Uitspraak Nº 200.190.275. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 2019-07-16

ECLIECLI:NL:GHARL:2019:5877
Date16 Julio 2019
Docket Number200.190.275
CourtGerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Nederland)
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem

afdeling civiel recht, handel

zaaknummer gerechtshof 200.190.275

(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, 4173327)

arrest van 16 juli 2019

in de zaak van

[appellant] ,

wonende te [woonplaats] ,

appellant,

in eerste aanleg: gedaagde,

hierna: [appellant] ,

advocaat: mr. J.E. van Rossem,

tegen

de naamloze vennootschap

Credivance N.V.,

gevestigd te Bunnik,

geïntimeerde.

in eerste aanleg: eiseres,

hierna: Credivance,

advocaat: mr. A. Robustella.

1 Het verdere verloop van het hoger beroep

Het hof heeft op 28 februari 2017 en op 9 mei 2017 arrest in het incident gewezen en op

1 mei 2018 tussenarrest in de hoofdzaak. In dit laatste arrest heeft het hof een comparitie van partijen gelast. Deze comparitie heeft plaatsgevonden 10 december 2018.

2 De vaststaande feiten
2.1

[appellant] en zijn echtgenote hebben op 12 november 2003 door bemiddeling van Afab Geldservice (hierna: Afab) met Amev financieringen N.V., rechtsvoorgangster van Credivance, een kredietovereenkomst gesloten (hierna: de kredietovereenkomst). In de kredietovereenkomst worden [appellant] en zijn echtgenote gezamenlijk “de kredietnemer” genoemd.

2.2

De kredietovereenkomst heeft onder meer de volgende inhoud:

“1. De kredietgever verleent aan de kredietnemer (op grond van door hem verstrekte inlichtingen over persoonlijke en financiele omstandigheden), een krediet in rekening-courant tot een maximum van EUR 27500.00 (…).

2. de kredietnemer verplicht zich over al hetgeen hij uit hoofde van deze overeenkomst verschuldigd is rente te betalen aan de kredietgever, volgens het van tijd tot tijd door de kredietgever vast te stellen rentepercentage: deze rente wordt van dag tot dag berekend en maandelijks ten laste van de kredietnemer in rekening courant geboekt.

3. het rentepercentage bedraagt per heden 0.762% per maand en zal maandelijks ten laste van onderstaand (Post)bankrekeningnummer worden geboekt.

4. het vermelde maandpercentage resulteert in effectief kredietvergoedingspercentage op jaarbasis van 9,5%

5. Op deze kredietovereenkomst is de Wet op het consumentenkrediet van toepassing.

(…)

Op deze overeenkomst zijn voor zover niet anders in deze akte is overeengekomen, van toepassing de ALGEMENE BEPALINGEN. Kredietnemer verklaart deze bepalingen nauwkeurig te hebben gelezen.

(…)”

2.3

[appellant] en zijn echtgenote hebben tot eind 2014/begin 2015 voldaan aan de verplichtingen uit de kredietovereenkomst. Nadat zij in gebreke waren gebleven in de betaling van twee vervallen termijnbedragen en zij, na in gebreke te zijn gesteld, niet tot betaling overgingen, heeft Credivance bij brief van 11 mei 2015 het saldo van het krediet (per 31 december 2014 volgens Credivance € 29.299,25 bedragende) in zijn geheel opgeëist, te vermeerderen met rente vanaf 1 januari 2015 ten bedrage van € 1.164,59 en een vertragingsvergoeding vanaf 1 mei 2015.

2.4

Eveneens op 12 november 2003 hebben [appellant] (en zijn echtgenote) door bemiddeling van Afab met Defam Financieringen B.V. (hierna: Defam) een leasecontract gesloten. Daarbij heeft Defam aan [appellant] en zijn echtgenote een ”leasebedrag” van € 19.700,-- verstrekt. Defam werd daarbij gemachtigd om met het leasebedrag zogenaamde certificaten te kopen. [appellant] en zijn echtgenote verplichtten zich gedurende de looptijd van het contract (zes jaar) tot maandelijkse betalingen van € 139,55 en tot betaling van een slottermijn van

€ 19.700,-- aan het einde van de looptijd.

2.4

[appellant] en zijn echtgenote hebben gedurende zes jaar maandelijks € 139,55 aan Defam betaald. Daarna is het leasecontract geëindigd, zijn de certificaten verkocht (voor € 19.700,--) en is de slottermijn betaald.

3 De verdere beoordeling van het geschil in hoger beroep
3.1

Het gaat in deze procedure om het volgende. Credivance stelt dat [appellant] nalatig is gebleven in de nakoming van zijn betalingsverplichtingen uit de kredietovereenkomst, op welke grond zij het volledige saldo van het krediet heeft opgeëist, te vermeerderen met de verschuldigde contractuele vertragingsvergoeding van (ten tijde van de inleidende dagvaarding) 0,93% per maand.

3.2

De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis van 4 november 2015 de vordering van Credivance grotendeels toegewezen. Zij heeft de hoofdsom (als niet betwist) toewijsbaar geoordeeld en zij heeft de gevorderde contractuele vertragingsvergoeding afgewezen en in plaats daarvan de wettelijke rente over de hoofdsom toegewezen vanaf 2 januari 2015.

3.3

[appellant] heeft tegen het bestreden vonnis van de kantonrechter vier grieven aangevoerd. Zowel in eerste aanleg als in hoger beroep (memorie van grieven, pagina 3) heeft [appellant] gesteld dat er sprake is van koppelverkoop, omdat hij in het kader van het afsluiten van de kredietovereenkomst verplicht was om ook de lease-overeenkomst met Defam te sluiten. Deze lease-overeenkomst was een verzekeringsovereenkomst, op grond waarvan [appellant] maandelijks een bedrag van € 139,55 zou inleggen waarmee na zes jaar gegarandeerd een kapitaal van € 27.500,-- (en mogelijk meer) zou zijn opgebouwd. Met dat bedrag zou dan de kredietovereenkomst worden afgelost.

Nu hij heeft voldaan aan de verplichtingen van de lease-overeenkomst, stelt [appellant] niets meer aan Credivance verschuldigd te zijn. Volgens [appellant] heeft de kantonrechter dit verweer ten onrechte verworpen (de grieven 1 tot en met 3).

3.4

Voor het geval het hof zou aannemen dat Credivance een vordering heeft op [appellant] beroept [appellant] zich in hoger beroep voor het eerst (in grief 4) ook op de nietigheid dan wel de vernietigbaarheid van de kredietovereenkomst wegens strijd met de Wet op het consumentenkrediet (Wck) en de Wet op de Identificatie bij Dienstverlening (WID).

Op grond van artikel 33 Wck, dat koppelverkoop verbiedt, is volgens [appellant] de kredietovereenkomst nietig dan wel vernietigbaar.

Daarnaast heeft Credivance volgens [appellant] niet aangetoond dat zij heeft voldaan aan de op haar rustende zorgplicht door zich er niet van de vergewissen of [appellant] op de hoogte was van alle risico’s die hij liep en loopt door het aangaan van de overeenkomsten en/of hij wel voldoende inzicht had in wat de gevolgen zouden zijn als hij met zijn vrij beschikbare middelen de aangegane schuldenlast zou moeten aflossen. Volgens [appellant] heeft (de rechtsvoorgangster van) Credivance [appellant] daarop niet gewezen. Daarmee heeft (de rechtsvoorgangster van) Credivance niet aan haar zorgplicht voldaan, op welke grond de kredietovereenkomst nietig, dan wel vernietigbaar is, dan wel moet worden ontbonden.

In alle gevallen resteert er volgens [appellant] geen vordering van Credivance op [appellant] , omdat de onverschuldigd betaalde rente dient te worden verrekend met de vordering van Credivance.

Bespreking van de grieven 1 tot en met 3

3.5

Het hof is van oordeel dat [appellant] in het licht van de gemotiveerde betwisting door Credivance onvoldoende gemotiveerd heeft onderbouwd dat er sprake is van de door hem gestelde koppelverkoop. Uit niets blijkt dat (de rechtsvoorgangster van) Credivance [appellant] heeft gedwongen of bewogen om de lease-overeenkomst af te sluiten teneinde de terugbetaling van de lening op grond van de kredietovereenkomst te verzekeren.

3.6

In de eerste plaats blijkt uit de (tekst van de) overeenkomsten zelf noch uit de door [appellant] verrichte betalingen van een verband tussen de kredietovereenkomst en de lease-overeenkomst. Er blijkt al helemaal niet uit het op grond van de lease-overeenkomst maandelijks te betalen termijnbedrag van € 139,55 zou dienen ter aflossing van het op grond van de kredietovereenkomst...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT