Uitspraak Nº 200.189.799_01. Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 2017-01-10

ECLIECLI:NL:GHSHE:2017:42
Docket Number200.189.799_01
Date10 Enero 2017
CourtGerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland)
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht

zaaknummer 200.189.799/01

arrest van 10 januari 2017

in de zaak van

[appellant] ,

wonende te [woonplaats] ,

appellant,

hierna aan te duiden als [appellant] ,

advocaat: mr. T. Delmée te Tilburg,

tegen

[geïntimeerde] ,

wonende te [woonplaats] ,

geïntimeerde,

hierna aan te duiden als [geïntimeerde] ,

advocaat: mr. H.J.M. Goossens te Asten,

op het bij exploot van dagvaarding van 9 maart 2016 ingeleide hoger beroep van het vonnis van 17 december 2015, door de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats Eindhoven, gewezen tussen [appellant] als verweerder in tussenkomst en [geïntimeerde] als eiseres in tussenkomst.

1 Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 3883398 CV EXPL 15-2044)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis en de daaraan voorafgaande vonnissen van 25 juni 2015 en 17 september 2015.

2 Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • -

    de dagvaarding in hoger beroep met productie 11;

  • -

    de memorie van grieven met producties 12 tot en met 19;

  • -

    de memorie van antwoord;

  • -

    het mondeling pleidooi gehouden op 22 november 2016, waarbij de advocaten van partijen pleitnotities hebben voorgedragen en overgelegd. Voorts heeft [appellant] het woord gevoerd en vragen van het hof beantwoord. [geïntimeerde] is niet in persoon verschenen. Tijdens het pleidooi heeft de advocaat van [geïntimeerde] , met instemming van partij [appellant] , een productie (een faxbericht van de advocaat van [geïntimeerde] van 2 april 2015; zie hierna rov. 3.1.9) overgelegd.

Arrest is bij vervroeging bepaald op heden. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3 De beoordeling
3.1.

In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.

3.1.1.

[appellant] is eigenaar van de onroerende zaak gelegen te [woonplaats] aan het [het gehuurde] (hierna: het gehuurde). [appellant] verhuurt de eerste en tweede verdieping van het gehuurde aan [Kantoren] B.V. (hierna: [Kantoren] , voorheen genaamd [voormalige naam Kantoren] B.V.).

3.1.2.

De begane grond van het gehuurde verhuurt [appellant] aan Inbev Nederland NV, die op haar beurt de begane grond onderverhuurt aan [voormalige naam Kantoren] B.V. (hierna: [voormalige naam Kantoren] , voorheen genaamd: [voorganger] B.V).

3.1.3.

[appellant] is tevens directeur en enig aandeelhouder van MLA Holding B.V. en [appellant] en Partners Architecten B.V.

3.1.4.

[middel aandeelhouder Kantoren] (hierna: [middel aandeelhouder Kantoren] ) is directeur en enig aandeelhouder van [middel aandeelhouder Kantoren] Holding B.V. en via deze vennootschap middellijk aandeelhouder van [Kantoren] en [voormalige naam Kantoren] .

3.1.5.

[appellant] en [middel aandeelhouder Kantoren] beoogden naast het aangaan van voornoemde huurovereenkomsten met betrekking tot het gehuurde een verdergaande samenwerking, al dan niet via hun vennootschappen, die onder meer zou bestaan uit gezamenlijke exploitatie van meerdere horecaconcepten en evenementen.

3.1.6.

Ten behoeve van de samenwerking en teneinde het gehuurde ‘horecaklaar’ op te leveren heeft [appellant] van [geïntimeerde] (de echtgenote van [middel aandeelhouder Kantoren] ) een bedrag geleend van € 100.000,-- middels een separate geldleningsovereenkomst d.d. 25 februari 2013 (productie 3 inleidende dagvaarding).

3.1.7.

[appellant] en [middel aandeelhouder Kantoren] hebben op enig moment verschil van inzicht gekregen in de wijze waarop hun samenwerking vorm moest krijgen en bekostigd moest worden. Om die reden hebben zij besloten hun samenwerking te ontvlechten en terug te brengen tot een huurrelatie.

3.1.8.

Teneinde de gemaakte afspraken vast te leggen, hebben [appellant] en [middel aandeelhouder Kantoren] op 29 juli 2014 een vaststellingsovereenkomst (productie 4 inleidende dagvaarding) gesloten. Deze vaststellingsovereenkomst houdt onder meer in:

Artikel 1

(…)

6. De door [middel aandeelhouder Kantoren] [ [middel aandeelhouder Kantoren] , hof] van [appellant] [ [appellant] , hof] over 2014 te betalen huurpenningen zullen als volgt geschieden:

a. de huurfacturen betreffende het eerste kwartaal 2014 (zijnde EUR 26.329,59 Inclusief BTW) zal [middel aandeelhouder Kantoren] aan [geïntimeerde] [ [geïntimeerde] , hof] betalen in mindering op de door [geïntimeerde] aan [appellant] verstrekte lening;

(…)

Artikel 4

1. De lening van [geïntimeerde] / [handelsnaam] wordt door [appellant] (inclusief rente) in 2014 volledig terugbetaald.

2. Betaling zal in eerste instantie plaatsvinden op de wijze als bepaald in artikel 1 lid 6, t.w. betaling van de huur van de bovenverdieping over het eerste kwartaal 2014 (zijnde EUR 26.329,59 Inclusief BTW) door [middel aandeelhouder Kantoren] aan [geïntimeerde] .

[appellant] zal de rest vóór 1 januari 2015 betalen en daartoe met [geïntimeerde] nadere afspraken maken.”

3.1.9.

Bij faxbericht van haar advocaat van 2 april 2015 heeft [geïntimeerde] , zo nodig tezamen met [Kantoren] , [appellant] meegedeeld de vaststellingsovereenkomst, door haar in die brief ook aangeduid als de meerpartijenovereenkomst, te ontbinden.

3.2.1.

[geïntimeerde] vorderde in eerste aanleg, kort gezegd, een verklaring voor recht dat de door [geïntimeerde] op 2 april 2015 uitgesproken buitengerechtelijke ontbinding van de driepartijenovereenkomst tussen [appellant] , [Kantoren] en haarzelf rechtsgeldig is alsmede de veroordeling van [appellant] tot betaling aan haar van een bedrag van € 113.466,65 vermeerderd met 7% rente op jaarbasis met subsidiaire vorderingen en een proceskostenveroordeling.

3.2.2.

Aan deze vordering heeft [geïntimeerde] , samengevat, het volgende ten grondslag gelegd. [Kantoren] heeft zich in de vaststellingsovereenkomst jegens [appellant] verbonden om een deel van diens schuld aan [geïntimeerde] af te lossen en [appellant] heeft zich tegelijkertijd jegens [Kantoren] verbonden afstand te doen van de huurpenningen over het eerste kwartaal van 2014, een en ander voor gelijke bedragen. Het restant van de lening zou door [appellant] vóór 1 januari 2015 volledig aan [geïntimeerde] worden terugbetaald, waartoe [appellant] afzonderlijk afspraken met [geïntimeerde] zou maken. Deze bedingen in de vaststellingsovereenkomst dienen volgens [geïntimeerde] juridisch gekwalificeerd te worden als derdenbedingen in de zin van artikel 6:253 BW die zij stelt te hebben aanvaard als gevolg waarvan een driepartijenovereenkomst is ontstaan. Volgens [geïntimeerde] is [appellant] de driepartijenovereenkomst niet nagekomen nu hij op 8 oktober 2014 slechts een bedrag van € 4.000,-- en op 12 november 2014 een bedrag van € 1.000,-- in mindering op de schuld heeft voldaan. Ondanks herhaalde verzoeken en sommaties heeft geen betaling meer plaatsgevonden zodat [appellant] tekort is geschoten in de nakoming van de driepartijenovereenkomst en [geïntimeerde] deze middels...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT