Uitspraak Nº 20/515. Rechtbank Midden-Nederland, 2020-04-27

ECLIECLI:NL:RBMNE:2020:1708
Date27 Abril 2020
Docket Number20/515
CourtRechtbank Midden-Nederland (Neederland)
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht

Bestuursrecht

zaaknummer: UTR 20/515

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 april 2020 in de zaak tussen [verzoekster] , te [woonplaats] , verzoekster,

(gemachtigde: mr. J.S. Vlieger),

en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen [.] , verweerder.

Procesverloop

Verzoekster heeft bezwaar ingediend tegen verweerders besluit van 27 juni 2019. Verweerder heeft op 17 december 2019 een besluit op dit bezwaar genomen en beslist dat het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk is. Verzoekster is hiertegen bij de rechtbank in beroep gegaan omdat zij vindt dat verweerder ten onrechte geen proceskostenvergoeding heeft toegekend nu verweerder pas na het indienen van het bezwaarschrift is overgegaan tot intrekking van het besluit van 27 juni 2019.

Op 10 maart 2020 heeft verweerder een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen waarin hij besluit om alsnog de proceskosten te vergoeden tot een bedrag van € 525,- die in bezwaar zijn gemaakt. Verzoekster heeft daarna haar beroep ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor haar proceskosten in beroep. In zijn reactie van 20 maart 2020 heeft verweerder de rechtbank medegedeeld dat hij geen bezwaar heeft tegen het vergoeden van de proceskosten in beroep.

Overwegingen

1. Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoekster om vergoeding van haar proceskosten. De rechtbank doet deze uitspraak zonder partijen voor een zitting uit te nodigen omdat zij vindt dat zij voldoende informatie heeft om het verzoek te beoordelen.

2. Als het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift (dus aan verzoekster) tegemoet is gekomen, kan de rechtbank bepalen dat verweerder de proceskosten van de indiener van het beroepschrift (dus van verzoekster) moet betalen. Dat staat in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).

3. De rechtbank stelt vast dat verweerder met het besluit van 10 maart 2020 geheel aan verzoekster tegemoet is gekomen. De rechtbank zal verweerder daarom veroordelen in de proceskosten van verzoekster. De proceskosten voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand stelt de rechtbank op grond van het Bpb vast op € 525,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 1)...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT