Uitspraak Nº 20/419. Rechtbank Oost-Brabant, 2020-10-19

ECLIECLI:NL:RBOBR:2020:5090
Date19 Octubre 2020
Docket Number20/419
RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch

Bestuursrecht

zaaknummer: SHE 20/419

uitspraak van de meervoudige kamer van 19 oktober 2020 in de zaak tussen Oostappen Vakantiepark Prinsenmeer B.V., te Ommel, eiseres

(gemachtigde: mr. M.Ph.A. Senders),

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Asten, verweerder

(gemachtigden: mr. R. Benhadi en mr. Y. Demirci).

Procesverloop

Bij besluit van 1 maart 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder eiseres gelast om uiterlijk 1 mei 2019 om 23.00 uur alle bewoning door arbeidsmigranten - of verblijf van arbeidsmigranten anders dan voor recreatie - van de recreatieverblijven op Vakantiepark Prinsenmeer te beëindigen en beëindigd te houden. Daarbij is aangegeven dat eiseres, indien zij niet tijdig aan deze last voldoet, een dwangsom verbeurt van € 50.000,00 per keer dat wordt geconstateerd dat de overtreding, te weten het strijdig gebruik van de recreatieverblijven op het vakantiepark, niet is beëindigd en beëindigd is gehouden, met een maximum van één verbeuring per week en een totaal van € 500.000,00.

Eiseres heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt en een verzoek om voorlopige voorziening ingediend (geregistreerd onder zaaknummer SHE 19/1173).

Op 1 juli 2019 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank het besluit geschorst tot 6 weken na de beslissing op bezwaar.

Bij besluit van 24 december 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Eiseres heeft tevens de

voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening (zaak SHE 20/418) te treffen.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft vragen gesteld. Partijen hebben hierop geantwoord en hebben nog gereageerd op elkaars antwoorden. De zaak is behandeld op een online zitting op 2 september 2020. Namens eiseres zijn [naam] verschenen, [naam] en de gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden, alsmede door mr. [naam] .

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.

 Eiseres exploiteert op percelen aan de [adres 1] een vakantiepark, genaamd Vakantiepark Prinsenmeer (het vakantiepark). Verweerder heeft geconstateerd dat een groot aantal chalets en stacaravans op het vakantiepark worden gebruikt voor bewoning door arbeidsmigranten. Aan de gronden waarop de chalets en stacaravans staan is op grond van het bestemmingsplan “Ommel Recreatiepark Prinsenmeer 2017” (bestemmingsplan) de bestemming “Recreatie” toegekend.

 Op 19 mei 2009 is een controle uitgevoerd door verweerder ten aanzien van de aanwezigheid van arbeidsmigranten. Er werden 54 stacaravans aangetroffen op het afgescheiden gedeelte met daarin elk 4 personen (216 in totaal).

 In juni 2009 is de Beleidsnota “Huisvesting arbeidsmigranten gemeente Asten 2009” vastgesteld door de gemeenteraad.

 Op 6 juli 2011 heeft verweerder een tijdelijke gedoogbeschikking verleend voor de duur van vijf jaar voor de huisvesting van arbeidsmigranten op het afgescheiden gedeelte binnen het vakantiepark voor 54 caravans/chalets met in totaal 216 personen. Deze gedoogbeschikking is van rechtswege na het verstrijken van vijf jaar geëindigd.

 Op 5 januari 2016 heeft eiseres een principeverzoek bij verweerder ingediend om 384 arbeidsmigranten te huisvesten. Bij brief van 2 juli 2016 heeft verweerder daar positief op gereageerd.

 Tijdens een controle in april 2016 heeft verweerder geconstateerd dat er
536 arbeidsmigranten op het park van eiseres verbleven.

 In 2016 heeft eiseres twee aanvragen ingediend voor de huisvesting van arbeidsmigranten. De eerste aanvraag is buiten behandeling gelaten, de tweede aanvraag is door eiseres ingetrokken.

 Sinds 26 april 2017 zijn partijen, met onderbrekingen, in overleg getreden om te komen tot een convenant en mogelijk een vergunbare aanvraag om omgevingsvergunning.

 De gemeenteraad van Asten heeft op 29 november 2017 het bestemmingsplan “Ommel Recreatiepark Prinsenmeer 2017” vastgesteld (op verzoek van eiseres). Op grond van artikel 3.5.1, aanhef en onder b, c en d van het bestemmingsplan is het gebruik van recreatieverblijven voor woondoeleinden en voor permanente bewoning niet toegestaan. Het bestemmingsplan is onherroepelijk.

 Verweerder heeft op 9 oktober 2018 een ultimatum gesteld tot 1 december 2018 voor de ondertekening van een conceptovereenkomst.

 Op 26 november 2018 hebben toezichthouders van verweerder in samenwerking met de politie een controle uitgevoerd op “permanente bewoning / verblijf” op het vakantiepark. Daarbij is vastgesteld dat ten minste 240 caravans/chalets worden bewoond. Volgens het nachtregister van eiseres verbleven er in totaal
509 arbeidsmigranten.

 Op 3 december 2018 heeft verweerder een aangepast voorstel op de conceptovereenkomst van eiseres ontvangen.

 Op 17 december en op 27 december 2018 heeft verweerder aan eiseres bericht dat hij geen mogelijkheid meer zag om tot een overeenstemming over de inhoud van de conceptovereenkomst te komen.

 Bij brief van 28 december 2018 heeft verweerder aan eiseres zijn voornemen tot oplegging van een last onder dwangsom toegezonden, omdat eiseres door het gebruik van de recreatieverblijven voor woondoeleinden en voor permanente bewoning handelt in strijd met het bestemmingsplan. Eiseres heeft zienswijzen ingediend.

 Op 4 februari 2019 hebben toezichthouders van verweerder een avondcontrole bij eiseres uitgevoerd. Daarbij is vastgesteld dat ruim 500 personen met een buitenlandse nationaliteit op het vakantiepark aanwezig waren. Meerdere van deze personen hebben verklaard in het buitenland te staan ingeschreven en tijdelijk in Nederland te verblijven vanwege werk. Tevens is geconstateerd dat eiseres het strijdige gebruik had geïntensiveerd door ook op het recreatieve gedeelte arbeidsmigranten te huisvesten.

 Na het bestreden besluit, in januari 2020, heeft eiseres een derde aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning ter legalisering van het huisvesten van arbeidsmigranten. Deze aanvraag heeft verweerder bij besluit van 18 mei 2020 buiten behandeling gelaten. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt.

 Ten tijde van de online zitting waren er volgens eiseres 290 arbeidsmigranten gehuisvest op het vakantiepark.

2. Tussen partijen is niet in geschil dat het huisvesten van arbeidsmigranten in strijd is met het geldende bestemmingsplan, zodat verweerder bevoegd was tot handhavend optreden.

3.1

Eiseres heeft gesteld dat sprake is van een concreet zicht op legalisatie en dat verweerder tot het tijdstip van legalisatie had moeten afzien van handhaving.

3.2

Verweerder stelt dat op het moment van het nemen van het bestreden besluit géén aanvraag was ingediend voor een omgevingsvergunning ter legalisering van het gebruik in strijd met het bestemmingsplan.

3.3

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) heeft onder meer in de uitspraken van 1 juli 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:2026) en van 15 augustus 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:2735) geoordeeld dat, wil sprake zijn van concreet zicht op legalisatie voor een gebruik in strijd met het bestemmingsplan, er ten minste al een begin moet zijn gemaakt met de voor verlening van die vergunning vereiste procedure, hetgeen niet mogelijk is zonder een aanvraag. De enkele bereidheid...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT