Uitspraak Nº 200.163.754/01 NOT. Gerechtshof Amsterdam, 2016-01-26
ECLI | ECLI:NL:GHAMS:2016:189 |
Docket Number | 200.163.754/01 NOT |
Date | 26 Enero 2016 |
Court | Gerechtshof Amsterdam (Nederland) |
beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.163.754/01 NOT
nummer eerste aanleg : AL/2014/55
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 26 januari 2016
inzake
1. [appellant sub 1] ,
wonend te [plaats] , [land] ,
2. [appellant sub 2] ,
wonend te [plaats] , [land] ,
appellanten,
tegen
mr. [geïntimeerde] ,
notaris te [plaats] ,
geïntimeerde,
gemachtigde: mr. V.J.N. van Oijen, advocaat te Amsterdam.
Appellanten (hierna: klagers) hebben op 30 januari 2015 een beroepschrift – met bijlagen –
bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden (hierna: de kamer) van 7 januari 2015 (ECLI:NL:TNORARL:2015:4). De kamer heeft in de bestreden beslissing klagers niet-ontvankelijk verklaard in hun klacht tegen geïntimeerde (hierna: de notaris) voor zover het gaat om onderdeel c. en de klacht voor het overige ongegrond verklaard.
De notaris heeft op 23 maart 2015 een verweerschrift bij het hof ingediend.
Klagers hebben op 16 juli 2015 nog een productie overgelegd.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 12 november 2015. Klager 1, vergezeld van de dochter van klaagster 2, en de notaris, vergezeld van zijn gemachtigde, zijn verschenen. Klager 1, de notaris en zijn gemachtigde hebben het woord gevoerd; klager 1 aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota.
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.
3. Feiten
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
Kort gezegd gaat het in deze zaak om het volgende.
Klagers en hun twee zussen (hierna ook te noemen: [zus 1 en zus 2] ) zijn de kinderen van [naam] (hierna: de vader) en [naam] (hierna: de moeder).
De moeder is overleden op 1 augustus 1994. Op grond van haar langstlevende-testament is haar nalatenschap geheel aan de vader toegedeeld. Ieder van de vier kinderen kreeg een vordering op de vader ter grootte van zijn erfdeel. De erfdelen van de vier kinderen zijn bij akte ‘vaststelling waarde erfdelen’ van 8 oktober 1996 vastgesteld op f 52.100,56 per persoon.
Op 18 februari 2008 heeft de notaris een akte van schuldigerkenning bij wijze van schenking gepasseerd, waarbij de vader aan ieder van de vier kinderen een bedrag van
€ 49.237,- schuldig heeft erkend.
Op 6 januari 2010 heeft de notaris een tweetal akten houdende een geldleningsovereenkomst verleden, waarin is...
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT