Uitspraak Nº 200.197.762-01. Gerechtshof Den Haag, 2016-10-11

ECLIECLI:NL:GHDHA:2016:2971
Date11 Octubre 2016
Docket Number200.197.762-01
CourtGerechtshof Den Haag (Nederland)
GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht


Zaaknummer : 200.197.762/01

zaak- / rolnummer rechtbank : C/09/512975 / KG ZA 16/744

Arrest in kort geding van 11 oktober 2016

inzake:

DE STAAT DER NEDERLANDEN (Ministerie van Veiligheid en Justitie),

zetelend te Den Haag,
appellant,
nader te noemen: de Staat,

advocaat: mr. M.F.H. Hirsch Ballin,

tegen:

[naam],

thans gedetineerd in de P.I. […] te […],

geïntimeerde,

hierna te noemen: [geïntimeerde],

advocaat: mr. T.J. Lindhout te Rotterdam.

Het geding

Na verlof spoedappel is de Staat bij exploot van 22 augustus 2016, met daarin zes grieven, in hoger beroep gekomen van het door de voorzieningenrechter in de rechtbank Den Haag tussen partijen gewezen vonnis van 10 augustus 2016. [geïntimeerde] heeft de grieven bij memorie van antwoord (met producties) bestreden en daarbij tevens zijn eis gewijzigd. Vervolgens hebben partijen hun zaak mondeling bepleit op 19 september 2016. Ter gelegenheid van het pleidooi hebben partijen nog producties overgelegd. Daarna hebben partijen arrest gevraagd.

Beoordeling van het hoger beroep

1. Het hof gaat uit van de volgende feiten.
(1.1) [geïntimeerde], geboren op [geboortedatum], is bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 28 februari 1994 veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf wegens doodslag, tweemaal poging tot doodslag, diefstal door middel van braak en bedreiging. [geïntimeerde] was in deze zaken ook door de rechtbank tot levenslange gevangenisstraf veroordeeld, en wel bij vonnis van 10 juni 1993. [geïntimeerde] was eerder, en wel op 1 december 1992, in voorlopige hechtenis gesteld.
(1.2) Op 31 juli 2012 heeft [geïntimeerde] een gratieverzoek ingediend. De toenmalig staatssecretaris van Justitie heeft het Openbaar Ministerie bij brief van 28 augustus 2012 verzocht daarover advies uit te brengen.
(1.3) In oktober 2014 heeft [geïntimeerde] de directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) verzocht om hem te laten deelnemen aan resocialisatieactiviteiten, alsmede om contact met de reclassering. De directeur van de PI heeft dat verzoek afgewezen. [geïntimeerde] heeft tegen die beslissing van de directeur beklag ingesteld. De beklagcommissie uit de Commissie van Toezicht heeft het beklag van [geïntimeerde] ongegrond verklaard. [geïntimeerde] heeft vervolgens beroep aangetekend bij de beroepscommissie van de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ). De RSJ heeft het beroep bij uitspraak van 12 november 2015 gegrond verklaard en daarbij overwogen:
“Zoals de beroepscommissie eerder heeft overwogen (...) is zij van oordeel dat voorbereiding op de terugkeer in de maatschappij uitgangspunt dient te blijven gelden voor alle gedetineerden. De enkele omstandigheid dat een gedetineerde levenslang is gestraft kan dan ook niet redengevend zijn voor afwijzing van een verzoek om deelname aan resocialisatie-activiteiten, waaronder reclasseringscontact. In het onderhavige geval geldt dit, gelet op het feit dat klager in 2012 een gratieverzoek heeft ingediend, des te meer.”
(1.4) Ten behoeve van advisering op het gratieverzoek heeft het openbaar ministerie het Pieter Baan Centrum (PBC) verzocht om een onderzoek in te stellen naar [geïntimeerde]. Op 31 december 2015 heeft het PBC over [geïntimeerde] gerapporteerd, waarbij werd geconcludeerd tot een laag tot matig risico op geweld, mocht [geïntimeerde] thans zonder toezicht in de maatschappij verblijven. Er was wel in hoge mate sprake van affectieve, gedragsmatige en cognitieve instabiliteit, aldus het PBC. Als risicofactoren werden genoemd problemen met stress en coping. Geadviseerd werd een langzaam gefaseerd plan in te zetten, waarbij via verlofverlening kan worden toegewerkt naar een verdere detentiefasering met strakke voorwaarden.
(1.5) Op 2 februari 2016 heeft [geïntimeerde] verzocht om hem verlof te verlenen ten behoeve van zijn resocialisatie. Het Openbaar Ministerie en de PI hebben negatief geadviseerd op het verzoek om verlof.
(1.6) Naar aanleiding van de in rechtsoverweging 1.3 bedoelde uitspraak van de RSJ heeft [geïntimeerde] op 11 april 2016 de selectiefunctionaris van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) verzocht hem (op zeer korte termijn) te laten deelnemen aan resocialisatieactiviteiten.
(1.7) Bij e-mail van 18 april 2016 heeft de advocaat van [geïntimeerde] aan de DJI laten weten het onacceptabel en onrechtmatig te vinden dat in weerwil van de (in rechtsoverweging 1.3 genoemde) uitspraak van de RSJ, pas op het verzoek om resocialisatieactiviteiten zal worden beslist nadat de staatssecretaris het Beleidskader levenslang gestraften heeft vastgesteld. De advocaat heeft in verband hiermee een kort geding in het vooruitzicht gesteld.
(1.8) Bij beslissing van 4 mei 2016 is het verzoek om verlof (zie rechtsoverweging 1.5) afgewezen. Tegen deze beslissing heeft eiser beroep ingesteld bij de RSJ.
(1.9) Bij brief van 2 juni 2016 heeft de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie de Tweede Kamer bericht over zijn voorgenomen beleidswijzigingen ten aanzien van de tenuitvoerlegging van de levenslange gevangenisstraf (hierna: het voorgenomen beleid). In die brief staat onder meer vermeld [onderstreping door het hof]:

“Ik ben voornemens om voor levenslanggestraften een ambtshalve periodieke toetsing in te voeren en daartoe een adviescollege in te stellen. Met de introductie hiervan wordt voor de levenslanggestrafte duidelijkheid gecreëerd omtrent de invulling van diens detentie en de mogelijkheden van activiteiten gericht op re-integratie. (...)

In de kern stel ik het volgende voor. Vijfentwintig jaar na de aanvang van de detentie zal het moment zijn waarop een eerste periodieke toetsing zal plaatsvinden. (...)

Het adviescollege brengt naar aanleiding van de onderzoeken die in het kader van de periodieke toetsing worden uitgebracht advies uit aan de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. Het advies betreft de vraag of en zo ja, op welke wijze een levenslanggestrafte in aanmerking komt voor activiteiten gericht op re-integratie, alsook de termijn waarop vervolgtoetsing plaatsvindt. De staatssecretaris neemt op basis van het advies een beslissing. Dit advies heeft dus geen betrekking op een eventuele verkorting van de detentieperiode.

Indien bij de toetsing is vast komen te staan dat de betrokkene in aanmerking komt voor activiteiten gericht op re-integratie en de staatssecretaris dit advies overneemt, wordt door DJI een persoonlijk detentie- en re-integratieplan opgesteld. Hierbij is sprake van maatwerk op basis van de bestaande activiteiten en programma’s, met name gedragsinterventies, die ook aan andere gedetineerden in de penitentiaire inrichtingen worden aangeboden. Het advies van het adviescollege wordt betrokken bij het opstellen van een detentie- en re-integratieplan.

Als het adviescollege adviseert dat een levenslanggestrafte nog niet in aanmerking komt voor het starten van activiteiten gericht op re-integratie, bijvoorbeeld vanwege delictgevaarlijkheid of de impact op nabestaanden en samenleving, geeft het adviescollege in het advies ook aan wanneer een volgende toetsing zou moeten plaatsvinden. In dat geval wordt expliciet in het detentieplan vastgelegd dat er geen activiteiten worden aangeboden die gericht zijn op re-integratie.

Vervolg

In geval de levenslanggestrafte volgens het advies van het adviescollege in aanmerking komt voor activiteiten gericht op re-integratie en de staatssecretaris dit advies heeft overgenomen, dienen na verloop van tijd vervolgtoetsingen plaats te vinden. Daarbij wordt beoordeeld hoe de levenslanggestrafte de activiteiten heeft uitgevoerd en hoe hij daarop heeft gereageerd. Aan de hand daarvan wordt bepaald of de levenslanggestrafte in aanmerking kan komen voor verdergaande activiteiten gericht op re-integratie, waarbij verlof eventueel mogelijk is. De slachtoffers en nabestaanden worden hierbij betrokken. Voor het toekennen van verlof is het advies van het adviescollege zwaarwegend. Voor de vervolgtoetsing wordt per individueel geval en per toetsing door het adviescollege beoordeeld welke onderzoeken er (opnieuw) dienen te worden uitgevoerd.”

(1.10) Op 16 juni 2016 heeft [geïntimeerde] een brief van de directeur van de PI ontvangen...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT