveerd uiteen te zetten of en, zo ja, waarom zij van mening zijn dat de telefoon en de eventuele informatie die zich daarop bevindt onder hun geheimhoudingsplicht valt. Hierop is door de AA op 17, 19 en 23 maart 2020 en door de deken op 31 maart 2020 gereageerd. Het Openbaar Ministerie heeft op 8 april 2020 een standpunt ingenomen ten aanzien van de geheimhouderkwestie. Zowel de AA, als de deken hebben te kennen gegeven niet te weten welke informatie zich op de telefoon bevindt, maar beiden achten het goed voorstelbaar dat dit geheimhouderinformatie betreft. Geen van beiden heeft zich toegang verschaft tot de telefoon en zij weten niet of de telefoon is beveiligd, bijvoorbeeld met een pincode. In elk geval stellen beiden zich op het standpunt dat de telefoon en de daarop aanwezige communicatie onder de geheimhoudingsplicht valt.

1.6

Om de aannemelijkheid van het beroep op de geheimhoudingsplicht goed te kunnen beoordelen, heeft de rechter-commissaris het noodzakelijk geoordeeld de toegankelijkheid en eventuele inhoud van de telefoon te (doen) onderzoeken. Hiertoe is de telefoon op 8 en 9 april 2020 onderzocht door een (digitaal) rechercheur en door het NFI. De inhoud van de telefoon is door een rechercheur toegankelijk gemaakt en op een andere gegevensdrager vastgelegd ten behoeve van nader inhoudelijk onderzoek.

1.7

Op de telefoon zijn hoofdzakelijk (WhatsApp-)berichten aangetroffen uit de periode september 2017 tot en met 9 februari 2018. Ook is berichtenverkeer aangetroffen tussen de kroongetuige en een van zijn toenmalige advocaten (niet zijnde AA of zijn huidige advocaten). Ten aanzien van deze berichten heeft de rechter-commissaris direct (en zonder deze berichten te hebben gezien) opdracht gegeven om deze communicatie en eventuele bijbehorende gegevens volledig te verwijderen van de gegevensdrager (waarop de van de telefoon afkomstige informatie is gekopieerd). Dit maakt dat deze (evidente geheimhouder)communicatie geen onderwerp meer is van deze procedure.

1.8

Vervolgens heeft de rechter-commissaris op 2 juli 2020 beslist dat de inbeslagneming van de telefoon en de daarop aanwezige informatie is toegestaan, omdat zowel aan de AA als aan de deken geen bevoegdheid tot verschoning toe zou komen ten aanzien daarvan. De rechtercommissaris komt tot de conclusie dat de telefoon en de berichten daarop niet kunnen worden beschouwd als toevertrouwd aan een advocaat. Zo is, aldus de rechter-commissaris, niet gebleken dat de AA ooit toegang had tot de informatie op de telefoon. Bovendien heeft onderzoek naar de informatie zelf evenmin aanknopingspunten opgeleverd dat sprake is van informatie die bedoeld is voor een advocaat van de kroongetuige ten behoeve van diens belangenbehartiging in zijn strafzaken.

2. Procesgang

2.1

Tegen voornoemde beslissing van de rechter-commissaris van 2 juli 2020 hebben klagers op 16 juli 2020 hun klaagschriften ingediend. (...)

3. Het toetsingskader

3.1

De rechtbank stelt met betrekking tot het beroep op het verschoningsrecht het volgende voorop.

Aan het verschoningsrecht ligt ten grondslag dat het maatschappelijk belang dat de waarheid in rechte aan het licht komt, moet wijken voor het maatschappelijk belang dat een ieder zich vrijelijk en zonder vrees voor openbaarmaking van het toevertrouwde om bijstand en advies tot de verschoningsgerechtigde moet kunnen wenden.

3.2

Op grond van artikel 98 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) mogen bij personen met een bevoegdheid tot verschoning als bedoeld in artikel 218 Sv zonder hun toestemming brieven of andere geschriften tot welke hun plicht tot geheimhouding zich uitstrekt, niet in beslag worden genomen.

3.3

De aard van de hier aan de orde zijnde bevoegdheid tot verschoning brengt mee dat het oordeel over de vraag of brieven of geschriften object van de bevoegdheid tot verschoning uitmaken, in beginsel toekomt aan de verschoningsgerechtigde. Dit standpunt dient door de organen van...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT