Uitspraak Nº 200.149.234/01. Gerechtshof Amsterdam, 2016-02-02

ECLIECLI:NL:GHAMS:2016:355
Date02 Febrero 2016
Docket Number200.149.234/01
CourtGerechtshof Amsterdam (Nederland)
GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I

zaaknummer : 200.149.234/01

zaak- en rolnummer rechtbank Amsterdam: C/13/526775/HA ZA 12-1183

arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 2 februari 2016

inzake

1 [appellant sub 1] ,

wonend te [woonplaats] ,

2. [appellante sub 2],

wonend te [woonplaats] ,

appellanten,

advocaat: mr. M.J. Meijer te Haarlem,

tegen:

de naamloze vennootschap

ING BANK N.V.,

gevestigd te Amsterdam,

geïntimeerde,

advocaat: mr. T.J.P. Jager te Amsterdam.

1 Het geding in hoger beroep

Appellanten worden hierna gezamenlijk [appellanten] genoemd en appellant sub 1 [appellant sub 1] . Geïntimeerde wordt hierna ING genoemd.

[appellanten] zijn bij dagvaarding van 24 april 2014 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 2 april 2014, onder bovenvermeld zaak- en rolnummer gewezen tussen [appellanten] als eisers en ING als gedaagde.

Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:

- memorie van grieven, met producties;

- memorie van antwoord.

Partijen hebben de zaak ter zitting van 5 december 2014 doen bepleiten, [appellanten] door mr. Meijer voornoemd en ING door mr. Jager voornoemd, eerstgenoemde aan de hand van pleitnotities die zijn overgelegd.

De zaak is ter zitting aangehouden in verband met schikkingsonderhandelingen. Ten slotte is op de rol van 20 januari 2015 arrest gevraagd.

[appellanten] hebben geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en - uitvoerbaar bij voorraad - alsnog hun oorspronkelijke vorderingen zal toewijzen, met beslissing over de proceskosten.

ING heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met - uitvoerbaar bij voorraad - beslissing over de proceskosten.

Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

2 Feiten

De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 2.1 tot en met 2.17 de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. [appellanten] hebben in de memorie van grieven een aantal correcties van onjuistheden/ onvolledigheden in de feiten opgesomd. Voor zover die correcties terecht zijn, zal het hof deze overnemen. Hierbij tekent het hof aan dat gestelde onjuistheden/onvolledig-heden in citaten van brieven en e-mails zich niet voor correctie lenen, nu die citaten de feiten vormen. De feiten komen neer op het volgende.

2.1.

Op 24 augustus 2006 is door het Contactorgaan Hypothecair Financiers (CHF) en de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB) de nieuwe Gedragscode Hypothecaire Financieringen (hierna te noemen: GHF) overeengekomen. Deze aangepaste GHF is per 1 januari 2007 in werking getreden. De aangepaste GHF vermeldt - voor zover hier van belang - het volgende:

“6. Leencapaciteit

(…)

3 De hypothecair financier zal het maximale bedrag van de bruto lasten verbonden aan een hypothecaire financiering vaststellen op basis van actuele door het (…) NIBUD (…) vastgestelde woonlastpercentages. (…)”

2.2.

In het najaar van 2006 hebben [appellanten] contact met ING opgenomen vanwege financieringsproblemen. Op dat moment waren [appellanten] eigenaar van een te koop staande woning te [plaats] . Ter financiering van deze woning was door ING een hypothecaire geldlening verstrekt van € 607.500,-. [appellanten] waren in 2006 tevens eigenaar van een recreatiewoning te [plaats] , die ook te koop stond en waarvoor WestlandUtrecht Hypotheekbank een hypothecaire geldlening van

€ 275.000,- had verstrekt. De daarmee gepaard gaande niet in box 1 aftrekbare maandelijkse rentelast bedroeg € 962,- per maand. [appellanten] waren op dat moment woonachtig in de recreatiewoning te [plaats] .

2.3.

ING heeft op 18 oktober 2006 een rekening-courant van € 25.000,- aan [appellanten] verstrekt en een andere bank een overbruggingslening van € 103.000,-. Op 10 november 2006 is de woning te [plaats] verkocht voor een bedrag van

€ 915.000,-. Met de verkoopopbrengst is de op de woning te [plaats] rustende hypotheek afgelost evenals het overbruggingskrediet. Het rekening-courantkrediet is door [appellanten] niet gebruikt.

2.4.

Ten behoeve van de aankoop van het woonhuis te [plaats] waarvan de koopprijs

€ 695.000,- kosten koper bedroeg, hebben [appellanten] in december 2006 bij ING een hypotheekaanvraag ingediend. Blijkens een taxatierapport van 12 december 2006 bedroeg de onderhandse verkoopwaarde van het woonhuis te [plaats] € 680.000,- en de executiewaarde € 600.000,-. De ten behoeve van de aankoop van dit woonhuis door [appellanten] benodigde hypothecaire lening bedroeg € 600.000,-. Ten tijde van de hypotheekaanvraag was [appellant sub 1] 44 jaar oud en...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT