Uitspraak Nº 200.169.974/01. Gerechtshof Den Haag, 2015-12-16

ECLIECLI:NL:GHDHA:2015:3535
Docket Number200.169.974/01
Date16 Diciembre 2015
CourtGerechtshof Den Haag (Nederland)
GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht

Uitspraak : 16 december 2015

Zaaknummer : 200.169.974/01

Rekestnummer rechtbank : FA RK 14-8504

Zaaknummer rechtbank : C/09/476340

[appellante] ,

wonende te [woonplaats] ,

verzoekster, tevens incidenteel verweerster, in hoger beroep,

hierna te noemen: de moeder,

advocaat: mr. A.J.M.H. de Werd te Den Haag,

tegen

[geïntimeerde] ,

wonende te [woonplaats] ,

verweerder, tevens incidenteel verzoeker, in hoger beroep,

hierna te noemen: de vader,

advocaat: mr. F. Borger van der Burg-Holstege te Den Haag.

In verband met het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:

de raad voor de kinderbescherming te Den Haag,

hierna te noemen: de raad.

PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP

De moeder is op 18 mei 2015 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 17 februari 2015 van de rechtbank Den Haag.

De vader heeft op 30 juni 2015 een verweerschrift, tevens houdende incidenteel hoger beroep, ingediend.

De moeder heeft op 10 augustus 2015 een verweerschrift op het incidenteel hoger beroep ingediend.

De zaak is op 4 november 2015 mondeling behandeld.

Ter zitting waren aanwezig:

  • -

    de moeder, bijgestaan door mr. S.C. Meijler en mevrouw [X] , tolk in de Duitse/Oostenrijkse taal,

  • -

    de vader, bijgestaan door zijn advocaat.

De raad is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.

De advocaten van partijen hebben ter zitting pleitnotities overgelegd.

Nadien is, zoals ter zitting is afgesproken, van de zijde van de vader op 17 november 2015 een V-formulier van 13 november 2015 met bijlagen ingekomen en van de zijde van de moeder op 10 december 2015 een brief van diezelfde datum met bijlage.

PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN

Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.

Bij die beschikking heeft de rechtbank:

  • -

    het verzoek van de moeder, tot vervangende toestemming om met de minderjarigen naar Oostenrijk te verhuizen, afgewezen;

  • -

    de verzoeken van de vader, tot vaststelling van de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen bij hem en tot vaststelling van een zorgregeling voor het geval de moeder alleen naar Oostenrijk verhuist, afgewezen.

Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen. Onder meer staat het volgende vast:

- partijen zijn gehuwd [in] 2008 te [plaats] , Oostenrijk, en zijn de ouders van:

 [de minderjarige 1] , geboren [in] 2009 te [geboorteplaats] , en

 [de minderjarige 2] , geboren [in] 2011 te [geboorteplaats] ,

hierna gezamenlijk te noemen: de minderjarigen;

  • -

    partijen oefenen gezamenlijk het gezag uit over de minderjarigen;

  • -

    de vader heeft de Belgische nationaliteit en de moeder de Oostenrijkse.

Bij beschikking voorlopige voorzieningen van 6 januari 2015 van de rechtbank Den Haag is, onder meer, bepaald dat:

  • -

    de moeder bij uitsluiting zal zijn gerechtigd tot het gebruik van de woning aan [straat] te [plaats, Nederland] ;

  • -

    de minderjarigen aan de moeder zullen worden toevertrouwd;

  • -

    de vader voorlopig gerechtigd zal zijn om met ingang van 9 januari 2015 de minderjarigen bij zich te hebben woensdag uit school/crèche tot donderdagochtend naar school/crèche en één keer per veertien dagen een weekend van vrijdag 17.30 uur tot zondag 17.30 uur, alsmede de helft van de vakantieperioden.

In hoger beroep is voorts komen vast te staan dat bij beschikking van 3 november 2015 de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Voorts is, onder meer en uitvoerbaar bij voorraad, bepaald dat de minderjarigen:

  • -

    hun hoofverblijfplaats zullen hebben bij de moeder;

  • -

    bij de vader zullen zijn:

 de ene week: van donderdagmiddag na school tot zondagavond 17.30 uur;

 de andere week: van woensdagmiddag na school tot vrijdagavond 17.30 uur.

Deze regeling geldt met ingang van de dag na die waarop dit hof uitspraak zal hebben gedaan op het in deze zaak voorliggende verzoek van de moeder en uitsluitend indien op dit verzoek door dit hof afwijzend is beslist. Tevens is een vakantieregeling vastgesteld.

BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP

1. Aan de orde is het verzoek van de moeder tot verlening van vervangende toestemming om met de minderjarigen te verhuizen naar Oostenrijk.

2. De moeder verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen voor zover daarbij het verzoek van de moeder tot vervangende toestemming om met de minderjarigen naar Oostenrijk te verhuizen is afgewezen en, in zoverre opnieuw beschikkende:

 in het kader van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW) (vervangende) toestemming te verlenen aan de moeder om met de minderjarigen naar Oostenrijk, althans [plaats, Oostenrijk] , te verhuizen, op een zo kort mogelijk termijn, althans een door het hof te bepalen termijn, althans zodanig te bepalen als het hof juist acht.

3. De vader verweert zich daartegen en verzoekt het hof, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

 te bepalen dat het verzoek van de moeder wordt...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT