Uitspraak Nº 200.035.826/01. Gerechtshof Amsterdam, 2019-03-05

ECLIECLI:NL:GHAMS:2019:657
Date05 Marzo 2019
Docket Number200.035.826/01
CourtGerechtshof Amsterdam (Nederland)
GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I

zaaknummer: 200.035.826/01

zaak- en rolnummer rechtbank Amsterdam: 850067 DX EXPL 07-839

arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 5 maart 2019

inzake

DEXIA NEDERLAND B.V. (voorheen DEXIA BANK NEDERLAND N.V.),

gevestigd te Amsterdam,

appellante,

tevens geïntimeerde in incidenteel hoger beroep,

advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam,

tegen:

[geïntimeerde] ,

wonende te [woonplaats] ,

geïntimeerde,

tevens appellante in incidenteel hoger beroep,

advocaat: mr. J.B. Maliepaard te Bleiswijk.

1 Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna Dexia en [geïntimeerde] genoemd.

Voor het verloop van het geding tot 6 november 2018 verwijst het hof naar het op die datum gewezen tussenarrest (hierna: het tussenarrest). Bij het tussenarrest heeft het hof het voornemen geuit tot het stellen van prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: HvJEU). Partijen zijn in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over dat voornemen en de aan het HvJEU te stellen vragen.

Vervolgens hebben beide partijen zich bij akte uitgelaten, waarbij [geïntimeerde] producties in het geding heeft gebracht. Daarna is weer arrest gevraagd.

2 De verdere beoordeling

Inleiding

2.1.

Uit de akten van partijen blijkt dat Dexia het eens is met het voornemen van het hof om prejudiciële vragen te stellen aan het HvJEU. Volgens [geïntimeerde] is er geen reden tot het stellen van vragen, althans dient het hof ook andere feiten en omstandigheden bij de vraagstelling te betrekken. Het hof ziet in hetgeen door [geïntimeerde] is aangevoerd geen reden terug te komen van zijn voornemen. Hetgeen partijen over de vraagstelling hebben aangevoerd, zal bij de beoordeling voor zover relevant worden betrokken.

2.2.

In deze verwijzingsbeslissing zal hierna eerst een overzicht worden gegeven van de feiten en het geschil tussen partijen. Deze procedure gaat over twee overeenkomsten van effectenlease (hierna ook: de leaseovereenkomsten). Ter informatie aan het HvJEU zal het hof een kort overzicht geven van de nationale rechtspraak over dergelijke overeenkomsten. Daarna zal worden toegelicht wat de aanleiding is tot het stellen van een prejudiciële vragen. Een deel van hetgeen in deze verwijzingsbeslissing aan de orde komt, is een herhaling van overwegingen uit het tussenarrest van 6 november 2018. De in het tussenarrest vermelde vragen zijn samengevoegd tot één vraag.

Feiten en omvang van het geschil

2.3.

[geïntimeerde] heeft twee leaseovereenkomsten gesloten met een rechtsvoorgangster van Dexia:

Nr.

Contractnr.

Datum

Naam overeenkomst

Leasesom

Looptijd

Termijnbedrag

1

[contractnummer 1]

04-10-1999

Korting Cadeau

€ 49.146,48

120 mnd

€ 226,71

2

[contractnummer 2]

04-10-1999

Korting Cadeau

€ 49.146,48

120 mnd

€ 226,71

Dexia heeft de leaseovereenkomsten, na de koper tot betaling te hebben aangemaand en in gebreke te hebben gesteld vanwege een betalingsachterstand, op 6 juni 2005 tussentijds beëindigd en eindafrekeningen opgesteld. Het op de eindafrekeningen vermelde negatieve resultaat heeft Dexia aan [geïntimeerde] in rekening gebracht:

Nr.

Contractnr.

Datum eindafrekening

Resultaat

Aan Dexia voldaan/verrekend

1

[contractnummer 1]

06-06-2005

- € 14.457,35

€ 847,16

2

[contractnummer 2]

06-06-2005

- € 14.457,35

niet voldaan

2.4.

In eerste aanleg heeft [geïntimeerde] vorderingen ingesteld die ertoe strekken dat voor recht wordt verklaard dat de leaseovereenkomsten zijn vernietigd, althans ontbonden, althans dat Dexia onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld. [geïntimeerde] vordert terugbetaling van de bedragen die zij op grond van de leaseovereenkomsten aan Dexia heeft betaald, al dan niet bij wijze van schadevergoeding, vermeerderd met rente.

2.5.

Dexia heeft een tegenvordering ingesteld en gevorderd dat [geïntimeerde] wordt veroordeeld tot betaling van € 28.067,02, vermeerderd met rente. Dat is het totale bedrag dat [geïntimeerde] onder beide leaseovereenkomsten volgens Dexia nog is verschuldigd, waarbij rekening is gehouden met het betaalde of verrekende bedrag van € 847,16 (zie de tweede tabel onder 2.3).

2.6.

De kantonrechter heeft Dexia veroordeeld € 2.507,69 per leaseovereenkomst aan [geïntimeerde] te betalen bij wijze van schadevergoeding, te vermeerderen met wettelijke rente. De vordering van Dexia is door de kantonrechter afgewezen.

2.7.

Beide partijen hebben in hoger beroep grieven tegen het vonnis aangevoerd. Het hoger beroep van Dexia is erop gericht dat de vordering van [geïntimeerde] alsnog wordt afgewezen en haar eigen vordering wordt toegewezen. [geïntimeerde] beoogt in hoger beroep een hoger bedrag aan schadevergoeding te verkrijgen.

Nationale rechtspraak over overeenkomsten van effectenlease

2.8.

De door [geïntimeerde] gesloten leaseovereenkomsten zien op beleggen met geleend geld. [geïntimeerde] is een geldlening verstrekt (hierna ook: de hoofdsom). Voor het bedrag van de hoofdsom heeft Dexia aandelen gekocht. De totale leasesom die [geïntimeerde] aan Dexia moet betalen, wordt gevormd door de hoofdsom, vermeerderd met de rente die gedurende de looptijd van de leaseovereenkomst over de hoofdsom is verschuldigd. Gedurende de looptijd wordt een zogenaamde eerste aflossingstermijn betaald van € 45,38. Verder wordt niet afgelost op de hoofdsom. Gedurende de looptijd wordt in maandelijkse termijnen rente betaald (hierna: de rentetermijnen). De rente over de hoofdsom bedraagt voor [geïntimeerde] 12,4% per jaar. De aan Dexia betaalde rente kon, totdat de wetgever die mogelijkheid uiteindelijk per 1 januari 2001 volledig heeft afgeschaft, door de kopers als aftrekpost bij de aangifte inkomstenbelasting worden opgevoerd, vanaf 1997 is het aftrekbare rentebedrag stapsgewijs beperkt. De bedoeling van de leaseovereenkomsten is dat aan het einde van de looptijd van tien jaar de aandelen worden verkocht en met de opbrengst de hoofdsom wordt afgelost. Afhankelijk van de koers van de aandelen kan aan het einde van de looptijd een opbrengst of een restschuld voor [geïntimeerde] resteren. In dit geval heeft Dexia de leaseovereenkomsten overeenkomstig de algemene voorwaarden vanwege een betalingsachterstand tussentijds beëindigd en eindafrekeningen opgesteld.

2.9.

Deze zaak betreft het hoger beroep dat Dexia op 15 december 2008 heeft ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter van 19 november 2008. Bij het hof en andere gerechten in Nederland zijn zeer veel procedures aanhangig over overeenkomsten van effectenlease waarvan Dexia de verkoper is. Het gaat om verschillende producten van effectenlease, waaronder het product dat [geïntimeerde] heeft afgenomen. Naar aanleiding van verschillende gerezen rechtsvragen zijn en worden proefprocedures gevoerd. Andere zaken worden in afwachting van de uitkomst van proefprocedures aangehouden. Ook de onderhavige procedure is aangehouden. Dat is de reden dat deze zaak al zo lang bij het hof aanhangig is.

2.10.

De leaseovereenkomsten worden naar Nederlands recht aangemerkt als overeenkomsten van koop op afbetaling. Voor het sluiten van een overeenkomst van koop op afbetaling heeft de koper op grond van artikel 1:88 lid 1, aanhef en onder d Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) de schriftelijke toestemming nodig van zijn of haar echtgenoot. De echtgenoot die voor het aangaan van de overeenkomst geen toestemming heeft verleend, heeft het recht de overeenkomst op grond van artikel 1:89 lid 1 BW te vernietigen. Van dit recht tot vernietiging is door veel echtgenoten van kopers gebruik gemaakt. Bij gerechten in Nederland zijn vele procedures gevoerd en thans nog aanhangig over de vraag of in het concrete geval de rechtsvordering tot vernietiging van de overeenkomsten van effectenlease inmiddels is verjaard. De mogelijkheid tot vernietiging van de leaseovereenkomsten speelt niet in de onderhavige zaak.

2.11.

Op 8 mei 2006 is ten behoeve van de kopers van overeenkomsten van effectenlease een collectieve schikking tot stand gekomen tussen belangenbehartigers van consumenten en Dexia. Op grond van deze overeenkomst kunnen de kopers van een overeenkomst van effectenlease een schikkingsbedrag krijgen tegen finale kwijting. Bij beschikking van 25 januari 2007 (ECLI:NL:GHAMS:2007:AZ7033) heeft dit hof deze overeenkomst verbindend verklaard op grond van artikel 7:907 lid 1 BW, waardoor de kopers aan deze collectieve schikking gebonden zijn geworden. Deze wetsbepaling is ingevoerd op grond van de Wet collectieve afwikkeling bij massaschade (WCAM). De kopers die niet met de WCAM-overeenkomst akkoord wilden gaan, dienden vóór 1 augustus 2007 een opt out-verklaring uit te brengen. Van deze mogelijkheid hebben vele kopers gebruik gemaakt. Ook [geïntimeerde] heeft een opt out-verklaring uitgebracht, zodat de verbindend verklaarde WCAM-overeenkomst haar niet bindt.

2.12.

Door kopers die een opt out-verklaring hebben uitgebracht, worden tegen Dexia procedures gevoerd tot verkrijging van schadevergoeding. De gevorderde schade ziet op betaalde rente, aflossing, eventuele kosten en/of een ontstane restschuld. Bij de beoordeling van de aansprakelijkheid van Dexia geldt naar vaste nationale rechtspraak als uitgangspunt dat op Dexia als verkoper van overeenkomsten van effectenlease een bijzondere zorgplicht rust die bestaat uit een precontractuele waarschuwingsplicht en een onderzoeksplicht. Dexia diende de kopers te waarschuwen voor het risico op het ontstaan van een restschuld. Daarnaast diende Dexia in het kader van haar onderzoeksplicht bij de kopers informatie in te winnen...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT