Uitspraak Nº 200.162.413/01. Gerechtshof Amsterdam, 2016-09-27

ECLIECLI:NL:GHAMS:2016:3895
Date27 Septiembre 2016
Docket Number200.162.413/01
CourtGerechtshof Amsterdam (Nederland)

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht,

team III (familie- en jeugdrecht)

zaaknummer : 200.162.413/01

zaaknummer rechtbank : C/13/555930/HA ZA 13-1823

arrest van de meervoudige familiekamer van 27 september 2016

inzake

1. [appellant sub 1] ,

wonende te [woonplaats 1] , [land] ,

2. [appellant sub 2] ,

wonende te [woonplaats 2]

appellanten,

tevens incidenteel geïntimeerden,

advocaat: mr. S.C. Veenhoff te Nijmegen,

tegen:

[geïntimeerde] ,

wonende te [woonplaats 2] ,

geïntimeerde,

tevens incidenteel appellante,

advocaat: mr. B. Breederveld te Alkmaar.

1 Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellanten] en [geïntimeerde] genoemd. Appellanten afzonderlijk zullen als [appellant sub 1] en [appellant sub 2] worden aangeduid.

[appellanten] zijn bij dagvaarding van 19 november 2014 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 20 augustus 2014, gewezen tussen [appellanten] als eisers en [geïntimeerde] als gedaagde.

Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:

- memorie van grieven, met producties;

- memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in incidenteel appel, met producties;

- memorie van antwoord in incidenteel appel, met producties.

Partijen hebben de zaak ter zitting van 14 december 2015 doen bepleiten door hun respectieve advocaten, ieder aan de hand van pleitnotities die zijn overgelegd.

Ten slotte is arrest gevraagd.

[appellanten] hebben geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en bij arrest - uitvoerbaar bij voorraad - alsnog de primaire en subsidiaire vorderingen van [appellanten] zal toewijzen, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van beide instanties.

[geïntimeerde] heeft in principaal appel geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis voor zover zij daartegen geen grieven heeft gericht. In incidenteel appel heeft [geïntimeerde] geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden vonnis voor wat betreft het bepaalde onder 5.1 van het dictum en afwijzing van de desbetreffende vordering van [appellant sub 2] . Zowel in principaal als in incidenteel appel heeft [geïntimeerde] veroordeling van [appellanten] in de kosten van het hoger beroep gevorderd.

In incidenteel appel hebben [appellanten] geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden vonnis en tot toewijzing van hun primaire en subsidiaire vorderingen, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van beide instanties.

[appellanten] hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

2 Feiten

De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 2.1 tot en met 2.8. de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt.

3 Beoordeling
3.1.

[appellanten] zijn de zonen van [X] en [Y] . Na het overlijden van [Y] op [datum overlijden] is [X] hertrouwd met [geïntimeerde] . [X] (hierna: erflater) is overleden op [datum overlijden] . Bij testament van 29 mei 2000 heeft erflater [geïntimeerde] benoemd tot zijn enig erfgename. Onder het kopje ‘Ouderlijke boedelverdeling’ heeft erflater bepaald dat, voor het geval zijn nakomelingen een beroep doen op hun legitieme portie, aan [geïntimeerde] alle tot de nalatenschap behorende goederen worden toegedeeld onder de verplichting alle tot de nalatenschap behoren schulden, de kosten en de successierechten voor haar rekening te nemen en als haar eigen schulden te voldoen en haar mede-erfgenamen te vrijwaren, en wegens overbedeling uit te keren aan ieder van de overige erfgenamen een bedrag in contanten gelijk aan de waarde van het erfdeel van die erfgenaam verminderd met diens aandeel in de boedelkosten en het over diens verkrijging verschuldigde successierecht. Aan de overige erfgenamen heeft erflater de vordering op [geïntimeerde] toegedeeld als in het testament bepaald. In het testament is voorts bepaald dat de bedoelde vordering en de daarover verschuldigde rente, mede ter voldoening van erflaters natuurlijke verbintenis tot verzorging en onderhoud van zijn echtgenote, eerst kunnen worden opgeëist indien zijn echtgenote (i.c. [geïntimeerde] ) overlijdt.

3.2.

[appellant sub 1] is in 2004 met [geïntimeerde] overeengekomen dat zij hem ter uitkering van zijn legitieme portie een bedrag van € 92.742,- (zijn legitieme portie verminderd met het verschuldigde successierecht) zou uitbetalen. Aan deze overeenkomst is uitvoering gegeven. Nadien is gebleken dat het saldo van een Zwitserse bankrekening niet bij de onderhandeling over de uitkering van zijn legitieme portie was betrokken. In een daarop volgende gerechtelijke procedure tussen partijen zijn door dit hof bij onherroepelijk arrest van 13 augustus 2013, hersteld bij arrest van 22 oktober 2013, onder andere de (omvang van de) legitieme porties van [appellanten] in de nalatenschap van hun vader nader vastgesteld. Vastgesteld is dat [appellanten] ter zake van de Zwitserse bankrekening ieder gerechtigd zijn tot een bedrag van € 25.871,44, vermeerderd met rente.

3.3.

[geïntimeerde] heeft de door haar bewoonde voormalige echtelijke woning aan de [adres] in juni 2013 verkocht voor € 1.275.000,-. Van dit bedrag is bij verkoop en levering...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT