Uitspraak Nº 200.190.142. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 2019-04-30

ECLIECLI:NL:GHARL:2019:3788
Date30 Abril 2019
Docket Number200.190.142
CourtGerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Nederland)
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem

afdeling civiel recht, handel

zaaknummer gerechtshof 200.190.142/01

(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht C/16/370770 / HA ZA 14-461)

arrest van 30 april 2019

in de zaak van

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

STB Exclusive Projects B.V.,

gevestigd te Etten-Leur,

appellante in het principaal hoger beroep,

geïntimeerde in het incidenteel hoger beroep,

in eerste aanleg; eiseres,

hierna: STB,

advocaat: mr. J. van Oijen,

tegen

1 [geïntimeerde 1] ,

2. [geïntimeerde 2] ,

beiden wonende te [woonplaats] ,

geïntimeerden in het principaal hoger beroep,

appellanten in het incidenteel hoger beroep,

in eerste aanleg: gedaagden,

hierna: respectievelijk [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] , gezamenlijk: [geïntimeerden ] ,

advocaat: mr. C. Hellingman.

1 Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
1.1.

Bij tussenarrest van 18 juli 2017 heeft het hof een meervoudige comparitie van partijen gelast. Deze comparitie heeft niet plaatsgevonden.

1.2.

Het verdere verloop blijkt uit:

- de akte houdende uitlating productie tevens pleitaantekeningen schriftelijk pleidooi (met producties) aan de zijde van [geïntimeerden ] ;

- schriftelijk pleidooi aan de zijde van STB.

1.3.

Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.

3 De vaststaande feiten
3.1.

Het hof volstaat hier met een korte, niet volledige weergave van de vaststaande feiten. De vaststaande feiten zullen (deels) uitvoeriger aan bod komen bij de beoordeling van de eerste grief in principaal appel.

3.1.1.

[directeur STB] (hierna: [directeur STB] ) is directeur en enig aandeelhouder van STB. STB is op 24 mei 2013 opgericht.

3.1.2.

[directeur STB] is tevens bestuurder van Select Totaal Bouw Holding B.V. (hierna ook: STB Holding), waarvan Stichting Administratiekantoor Select Totaal Bouw Holding (de Stichting) enig aandeelhouder is. [directeur STB] is enig bestuurder van de Stichting. STB Holding is directeur en enig aandeelhouder van Select Totaal Bouw en Verbouw B.V. (hierna ook: STB Verbouw).

3.1.3.

[geïntimeerden ] zijn in gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd.

3.1.4.

Op 31 augustus 2007 is de vader van [geïntimeerde 2] overleden. Tot de nalatenschap behoorde een villa met bijbehorende terreinen op [plaats 2] (hierna: de villa).

3.1.5.

In januari 2013 zijn [geïntimeerden ] tijdens een vakantie op [plaats 2] waar de villa zich bevindt, via een zakenpartner van [directeur STB] in contact gekomen met [directeur STB] . [geïntimeerden ] en [directeur STB] hebben gesproken over de verbouwing van de villa.

3.1.6.

Bij brief van 25 april 2013 met als referentie “Onze ref: [OffNummer] ” hebben [directeur STB] en [mevr. X] (hierna: [mevr. X] ) namens STB Verbouw aan [geïntimeerden ] een eerste kostenopzet gestuurd, waarbij de totale verbouwingskosten door STB Verbouw zijn begroot op € 879.618,69.

3.1.7.

Bij brief van 21 mei 2013 met als referentie “ [OpdrBevNummer] ” heeft [directeur STB] namens STB [geïntimeerden ] bericht dat zij haar offerte/opdrachtbevestiging aan hen doet toekomen voor de renovatie van de villa en dat de totaal aangenomen prijs € 879.600,00 exclusief btw bedraagt, met als bijlage een eerste kostenopzet, gedateerd 23 april 2013, waarin de totale verbouwingskosten zijn begroot op € 879.618,69.

3.1.8.

Vervolgens hebben er verscheidene contacten tussen partijen plaatsgevonden via sms en e-mail.

3.1.9.

In juli 2013 hebben [geïntimeerden ] de begeleiding van de renovatie/verbouw van de villa/het project, uit handen gegeven aan zaakwaarnemer [zaakwaarnemer] .

3.1.10.

Daarna hebben er in de zomer van 2013 gesprekken en contacten via e-mail plaatsgevonden tussen [directeur STB] /STB en [zaakwaarnemer] over de verbouwing van de villa.

3.1.11.

Begin 2014 is de nalatenschap van de vader van [geïntimeerde 2] afgewikkeld. Ten tijde van de procedure in eerste aanleg waren [geïntimeerden ] nog niet enig eigenaar van de villa, maar nadien wel.

3.1.12.

In januari 2014 heeft er opnieuw e-mailwisseling plaatsgevonden tussen [directeur STB] /STB en [zaakwaarnemer] over de verbouwing van de villa.

3.1.13.

Bij e-mailbericht van 4 februari 2014 heeft [zaakwaarnemer] aan [directeur STB] medegedeeld dat er sprake lijkt van een misverstand, dat [geïntimeerden ] geen overeenkomst van aanneming van werk heeft gesloten voor een verbouwing van de villa en dat de verdere onderhandelingen worden beëindigd. [directeur STB] heeft bij e-mail van diezelfde datum bericht zich hiermee niet te kunnen verenigen.

4 Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
4.1.1.

STB heeft in eerste aanleg na eiswijziging – samengevat – gevorderd [geïntimeerden ] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van:

- primair een bedrag van € 139.120,27, subsidiair een bedrag van € 135.949,10, te vermeerderen met wettelijke handelsrente, althans wettelijke rente;

- de beslagkosten van € 1.891,71, te vermeerderen met wettelijke rente;

- de buitengerechtelijke incassokosten van € 1.512,50, te vermeerderen met wettelijke rente;

- de proceskosten en de nakosten.

4.1.2.

STB heeft hieraan primair ten grondslag gelegd dat zij met [geïntimeerden ] een overeenkomst van aanneming van werk heeft gesloten, dat [geïntimeerden ] deze op 4 februari 2014 hebben opgezegd en dat [geïntimeerden ] op grond van het bepaalde in artikel 7:764 lid 2 BW zijn gehouden tot vergoeding van de door STB gemaakte kosten, de verrichte arbeid en de winst die zij over het gehele werk zou hebben gemaakt.

STB heeft subsidiair aan haar vordering ten grondslag gelegd dat [geïntimeerden ] toerekenbaar tekort zijn geschoten in de nakoming van hun (betalings)verplichtingen uit de tussen partijen gesloten overeenkomst van aanneming van werk en dat [geïntimeerden ] de als gevolg daarvan door STB geleden schade dient te vergoeden.

In het geval geoordeeld wordt dat geen sprake is van een overeenkomst tussen partijen heeft STB meer subsidiair gesteld dat [geïntimeerden ] schadevergoeding (inclusief gederfde winst) dient te betalen wegens het onrechtmatig afbreken van de onderhandelingen tussen partijen door [geïntimeerden ]

Uiterst subsidiair heeft STB haar vordering gegrond op een tussen partijen bestaande overeenkomst op grond waarvan [geïntimeerden ] is gehouden tot betaling van de kosten van STB.

4.2.

[geïntimeerden ] hebben hiertegen gemotiveerd verweer gevoerd.

4.3.

De rechtbank heeft bij vonnis van 24 februari 2016 geoordeeld dat de door STB gestelde overeenkomst van aanneming niet tot stand is gekomen en dat evenmin sprake is geweest van een onrechtmatig afbreken van de onderhandelingen door [geïntimeerden ] , maar dat het afbreken van de onderhandelingen door [geïntimeerden ] zonder vergoeding van de door STB gemaakte kosten wel onaanvaardbaar moet worden geacht. Op die grond heeft de rechtbank [geïntimeerden ] veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 21.497,60 inclusief btw. Daarnaast heeft de rechtbank [geïntimeerden ] veroordeeld tot betaling van een bedrag van

€ 1.891,71 ter zake van beslagkosten en heeft zij de proceskosten tussen partijen gecompenseerd. Het meer of anders gevorderde heeft de rechtbank afgewezen.

5 De motivering van de beslissing in hoger beroep
5.1.

STB voert in principaal appel zeven grieven aan tegen het vonnis van 24 februari 2016. Zij vordert in hoger beroep vernietiging van dit vonnis en [geïntimeerden ] te veroordelen tot betaling aan STB van een bedrag van € 117.080,71 inclusief BTW, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover ex artikel 6:119a BW vanaf 6 maart 2014 tot aan de dag der algehele voldoening, tot betaling van een bedrag van € 1.250,00 exclusief BTW/€ 1.512,50 inclusief btw aan buitengerechtelijke incassokosten in de kosten van beide instanties, exclusief de reeds toegewezen beslagkosten van € 1.891,71. Het hof begrijpt echter uit de toelichting op de grieven, in het bijzonder uit de toelichting op grief 4, dat STB haar eis vermindert met de post chauffeurskosten en feitelijk bedoelt het vonnis te vernietigen voor wat betreft het afgewezen deel van de gevorderde kosten en winst (wat neerkomt op

€ 117.080,71 inclusief btw en exclusief chauffeurskosten) en het bestreden vonnis voor wat betreft het wel toegewezen deel van de gevorderde kosten van € 21.497,60 en de beslagkosten, te bekrachtigen. Uit de memorie van antwoord in principaal hoger beroep van [geïntimeerden ] leidt het hof af dat [geïntimeerden ] het petitum van STB ook zo hebben begrepen. Het hof zal bij de verdere beoordeling daarom uitgaan van deze uitleg van het petitum.

5.2.

In incidenteel appel voeren [geïntimeerden ] drie grieven aan tegen het vonnis van 24 februari 2016 en vorderen zij vernietiging van dit vonnis, primair afwijzing van alle vorderingen van STB met veroordeling van STB in de kosten van beide instanties en subsidiair de veroordeling tot vergoeding van de kosten van STB te verminderen met een bedrag van € 3.730,99 ter zake van ten onrechte in rekening gebrachte btw, met veroordeling van STB in de kosten van het (incidenteel) hoger beroep.

5.3.

Het geschil heeft een internationaal karakter, aangezien [geïntimeerden ] ten tijde van de inleidende dagvaarding woonachtig waren in [plaats 1] , Turkije, en de villa ten aanzien waarvan de overeenkomst van aanneming van werk volgens STB zou zijn gesloten, zich in Spanje bevindt. Aldus dient allereerst te worden onderzocht of de Nederlandse rechter bevoegd is kennis te nemen van het geschil. Het hof stelt in dit verband vast dat [geïntimeerden ] in eerste aanleg zijn verschenen en geen punt hebben gemaakt ten aanzien van de rechtsmacht van de Nederlandse rechter. In hoger beroep bevestigen zij dit nog eens...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT