Uitspraak Nº 200.164.263_01. Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 2017-02-21

ECLIECLI:NL:GHSHE:2017:599
Date21 Febrero 2017
Docket Number200.164.263_01
CourtGerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland)
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht

zaaknummer 200.164.263/01

arrest van 21 februari 2017

in de zaak van

[appellant] ,

wonende te [woonplaats] ,

appellant,

hierna aan te duiden als [appellant] ,

advocaat: mr. J.J.C.M. Rouws te Berlicum (NB),

tegen

de publiekrechtelijke rechtspersoon

Gemeente Boxtel,

zetelend te Boxtel,

geïntimeerde,

hierna aan te duiden als de Gemeente,

advocaat: mr. R.A.F. Willems te 's-Hertogenbosch,

als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 4 oktober 2016 in het hoger beroep van het door de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch onder zaaknummer C/01/283595/HA ZA 14-665 gewezen vonnis van 22 oktober 2014.

5 Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • -

    het tussenarrest van 4 oktober 2016;

  • -

    de akte van 1 november 2016 van [appellant] , met producties,

  • -

    de antwoordakte van 29 november 2016 van de Gemeente.

Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald.

6 De verdere beoordeling

Rechtsopvolging

6.1.

Het hof heeft bij genoemd tussenarrest [appellant] in staat gesteld om aan te tonen dat hij erfgenaam is van [erflaatster] en dat hij als zodanig op dit moment
(mede-)eigenaar is van perceel [perceel] .

6.2.1.

[appellant] heeft daarop bij akte in het geding gebracht: (1) een afschrift uit het Centraal Testamentenregister van 18 oktober 2016, betreffende het testament van [erflaatster] van 20 mei 2010, (2) een verklaring van erfrecht, verleden door notaris [notaris] te [standplaats] , van 24 oktober 2016 en (3) een verklaring zuivere aanvaarding nalatenschap van [appellant] van 24 oktober 2016.
concludeert dat op grond van het eerder overgelegde testament van [erflaatster] en de aanvullend in het geding gebrachte stukken thans vaststaat dat hij de (enige) erfgenaam is van [erflaatster] en als zodanig de (enige) eigenaar is van perceel [perceel] .

6.2.2.

De Gemeente heeft zich ten aanzien van deze conclusie gerefereerd aan het oordeel van het hof.

6.2.3.

Gelet op de door [appellant] in het geding gebrachte stukken oordeelt het hof dat thans vaststaat dat [appellant] , als enig erfgenaam van [erflaatster] , sinds haar overlijden op 9 oktober 2014 (enig) eigenaar is van perceel [perceel] .

De grieven
6.3.1. [appellant] heeft hoger beroep ingesteld en heeft twee grieven aangevoerd. [appellant] heeft geconcludeerd tot vernietiging van het beroepen vonnis en tot het alsnog afwijzen van het door de Gemeente gevorderde, met veroordeling van de Gemeente in de proceskosten van beide instanties, de nakosten daaronder begrepen, met rente.

6.3.2.

De Gemeente heeft vervolgens geantwoord en heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, met veroordeling van [appellant] in [naar het hof begrijpt] de proceskosten van het hoger beroep.

6.4.

Het geschil tussen de Gemeente en [appellant] heeft betrekking op de eigendom van de strook grond tussen de openbare weg, [de openbare weg] , en perceel [perceel] (hierna: de strook).

Tussen partijen staat vast dat de strook in elk geval tot in de jaren negentig van de vorige eeuw eigendom is geweest van de Gemeente.

6.5.

Met grief 1 maakt [appellant] bezwaar tegen het oordeel van de rechtbank dat er aan de zijde van [erflaatster] geen sprake geweest is van ondubbelzinnig bezit en tegen de daarop gebaseerde toewijzing van de vordering van de Gemeente tot verklaring voor recht dat zij eigenaar is van de strook [en, naar het hof begrijpt en ook de Gemeente heeft begrepen, de toewijzing van de ontruimingsvordering].

De verjaring, algemeen

6.6.1.

Het hof stelt in verband met de beoordeling van de grief voorop dat de vorderingen van de Gemeente zijn gebaseerd op haar eigendomsrecht van de strook en dat [appellant] tegen die vorderingen uitsluitend verweer voert met een beroep op de eigendomsverkrijging door verjaring zoals geregeld in de artikelen 3:105 BW jo. 3:306 BW.

Op grond van artikel 3:105 BW komt de eigendomsverkrijging vast te staan als...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT