Uitspraak Nº 20/5839. Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 2020-04-22

ECLIECLI:NL:RBZWB:2020:1968
Docket Number20/5839
Date22 Abril 2020
CourtRechtbank Zeeland-West-Brabant (Neederland)
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht

zaaknummer: BRE 20/5839 WAJONG VV

uitspraak van 22 april 2020 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen [naam verzoekster], te [woonplaats verzoekster], verzoekster,

gemachtigde: mr. E.H.J. aan de Stegge,

en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Procesverloop

Verzoekster heeft de voorzieningenrechter verzocht om bij wijze van voorlopige voorziening aan haar, ten laste van het UWV, een bedrag toe te kennen in verband met het door haar gestelde recht op een Wajong-uitkering.

Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een zitting achterwege gebleven.

Overwegingen

1. In artikel 8:81 van de Awb is bepaald dat indien tegen een besluit bij de bestuursrechter beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de bestuursrechter, bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter van de bestuursrechter die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening kan treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.

2. De voorzieningenrechter overweegt dat, wil sprake zijn van een ontvankelijk verzoek om voorlopige voorziening, in ieder geval voldaan moet zijn aan het vereiste van formele connexiteit: er moet bezwaar zijn ingediend of beroep zijn ingesteld.

3. De griffier heeft verzoeksters gemachtigde gevraagd om (1) toezending van het besluit waar verzoekster het niet mee eens is en (2) van het tegen dat besluit gerichte bezwaar- of beroepschrift. Uit de reactie van gemachtigde blijkt dat het verzoek wordt ingediend in verband met een beroepsprocedure tegen een besluit van het UWV van 26 januari 2018. Dat besluit is gewijzigd bij besluit van 28 september 2018 en het beroep is ingetrokken in een brief van 28 november 2018.

4. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter blijkt uit de door verzoeksters gemachtigde verstrekte inlichtingen dat het verzoek niet is ingediend in het kader van een lopende bezwaar- of beroepsprocedure. Dat betekent dat niet is voldaan aan het connexiteitsvereiste. Het verzoek zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.

5. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslis...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT