Uitspraak Nº 200.159.978_01. Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 2016-02-09

ECLIECLI:NL:GHSHE:2016:401
Date09 Febrero 2016
Docket Number200.159.978_01
CourtGerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland)

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht

zaaknummer HD 200.159.978/01

arrest van 9 februari 2016

in de zaak van

[appellant] ,

wonende te [woonplaats] ,

appellant,

hierna aan te duiden als de man,

advocaat: mr. M.J.F. Martens te ‘s-Hertogenbosch,

tegen

[geïntimeerde] ,

wonende te [woonplaats] ,

geïntimeerde,

hierna aan te duiden als de vrouw,

advocaat: mr. P. de Jonge te Zierikzee,

als vervolg op het door dit hof tussen partijen gewezen arrest van 14 juli 2015.

5 Het tussenarrest van 14 juli 2015

Bij dit tussenarrest heeft het hof in het incident het vonnis van 6 augustus 2014 van de rechtbank Zeeland-West-Brabant uitvoerbaar bij voorraad verklaard en in de hoofdzaak verstaan dat de zaak naar de rol is verwezen voor arrest.

6 Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

Het hof heeft arrest bepaald in de hoofdzaak.

7 De verdere beoordeling
7.1.

In dit geding kan worden uitgegaan van de navolgende feiten.

a. Partijen zijn van 5 januari 1983 tot 6 april 1987 gehuwd geweest in

gemeenschap van goederen (prod. 1 inl. dagv.). Bij echtscheidingsconvenant van 15 juni 1987 hebben zij de gevolgen van de echtscheiding geregeld, onder meer de boedelverdeling (prod. 2 inl dagv.).

b. Na de echtscheiding zijn partijen een affectieve relatie blijven onderhouden. Zij hebben samengewoond in de – aan hen in gemeenschappelijk eigendom toebehorende - woning aan de [adres] te [woonplaats] . De vermogensrechtelijke gevolgen van hun samenwoning en gemeenschappelijke huishouding hebben zij geregeld bij samenlevingscontract van 16 december 2004 (prod. 3 inl. dagv.).

c. De vrouw heeft de woning verlaten in december 2009 en heeft bij aangetekende brief van 21 mei 2010 het samenlevingscontract tegen 1 juli 2010 opgezegd (prod. 4 inl. dagv.)..

7.2.

In eerste aanleg hebben partijen in conventie en in reconventie meerdere vorderingen tegen elkaar ingesteld, zulks teneinde hun vermogensrechtelijke verhoudingen met elkaar af te wikkelen.

In hoger beroep heeft de man daarvan een drietal geschilpunten ter beoordeling voorgelegd aan het hof, stellende dat de rechtbank op die onderdelen onjuiste beslissingen heeft genomen. De man heeft op die onderdelen voorts zijn – in reconventie ingestelde – eisen gewijzigd en vermeerderd.

Verdeling van de waarde van de gemeenschappelijke woning

7.3.

Partijen zijn het erover eens dat deze woning aan de man moet worden toegedeeld.

De woning is op 23 mei 2011 getaxeerd op een vrije verkoopwaarde van € 185.000,- door de taxateur mevrouw [taxateur] die daartoe in een eerdere beschikking van de rechtbank was benoemd (prod. 5 inl. dagv.). De rechtbank heeft geoordeeld (vonnis d.d. 12 maart 2014, rov. 4.3.3) dat partijen destijds hebben afgesproken om op basis van deze waarde hun samenleving af te wikkelen, en dat er geen aanleiding is van deze afspraak af te wijken enkel vanwege de door de man gestelde handelwijze van de vrouw.

Grief III is gericht tegen dit oordeel. De man acht het in strijd met de redelijkheid en de billijkheid om thans bij de verdeling nog uit te gaan van de op 23 mei 2011 getaxeerde waarde van € 185.000,-. De man voert daartoe aan dat de vrouw de afwikkeling van de boedelscheiding heeft vertraagd door niet mee te werken aan mediation en elf maanden te wachten met procederen. Intussen is de waarde van de woning gedaald. Per 1 januari 2013 en 1 januari 2014 is de WOZ-waarde € 178.000,- (prod. 7 mvg) en bovendien is er sprake van achterstallig onderhoud in het schilderwerk.

De vrouw heeft het standpunt van de man gemotiveerd bestreden.

7.4.

Het hof oordeelt als volgt.

Vaststaat dat partijen in 2011 beiden hebben...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT