Uitspraak Nº 200.179.815/01. Gerechtshof Amsterdam, 2018-02-13

ECLIECLI:NL:GHAMS:2018:489
Docket Number200.179.815/01
Date13 Febrero 2018
CourtGerechtshof Amsterdam (Nederland)

arrest

___________________________________________________________________ _ _

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht

Team III (familie- en jeugdrecht)

Zaaknummer : 200.179.815/01

arrest van de meervoudige familiekamer van 13 februari 2018

inzake

1. Denis Leendert JAQUET, in zijn hoedanigheid van vereffenaar van de nalatenschap van [erflater] , kantoorhoudend te Woerden,

advocaat: mr. S. Colsen te Amsterdam,

en

2. [appellante sub 2] ,

wonend te [woonplaats] ,

3. [appellant sub 3] ,

wonend te [woonplaats] ,

APPELLANTEN,

advocaat: mr. N.C. van Steijn te Leiden,

tegen:

[geïntimeerde] , voorheen handelende in haar hoedanigheid van bewindvoerder van [X] , thans handelende in haar hoedanigheid van executeur in de nalatenschap van voornoemde [X] ,

wonend te [woonplaats] , België,

GEÏNTIMEERDE,

advocaat: mr. P.S. Kamminga te ’s-Gravenhage.

1 Het geding na verwijzing door de Hoge Raad

De partijen worden hierna (ook) Jaquet, [appellante sub 2] , [appellant sub 3] , deze laatste twee tezamen [appellanten] c.s. (appellanten) en [geïntimeerde] (geïntimeerde) genoemd.

Bij arrest van 19 september 2014 heeft de Hoge Raad onder zaaknummer 13 / 01482 het in deze zaak tussen appellanten en [X] (hierna: [X] ), vertegenwoordigd door [geïntimeerde] in haar hoedanigheid van bewindvoerder van [X] , gewezen arrest van het gerechtshof Den Haag van 27 november 2012 vernietigd en het geding ter verdere behandeling en beslissing verwezen naar dit hof. Bij dagvaardingsexploten van 19, 20 en 28 oktober 2015 heeft [geïntimeerde] - vanwege het hierna te melden overlijden van [X] , thans optredend in haar hoedanigheid van executeur in de nalatenschap van [X] - appellanten opgeroepen om voort te procederen voor dit hof.

Voor het verloop van de procedure tot het arrest van de Hoge Raad van 19 september 2014 verwijst het hof naar rechtsoverweging 1 van dat arrest.

[geïntimeerde] heeft een memorie na cassatie en verwijzing (met producties) genomen, waarin zij heeft geconcludeerd tot onverkorte handhaving van het gevorderde.

[appellanten] c.s. hebben een memorie van antwoord na verwijzing (met producties) genomen. Zij hebben daarin een bewijsaanbod gedaan en - samengevat - geconcludeerd tot vernietiging van de door de rechtbank gewezen vonnissen, althans voor zover [appellanten] c.s. daarin hoofdelijk tot betaling zijn veroordeeld en, opnieuw rechtdoende, tot toewijzing van het bij memorie van grieven gevorderde, althans het sub a gevorderde, met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten in alle instanties, vermeerderd met de wettelijke rente.

Jaquet heeft afzonderlijk een memorie van antwoord na verwijzing genomen en -samengevat - het hof verzocht om te beslissen op het bij memorie van grieven onder A gevorderde:

te verklaren voor recht dat de nalatenschap van wijlen [erflater] , op 5 oktober 2003 te Rotterdam overleden, als gevolg van de beneficiaire aanvaarding daarvan door zijn erfgenamen op 15 februari 2005, dient te worden afgewikkeld met inachtneming van boek 4, titel 6, afdeling 3 Burgerlijk Wetboek (…)”,

met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van de procedure in alle instanties, vermeerderd met de wettelijk rente.

Bij arrest van 12 juli 2016 heeft dit hof de door [appellanten] c.s. ingestelde incidentele vordering tot (voorwaardelijke) tussenkomst althans voeging aan de zijde van Jaquet afgewezen en verstaan dat [appellanten] c.s. in de hoofdzaak (naast Jaquet) zelfstandige procespartijen zijn. Het hof heeft de proceskosten in het incident gecompenseerd, de hoofdzaak naar de rol verwezen voor beraad van partijen en iedere verdere beslissing aangehouden.

[geïntimeerde] heeft een akte verzoek houdende overlegging producties (producties D en E) genomen.

Partijen hebben de zaak ter zitting van 6 april 2017 doen bepleiten door hun hiervoor vermelde advocaten, [geïntimeerde] voorts door mr. M. Boender, ieder aan de hand van pleitnotities, die aan het hof zijn overgelegd.

Ten slotte is arrest gevraagd.

2 Feiten
2.1.

Het hof zal uitgaan van de feiten die de Hoge Raad in het arrest van 19 september 2014 onder 3.1 (i) tot en met 3.1 (viii) heeft vermeld, waarvan de juistheid tussen partijen niet in geschil is.

2.2.

[X] heeft bijna 30 jaar een affectieve relatie gehad met de op 5 oktober 2003 overleden [erflater] (hierna: erflater).

2.3.

Op 1 juli 1981 hebben partijen bij een notaris een “(Kans)overeenkomst met betrekking tot niet-registergoederen” vastgelegd. Artikel 3 daarvan bepaalt:

Wederzijdse verzorgingsverplichting.

Artikel 3.

De in deze overeenkomst gemaakte bedingen berusten mede op de voor elk der partijen aanwezige dringende verplichting van moraal en fatsoen, over en weer, om naar de mate van het mogelijke te zorgen voor het onderhoud van de langstlevende hunner, welke natuurlijke verbintenis bij deze wordt omgezet in een civiele verbintenis.

2.4.

Op 5 april 2001 hebben erflater en [X] een appartement in [plaats] in eigendom verkregen, ieder voor de onverdeelde helft, voor een bedrag van € 316.738,59 (fl. 698.000,-). Bij notariële akte van die datum zijn erflater en [X] onder andere als volgt overeengekomen:

(…)

1a Tussen de deelgenoten geldt dat ieder van hen niet afzonderlijk over het de betreffende partij toebehorende aandeel in het registergoed kan beschikken.

b Wanneer

- een partij de woning metterwoon wil verlaten; of

- een partij (het aandeel in) het registergoed aan een derde wil overdragen;

moet die partij de andere partij van bedoeld voornemen bij aangetekende brief in kennis stellen.

2.5.

In aanvulling op deze regeling zijn erflater en [X] bij notariële akte van 22 april 2002 overeengekomen dat onder het begrip “metterwoon verlaten” niet wordt begrepen opname in een bejaardenverzorgingstehuis of verpleeginrichting dan wel een soortgelijke instelling en dat in geval van opname als hiervoor bedoeld de kosten verbonden aan de eigendom en bewoning van het registergoed voor rekening van partijen zijn en door hen moeten worden betaald en gedragen in dezelfde verhouding als waarin zij in deze kosten voor de opname voorzagen.

2.6.

Bij testament van 22 april 2002 heeft erflater over zijn nalatenschap beschikt. Daarin zijn [appellanten] c.s. (ieder voor de helft) door erflater benoemd tot zijn enige en algehele erfgenamen, onder de last om een tweetal legaten uit te keren aan [X] . Eén van de legaten houdt in dat [X] recht heeft op een jaarlijks uit te keren lijfrentetermijn voor het bedrag van € 15.000,-.

2.7.

Bij beschikking van de rechtbank van 8 november 2002 is erflater onder curatele gesteld met benoeming van [appellant sub 3] tot curator.

2.8.

Bij beschikking van de rechtbank van 20 april 2009 is Jaquet benoemd tot vereffenaar van de nalatenschap van erflater.

2.9.

Bij beschikking van de rechtbank van 17 november 2010 is [geïntimeerde] aangesteld als bewindvoerder van [X] . Vanwege het overlijden van [X] op 27 mei 2014, treedt [geïntimeerde] thans op in haar hoedanigheid van executeur in de nalatenschap van [X] .

3 Het geschil in hoger beroep na verwijzing
3.1.

In eerste aanleg heeft [X] in conventie - samengevat - gevorderd [appellanten] c.s. te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 41.169,01 uit hoofde van achterstallige bijdragen in de kosten van de huishouding, alsmede tot betaling van de na 10 augustus 2004 reeds vervallen en nog te vervallen termijnen van het legaat. In reconventie hebben [appellanten] c.s. - samengevat - gevorderd:

- het door erflater gemaakte testament van april 2002 voor zover het betreft de beschikking ten behoeve van [X] te vernietigen;

- [X] te veroordelen:

- haar medewerking te verlenen aan het in de verkoop stellen van het appartementsrecht en de levering daarvan gelegen aan de [a-straat] te [plaats] en een in het petitum nader omschreven regeling te bepalen ten aanzien van de verkoopopbrengst;

- haar medewerking te verlenen aan doorhaling van de op voormeld registergoed gelegde beslagen;

- aan [appellanten] c.s. ieder afzonderlijk de helft van € 68.520,81, derhalve € 34.260,41 te voldoen;

- de privé goederen van erflater aan [appellanten] c.s. af te geven;

- aan [appellanten] c.s. een bedrag uit hoofde van kosten en schade vermeerderd met wettelijke rente van € 614.221,59 te voldoen;

- in de kosten van de procedure.

3.2.

Nadat partijen bij tussenvonnis van 4 juni 2008 in de gelegenheid waren gesteld zich over een aantal onderwerpen uit te laten, heeft de rechtbank Rotterdam bij vonnis van 22 oktober 2008 [appellanten] c.s. in conventie hoofdelijk veroordeeld om aan [X] te betalen een bedrag van € 7.405,77 betreffende een achterstallige bijdrage in de kosten van de huishouding, vermeerderd met de helft van de verschuldigde bijdrage aan de Vereniging van Eigenaren en de helft van het verwarmingsservicecontract. Voorts heeft de rechtbank [appellanten] c.s. hoofdelijk veroordeeld tot betaling van de na 10 augustus 2004 reeds vervallen en nog te vervallen termijnen van de lijfrente ten bedrage van € 15.000,- per kalenderjaar. Het in conventie en in reconventie meer of anders gevorderde heeft de rechtbank afgewezen.

3.3.

[appellanten] c.s. zijn van voormelde vonnissen in hoger beroep gekomen. Vervolgens heeft Jaquet een akte genomen tot schorsing van het geding. Bij tussenarrest van 26 januari 2010 heeft het hof Den Haag aannemelijk geacht dat [appellanten] c.s. de nalatenschap van erflater inmiddels beneficiair hebben aanvaard. Om die reden heeft het hof het geding voor onbepaalde tijd geschorst, waarna het geding - aldus het hof Den Haag - blijkens de memorie van grieven is hervat door [appellanten] c.s. en Jaquet als...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT