Uitspraak Nº 200.155.008_01. Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 2018-09-25

ECLIECLI:NL:GHSHE:2018:3963
Date25 Septiembre 2018
Docket Number200.155.008_01
CourtGerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland)
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht

zaaknummer 200.155.008/01

arrest van 25 september 2018

in de zaak van

[de vennootschap 1] ,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

appellante,

advocaat: mr. G.S. de Haas te Raamsdonksveer,

tegen

[de vennootschap 2] ,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

geïntimeerde,

advocaat: mr. E.C.W. de Haas te Veghel,

als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 20 december 2016 in het hoger beroep van het door de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, onder zaaknummer 198198/HAZA 09-1907 gewezen vonnis van 26 februari 2014.

5 Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het tussenarrest van 20 december 2016 (hierna: het tussenarrest);

- het proces-verbaal van comparitie van partijen van 11 april 2017;

- de akte na comparitie d.d. 23 mei 2017 van de zijde van [geïntimeerde] ;

- het proces-verbaal van voortzetting van comparitie van partijen van 12 september 2017;

- de akte na comparitie d.d. 21 november 2017 van de zijde van [geïntimeerde] ;

- de antwoordakte na comparitie d.d. 21 november 2017 van de zijde van [appellante] ;

- de antwoordakte d.d. 19 december 2017 van de zijde van [geïntimeerde] ;

- de antwoordakte na comparitie d.d. 19 december 2017 van de zijde van [appellante] .

Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald.

6 De verdere beoordeling
6.1.

Het hof blijft bij hetgeen is overwogen in het tussenarrest. In vervolg op dit tussenarrest dient het hof de volgende geschilpunten nog te beoordelen:

betreffende de vordering van [geïntimeerde] op [appellante] :

( a) de hoogte van de vergoeding die [appellante] aan [geïntimeerde] is verschuldigd wegens de verrichte verhuizing van de machines;

betreffende de vordering van [appellante] op [geïntimeerde]

( b) de beschadigingen aan de vloer van het bedrijfspand in [plaats 1] ;

( c) de vraag of [geïntimeerde] aansprakelijk is voor de schade die is toegebracht aan de machines en voor de schade aan de opritten en de vloer van het bedrijfspand in [plaats 2] , en zo ja;

( d) de omvang van die schade.

Voorts heeft [appellante] zich in de akte na comparitie van 21 november 2017 (randnr. 31) op het standpunt gesteld dat zij vergoeding wenst van de bedrijfsschade die zij heeft geleden en nog zal lijden door het (nog steeds) niet kunnen gebruiken van de bedrijfsruimte in [plaats 2] .

Alvorens tot de bespreking van deze punten over te gaan (hierna in rov. 6.4.1. e.v.) overweegt het hof nog als volgt.

6.2.

Het hof verwerpt allereerst de stelling van [appellante] dat bij die beoordeling de akte na comparitie d.d. 23 mei 2017 van [geïntimeerde] buiten beschouwing moet blijven, omdat [appellante] destijds op de rolzitting van 23 mei 2017 de mogelijkheid zou zijn onthouden om een antwoordakte te nemen (zoals door [appellante] is gesteld en door [geïntimeerde] is betwist). Partijen zijn na de comparitie van partijen van 12 september 2017 opnieuw in de gelegenheid gesteld om aktes te nemen. [appellante] heeft in die aktewisseling haar standpunten ook opnieuw uitgebreid toegelicht en was daarbij dus eveneens in de gelegenheid, als ook deels benut, om te reageren op hetgeen in de akte van 23 mei 2017 van de zijde van [geïntimeerde] door laatstgenoemde is gesteld. Van schending van hoor en wederhoor is dan ook geen sprake.

6.3.

De comparitie van partijen van 12 september 2017 heeft plaatsgevonden ten overstaan van de raadsheer-commissaris. Deze comparitie van partijen had slechts als strekking om te beproeven of er (alsnog) een minnelijke regeling kon worden bereikt en om, indien een regeling niet zou worden bereikt, de verdere voortgang van de procedure te bespreken. De comparitie ten overstaan van de raadsheer-commissaris had niet mede ten doel om partijen in de gelegenheid te stellen om hun stellingen toe te lichten en de comparitie is ook niet voor dat doel gebruikt, zoals ook blijkt uit het proces-verbaal. De daarin opgenomen uitlatingen van de advocaten zien slechts op de procedure en niet op de inhoud van de zaak. Om die reden was het toegestaan om de mondelinge behandeling te laten plaatsvinden ten overstaan van de raadsheer-commissaris in plaats van ten overstaan van de drie raadsheren die thans dit arrest wijzen (HR 22 december 2017; ECLI:NL:HR:2017:3264). Daarnaast blijkt uit het proces-verbaal van de eerder gehouden meervoudige comparitie van 23 mei 2017 impliciet dat, indien partijen geen regeling zouden bereiken, de meervoudige kamer reeds voor alsdan bepaalde dat een vervolgcomparitie geheel of gedeeltelijk door een door die kamer uit haar midden aangewezen raadsheer-commissaris zou worden behandeld.

(a) de hoogte van de door [appellante] aan [geïntimeerde] verschuldigde vergoeding

6.4.1.

Volgens [appellante] had de vordering van [geïntimeerde] moeten worden afgewezen, omdat het hof heeft geoordeeld dat de vordering niet kan worden toegewezen op de primaire grondslag (afspraak van een vaste prijs) en op de secundaire grondslag (een redelijke vergoeding op grond van art. 7:405 lid 2 BW). Volgens [appellante] is het hof buiten de grenzen van de rechtsstrijd getreden door te oordelen dat [appellante] een prijs moet betalen die op basis van nacalculatie is verschuldigd (antwoordakte d.d. 19 december 2017, nrs. 1 e.v.). Het hof verwerpt deze stelling. Zoals in het tussenarrest is overwogen (rov. 3.10.2.) heeft [geïntimeerde] naar aanleiding van het verweer van [appellante] haar stellingen in die zin in het algemeen en dus ook in conventie aangevuld (concl van antw in reconv, nr. 5) dat de heer [medewerker van geïntimeerde] en de heer [medewerker van appellante] telefonisch hebben besproken dat [geïntimeerde] het transport van de machines op basis van nacalculatie zou uitvoeren en dat daartoe op of omstreeks 13 december 2008 mondeling opdracht is gegeven door [appellante] . Daarmee heeft [geïntimeerde] de grondslag van de vordering in conventie reeds in de procedure in eerste aanleg aangevuld, zodat overeenkomstig het bepaalde in artikel 24 van het Wetboek van Burgerlijke Rchtsvordering het geschil ook op deze grondslag moet worden onderzocht en beslist. Dat [geïntimeerde] die aanvullende grondslag, anders dan de twee andere genoemde grondslagen, niet in het petitum tot uitdrukking heeft gebracht, doet daar niet aan af.

6.4.2.

In het tussenarrest heeft het hof in rov. 3.9.6. geoordeeld dat [geïntimeerde] kennelijk een verzekering voor het transport had afgesloten en heeft het hof in rov. 3.10.8 geoordeeld dat [appellante] om die reden in ieder geval de gefactureerde verzekeringspremie is verschuldigd. Het hof ziet in datgene dat [appellante] in de na het tussenarrest door haar genomen aktes aangaande de verzekering heeft aangevoerd geen aanleiding om terug te komen op deze eindbeslissing. Dit oordeel brengt mee dat de door [appellante] gevorderde verklaring voor recht dat [geïntimeerde] tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst door niet de betreffende verzekeringen af te sluiten, zal worden afgewezen.

6.4.3.

Tussen partijen is ten aanzien van de door [appellante] verschuldigde vergoeding nog in geschil:

  • -

    het aantal uren dat [geïntimeerde] per vrachtwagencombinatie in rekening kan brengen;

  • -

    de vraag of [geïntimeerde] de inzet van een extra man in rekening kan brengen;

  • -

    de vraag of [geïntimeerde] de inzet een extra vrachtwagen in rekening kan brengen;

  • -

    de vraag of [geïntimeerde] gebruikt gereedschap afzonderlijk in rekening kan brengen.

6.4.4.

Uitgangspunt bij het vaststellen van de vergoeding die [appellante] verschuldigd is aan [geïntimeerde] , is dat tussen partijen is overeengekomen dat moet worden afgerekend op basis van het aantal uren dat door [geïntimeerde] aan de verhuizing zijn besteed.

Volgens [geïntimeerde] volgt uit het feit dat partijen nacalculatie zijn overeengekomen dat [appellante] afzonderlijk voor het gebruikte gereedschap en de gebruikte heftruck moet betalen. Ten aanzien van de inzet van een derde vrachtwagen en een extra man heeft [geïntimeerde] gesteld, onder verwijzing naar hetgeen het hof hieromtrent had overwogen in het tussenarrest in rov. 3.10.7, dat die vrachtwagen daadwerkelijk is gebruikt en dat ook de inzet van de extra man noodzakelijk was voor de uitvoering van de werkzaamheden. Om die reden is [appellante] de bedragen verschuldigd die uit dien hoofde zijn gedeclareerd, aldus [geïntimeerde] .

Volgens [appellante] volgt uit de gegeven opdracht dat slechts twee vrachtwagencombinaties zouden worden ingezet en dat het voor die combinaties afgesproken uurtarief inclusief manuren zou zijn. Om die reden is [appellante] de in rekening gebrachte bedragen voor gereedschap, heftruck, de extra vrachtwagencombinatie en extra man personeel niet verschuldigd. Ten aanzien van de laatste twee posten heeft [appellante] aanvullend nog gesteld dat de derde vrachtwagencombinatie niet is gebruikt en dat de inzet van een extra man personeel niet nodig is geweest voor de uitvoering van de opdracht. Hieromtrent oordeelt het hof als volgt.

6.4.5.

De betekenis van een omstreden beding in een overeenkomst moet door de rechter worden vastgesteld aan de hand van hetgeen partijen over en weer hebben verklaard en uit elkaars verklaringen en gedragingen, overeenkomstig de zin die zij daaraan in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mochten toekennen, hebben afgeleid en van hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Hier vallen ook gedragingen na sluiting van de overeenkomst onder.

In haar e-mail van 15 december 2008 heeft [appellante] aan [geïntimeerde] de opdracht als volgt geformuleerd:

“Transport 22, 23 december 2008 [plaats 1] (NL) / [plaats 2] (BE)

[…]

Kosten:

- notk bedrag per uur, per combinatie, op basis van werkelijk gemaakte uren

- 2 vrachtwagens (gesloten) met aanhanger...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT