Uitspraak Nº 200.193.021/01. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 2019-04-02

ECLIECLI:NL:GHARL:2019:2952
Date02 Abril 2019
Docket Number200.193.021/01
CourtGerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Nederland)

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden

afdeling civiel recht, handel

zaaknummer gerechtshof 200.193.021/01

(zaaknummer rechtbank Overijssel 3436692)

arrest van 2 april 2019

in de zaak van

[appellant] ,

wonende te [A] ,

appellant in principaal appel en verweerder in voorwaardelijk incidenteel appel,

in eerste aanleg: eiser,

hierna: [appellant],

advocaat: mr. S.T.W. Verhaagh, kantoorhoudend te Nijmegen,

tegen

Stichting Driezorg, Wonen Welzijn & Zorg,

gevestigd te Zwolle,

geïntimeerde in principaal appel en appellante in voorwaardelijk incidenteel appel,

in eerste aanleg: gedaagde,

hierna: Driezorg,

advocaat: mr. F.J. Landstra, kantoorhoudend te Groningen.

Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 30 januari 2018 hier over.

1 Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
1.1

Ingevolge het vermelde tussenarrest is een comparitie van partijen bepaald, welke op 4 juli 2018 is gehouden. Van de comparitie van partijen is een proces-verbaal opgemaakt. Voorts zijn na de zitting de ontbrekende pagina’s uit het procesdossier toegezonden. Het proces-verbaal en die nagezonden pagina’s zijn aan het procesdossier toegevoegd. Het hof heeft arrest bepaald.

1.2

[appellant] heeft in het principaal appel na wijziging van eis gevorderd de vonnissen van de rechtbank Overijssel, team kanton en handelsrecht, locatie Zwolle (hierna: de kantonrechter) van 17 november 2015 (hierna: het tussenvonnis) en 15 maart 2016 (hierna: het eindvonnis) te vernietigen en opnieuw rechtdoende de vorderingen van [appellant] (zie 3.1) alsnog toe te wijzen, met dien verstande dat het bedrag van € 142.820,99 bruto aan wachtgeld over de periode januari 2014 tot en met september 2016 is verlaagd naar € 134.687,09 bruto over de periode januari 2014 tot en met maart 2017 en dat geen aanspraak meer wordt gemaakt op de wettelijke verhoging, met veroordeling van Driezorg in de proceskosten in beide instanties, de nakosten daaronder begrepen.

1.3

In het voorwaardelijk incidenteel appel verzoekt Driezorg de vordering van [appellant] onder verbetering van gronden af te wijzen met veroordeling van [appellant] in de proceskosten.

2 De feiten
2.1

De kantonrechter heeft onder de randnummers 1.1 t/m 1.8 van het tussenvonnis de feiten vastgesteld. Tegen die feitenvaststelling is geen grief gericht of overigens van bezwaren gebleken. Aangevuld met wat in hoger beroep is komen vast te staan, luiden de feiten als volgt.

2.2

[appellant] (geboren op [in] 1957) is [in] 2003 als ‘Directeur Zorg’ in dienst getreden van de stichting ‘Stichting Woon- en Zorgcentrum De Wissel’. In artikel 14 van de arbeidsovereenkomst is opgenomen:

“De cao voor de Verpleeg- en Verzorgingshuizen, zoals deze luidt of zal komen te luiden en de krachtens die cao vastgestelde arbeidsvoorwaarden, vormen met deze arbeidsovereenkomst één geheel.”

2.3

Per 1 april 2006 is [appellant] aangesteld in de functie van ‘Bestuurder’ bij de stichting ‘Stichting Berkumstede’ (hierna: Berkumstede). In de op 8 augustus 2006 ondertekende arbeidsovereenkomst is in artikel 14 opgenomen:

“De cao voor de Verpleeg- en Verzorgingshuizen, zoals deze luidt of zal komen te luiden en de krachtens die cao vastgestelde arbeidsvoorwaarden, vormt samen met de personeelsgids en de arbeidsovereenkomst één geheel.”

Aan het slot van de arbeidsovereenkomst is opgenomen dat de Stichting Berkumstede voor wat betreft de anciënniteit van het dienstverband rekening houdt met het arbeidsverleden van [appellant] , zodat de oorspronkelijke datum van indiensttreding wordt gesteld op
1 juni 2003.

2.4

De cao voor de Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg, Kraam- en Jeugdgezondheidszorg 2013-2014 (hierna: de cao) kent een wachtgeldregeling en bevat, voor zover van belang, de volgende bepalingen:

“Artikel 1.1 Definities

In deze cao voor de Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg (VVT) wordt verstaan onder:

(...)

2. werknemer: Als je (m/v) op basis van een arbeidsovereenkomst werkzaam bent bij je werkgever. In deze cao wordt de werknemer, voor zover mogelijk, aangesproken met ‘je’.

Je bent geen werknemer op grond van de cao, als:

a. je directeur en eindverantwoordelijke bent belast met de beleidsvoorbereiding en het beheer van de organisatie en daarvoor rechtstreeks verantwoording verschuldigd is aan het bestuur of de raad van toezicht;

(...)

Artikel 9.7 Wachtgeld

1. Je krijgt vanaf de dag dat je arbeidsovereenkomst is geëindigd wachtgeld toegekend als je voldoet aan de voorwaarden genoemd onder a t/m c:

a. Je arbeidsovereenkomst niet op je eigen verzoek eindigt, maar vanwege:

(...)

- ontslag na toestemming van de kantonrechter òf

(...)

- een uitspraak van de gewone rechter.

b. En deze beëindiging plaatsvindt vanwege:

- gehele of gedeeltelijke opheffing van je functie óf

- een reorganisatie waardoor je werkzaamheden geheel of gedeeltelijk overbodig zijn geworden óf

- een fusie, liquidatie of gehele of gedeeltelijke sluiting van de instelling óf

- onbekwaamheid die niet aan jou is toe te rekenen en je 50 jaar of ouder bent en minimaal 15 jaar bij je werkgever of zijn rechtsvoorganger(s) in dienst bent.

c. En je door de beëindiging van je arbeidsovereenkomst een WW-uitkering is toegekend en je alles doet wat noodzakelijk is voor het verkrijgen van uitkeringen zoals in lid 3 sub a. weergegeven.

(...)

3. Onder wachtgeld wordt verstaan de som van a., b. en c.

a. De uitkeringen waarop je recht hebt op basis van:

- de Werkloosheidswet (WW);

(...)

De inkomsten uit arbeid of eigen bedrijf (...).

De aanvulling van je werkgever op a. en b.

(...)

5. Het recht op wachtgeld kan in overleg tussen jou en je werkgever geheel of gedeeltelijk vervangen worden door een afkoopsom.

(...)

Artikel 14.5 Duur, wijziging en opzegging van de cao

1. Deze cao heeft een looptijd van 1 september 2013 tot en met 31 augustus 2014.”

2.5

[appellant] verdiende laatstelijk € 7.036,89 bruto per maand, exclusief toeslagen en emolumenten.

2.6

[in] 2012 heeft [appellant] zich ziek gemeld.

2.7

Berkumstede heeft op 29 juli 2013 bij de kantonrechter ingediend een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst onder toekenning van een billijke vergoeding aan [appellant] van € 75.000,-. [appellant] heeft verweer gevoerd en verzocht primair het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst af te wijzen en subsidiair voor het geval de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden een vergoeding van € 260.000,- bruto toe te kennen. De mondelinge behandeling van het verzoek heeft op 3 september 2013 plaatsgevonden. In het proces-verbaal van de zitting is opgenomen dat partijen, nadat zij hun standpunten hadden toegelicht, een minnelijke regeling hebben getroffen die het volgende inhield:

“- [appellant] zal zich (in overleg met de bedrijfsarts) op korte termijn hersteld melden;

  • -

    Berkumstede stelt [appellant] vrij van het verrichten van werk;

  • -

    Berkumstede zal [appellant] het salaris over de periode vanaf 1 juni 2013 volledig doorbetalen;

  • -

    De reeds opgebouwde en tot 1 januari 2014 nog op te bouwen verlofuren worden geacht te zijn opgenomen;

  • -

    De door de kantonrechter te bepalen ontbindingsvergoeding wordt in januari 2014 aan [appellant] uitbetaald;

  • -

    Eventuele kosten voor een loopbaanbegeleidingstraject of een door [appellant] te volgen studie worden door [appellant] zelf bekostigd, maar mogen door hem wel in mindering worden gebracht op de in januari 2014 uit te betalen bruto-vergoeding, mits de hoogte van voormelde kosten vóór januari 2014 bij Berkumstede bekend zijn.”

In de beschikking van 17 september 2013 heeft de kantonrechter overwogen dat sprake is van een verandering van omstandigheden die ontbinding van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigt. Die verandering van omstandigheden is door de kantonrechter als volgt omschreven. Door wijzigingen in de ouderenzorg is Berkumstede op zoek gegaan naar een partner. Berkumstede heeft die partner gevonden in Driezorg en heeft met Driezorg een intentieovereenkomst gesloten, waarin staat vermeld dat de fusie formeel vóór
31 december 2013 zal worden afgerond. Ten gevolge van de fusie zal de functie van [appellant] als bestuurder per 1 januari 2014 komen te vervallen. Voorts hebben het managementteam en de Raad van Toezicht het vertrouwen in [appellant] als toekomstig bestuurder verloren, hetgeen een terugkeer naar de werkplek voor [appellant] bemoeilijkt.

Volgens de kantonrechter liggen deze omstandigheden hoofdzakelijk in de risicosfeer van Berkumstede, zodat aan [appellant] een vergoeding moet worden toegekend. De kantonrechter heeft over de hoogte van de vergoeding het volgende overwogen:

“7. Bij het vaststellen van de hoogte van de vergoeding speelt mee dat [appellant] een topfunctionaris in de zin van de WNT is. Weliswaar is de kantonrechter niet gebonden aan de WNT, gelet op de doelstelling van de wet – het normeren van beloningen in organisaties in de (semi)publieke sector die zoals Berkumstede geheel of gedeeltelijk worden gefinancierd met overheidsgeld – is de WNT echter wel een factor die van belang wordt geacht en zal worden meegewogen bij het bepalen van de vergoeding.

7.1.

In dit concrete geval acht de kantonrechter de door Berkumstede conform het bepaalde in de WNT aangeboden vergoeding van € 75.000,00 echter niet billijk. Daarbij neemt de kantonrechter naast de omstandigheid dat, zoals hierboven is overwogen, de ontbindingsgrond hoofdzakelijk in de risicosfeer van Berkumstede ligt, in aanmerking dat [appellant] de leeftijd van 56 jaren heeft bereikt. Hij heeft daarmee beperkte kansen op de arbeidsmarkt. Voorts neemt de kantonrechter in aanmerking dat [appellant] langdurig probleemloos heeft gefunctioneerd. Wat ook...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT