Uitspraak Nº 20/3386 E. Rechtbank Oost-Brabant, 2022-01-28

ECLIECLI:NL:RBOBR:2022:279
Date28 Enero 2022
Docket Number20/3386 E
RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch

Bestuursrecht

zaaknummer: SHE 20/3386E

einduitspraak van de meervoudige kamer van 28 januari 2022 in de zaak tussen

1. [naam] en [naam] , alsmede eenmanszaak [naam] ,

2. [naam] en [naam] , 3. [naam] B.V., 4. [naam] en [naam] ,

5. [naam] en [naam] , alsmede eenmanszaak [naam] ,

6. [naam] en [naam]

allen wonende of gevestigd te [plaats] ,

7. [naam] , wonende te [plaats] ,

hierna gezamenlijk te noemen eisers,

(gemachtigde: mr. M.P. Wolf),

en

het college van gedeputeerde staten van de provincie Noord-Brabant, verweerder

(gemachtigde: D. Oostvogels).

Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: Efteling B.V. (de Efteling), te Kaatsheuvel,

(gemachtigde: mr. H. Witbreuk).

Procesverloop

Bij besluit van 10 februari 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder het door eisers ingediende verzoek tot handhaving betreffende de aan de Efteling verleende natuurvergunning, voor zover ingediend namens eiser 7, niet in behandeling genomen, en, voor zover ingediend namens de overige omwonenden, afgewezen.

Bij besluit van 23 oktober 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar, voor zover ingediend namens eiser 7, niet-ontvankelijk verklaard, en het bezwaar, voor zover ingediend namens de andere omwonenden, gegrond verklaard. Verweerder heeft het primaire besluit met een aanvullende motivering in stand gelaten.

Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

De zaak is behandeld op 6 juli 2021. Van eisers is eiser 5 verschenen, bijgestaan door
mr. L. Prinsen als waarnemer voor de gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Namens de Efteling zijn [naam] verschenen en de gemachtigde.

Op 29 juli 2021 heeft de rechtbank een tussenuitspraak1 gedaan en verweerder in de gelegenheid gesteld om de in de tussenuitspraak geconstateerde gebreken te herstellen.

Verweerder heeft op 7 oktober 2021 een nieuwe beslissing op bezwaar (het herstelbesluit) genomen.

Partijen hebben hierop gereageerd. Verweerder en de Efteling hebben nadere stukken ingediend.

De zaak is opnieuw behandeld op 14 december 2021. Van eisers is eiser 5 verschenen, bijgestaan door mr. L. Prinsen als waarnemer voor de gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Namens de Efteling zijn [naam] verschenen en de gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding

1. Dit is de einduitspraak in een handhavingszaak tegen de Efteling vanwege een overtreding van de Wet natuurbescherming (Wnb) in 2018 en 2019. Deze uitspraak maakt duidelijk dat handhaving op de referentiesituatie na de wetswijziging van 1 januari 2020 niet eenvoudig is geworden. De rechtbank beschrijft hieronder kort de tussenuitspraak en het herstelbesluit en gaat in op een beroepsgrond van eisers naar aanleiding van de tussenuitspraak. Daarna worden de argumenten van partijen naar aanleiding van het herstelbesluit besproken. In de conclusie wordt het bestreden besluit vernietigd en wordt het beroep tegen het herstelbesluit ongegrond verklaard. De relevante regelgeving staat in de bijlage bij deze uitspraak.

De tussenuitspraak en het herstelbesluit

2.1

Deze einduitspraak bouwt voort op de tussenuitspraak van 29 juli 2021. De rechtbank blijft bij al wat zij in de tussenuitspraak heeft overwogen en beslist, tenzij hierna uitdrukkelijk anders wordt overwogen.

2.2

In de tussenuitspraak heeft de rechtbank, kort gezegd, overwogen dat vaststaat dat in 2018 en 2019 de Efteling meer bezoekers heeft gehad dan 5 miljoen per jaar waarvan is uitgegaan bij de verlening van de geldende natuurvergunning (de vergunning op basis van de Natuurbeschermingswet 1998 van 30 augustus 2016). Als niet kan worden uitgesloten dat deze toename van het aantal bezoekers leidt tot significante gevolgen voor het Natura 2000-gebied Loonse en Drunense Duinen (verder: het Natura 2000-gebied), is een natuurvergunning nodig waarin deze gevolgen passend worden beoordeeld. De rechtbank is van oordeel dat verweerder had moeten beoordelen of de Efteling al maatregelen heeft getroffen, zo ja, welke en of het effect van deze maatregelen blijvend is. De rechtbank heeft verweerder de volgende aanwijzingen gegeven.

 Verweerder moet motiveren of andere significante gevolgen vanwege het overschrijden van de grens van vijf miljoen bezoekers per jaar op het Natura 2000-gebied zijn uitgesloten of niet, met andere woorden, of er een natuurvergunning noodzakelijk is of niet als er meer dan vijf miljoen bezoekers komen, ook al is er geen toename van stikstofdepositie. Als verweerder zich op het (gemotiveerde en onderbouwde) standpunt stelt dat er wel een natuurvergunning noodzakelijk is, dan kan verweerder hiermee volstaan.

 Anders moet verweerder onderzoeken welke maatregelen de Efteling ondertussen heeft getroffen en of deze maatregelen blijvend zijn getroffen. Hierbij zal verweerder moeten aangeven wat het effect is van deze maatregelen op de stikstofdepositie op het Natura 2000-gebied en of bij overschrijding van de grens van vijf miljoen bezoekers per jaar sprake zal zijn van een toename van de stikstofdepositie op het Natura 2000 gebied.

 In het geval er geen natuurvergunning noodzakelijk is maar de tot nu toe getroffen maatregelen onvoldoende zijn om bij overschrijding van de grens van vijf miljoen bezoekers per jaar een toename van de stikstofdepositie op het Natura 2000 gebied te voorkomen, dan wel onvoldoende is geborgd dat deze maatregelen blijvend zijn getroffen, kan verweerder niet zonder meer afzien van handhavend optreden omdat sprake is van een concreet zicht op legalisatie. Nu hierboven ook is geoordeeld dat handhavend optreden tegen de Efteling niet onevenredig is, zal verweerder moeten beslissen of hij, onder herroeping van het primaire besluit, niet alsnog gaat handhaven en een last onder dwangsom of bestuursdwang oplegt. Verweerder heeft (als hij gaat handhaven) in ieder geval de keuze tussen een sluiting van de Efteling bij een nader aan te geven aantal bezoekers per jaar, of een last onder dwangsom of bestuursdwang waarin de Efteling wordt verplicht om (bij overschrijding van vijf miljoen bezoekers per jaar) concrete maatregelen te (blijven) treffen om de daaruit voortvloeiende toename van stikstofdepositie uit te sluiten.

2.2

Verweerder heeft in het herstelbesluit toegelicht dat de Efteling blijvende maatregelen heeft genomen als gevolg waarvan geen sprake is van een toename van stikstofdepositie of overige verstoringseffecten, ondanks de toename van het aantal bezoekers tot 5,35 miljoen (het grootste aantal bezoekers in 2018). Verweerder vreest niet voor herhaling. Verweerder wijst hierbij op de aanvraag voor een nieuwe vergunning op grond van de
Wet natuurbescherming (Wnb) voor 6,33 miljoen bezoekers per jaar. Deze aanvraag is volgens verweerder ontvankelijk en vergunbaar. Verweerder heeft het herstelbesluit gebaseerd op het rapport “bijlage stikstofdepositieberekeningen 5,35 miljoen bezoekers” van 10 september 2021 van DLV Advies (verder: het DLV-rapport) dat is opgesteld in opdracht van de Efteling. Verweerder merkt op dat de uitgangspunten in dit rapport verifieerbaar en controleerbaar zijn. Desgevraagd heeft verweerder ter zitting bevestigd dat hij geen controles ter plaatse heeft uitgevoerd, maar wel heeft gekeken naar de milieujaarverslagen van de Efteling. Deze milieujaarverslagen zijn niet aan het herstelbesluit gehecht en zijn niet in de procedure overgelegd. Verweerder merkt ten overvloede in het herstelbesluit op dat hij de Efteling niet anders behandelt dan andere (agrarische) bedrijven.

2.3

De rechtbank stelt vast dat verweerder in deze zaak een derde, nieuwe reden aanvoert om niet handhavend op te treden tegen de Efteling. In het primaire besluit vond verweerder handhavend optreden onevenredig in verhouding tot de daarmee te dienen belangen. In het bestreden besluit zag verweerder in de aanvraag voor een nieuwe Wnb-vergunning concreet zicht op legalisatie. In het herstelbesluit stelt verweerder dat geen sprake is van een overtreding, omdat de Efteling na 1 januari 2020 geen Wnb-vergunning meer nodig zou hebben voor 5,35 miljoen bezoekers per jaar.

2.4

De rechtbank merkt het herstelbesluit aan als een besluit in de zin van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het beroep van eisers richt zich van rechtswege tegen het herstelbesluit. De rechtbank zal hieronder de reacties van partijen op het herstelbesluit behandelen.

2.5

In de tussenuitspraak heeft de rechtbank opgemerkt dat verweerder een agrariër, een bedrijf én de Efteling zal moeten verplichten om zich aan de Wnb te houden. Gelet op de afsluitende opmerking van verweerder gaat de rechtbank ervan uit dat verweerder iedereen gelijk behandelt.

De reactie van de Efteling op het herstelbesluit
3.1 De Efteling blijft van mening dat eiser 7 niet als belanghebbende kan worden aangemerkt.

3.2

Eisers hebben aangegeven dat eiser 7 altijd zienswijzen kan indienen tegen een ontwerpbesluit tot verlening van een nieuwe natuurvergunning en dus ook altijd beroep kan instellen na de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 4 mei 2021.2

3.3

De rechtbank ziet in hetgeen de Efteling aanvoert geen aanleiding om terug te komen op de tussenuitspraak.

De bepaling van de referentiesituatie

4.1

Partijen zijn het niet met elkaar eens over de referentiesituatie, de uitgangssituatie voor de handhaving. Hieronder zal de rechtbank eerst de standpunten van partijen op een rij zetten. Daarna gaat de rechtbank in op de uitspraak van de Afdeling in de bestemmingsplanprocedure (rechtsoverweging 4.5), de manier waarop de referentiesituatie volgens de rechtbank moet worden beoordeeld (rechtsoverwegingen 4.6 en 4.7)...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT