Uitspraak Nº 200.199.500_01. Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 2018-02-06

ECLIECLI:NL:GHSHE:2018:481
Docket Number200.199.500_01
Date06 Febrero 2018
CourtGerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland)
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht

zaaknummer 200.199.500/01

arrest van 6 februari 2018

in de zaak van

1 [appellante] ,
wonende te [woonplaats] ,

2. [appellant] ,
wonende te [woonplaats] ,

appellanten,

hierna gezamenlijk in mannelijke enkelvoud aan te duiden als [appellant] ,

advocaat: mr. P.W.H. Stassen te Eindhoven,

tegen

Vereniging van Eigenaars “ [Vereniging van Eigenaars] ”,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

geïntimeerde,

hierna aan te duiden als de VvE,

advocaat: mr. J.B.Th. van 't Grunewold te Roermond,

op het bij exploot van dagvaarding van 9 augustus 2016 ingeleide hoger beroep van het vonnis van 20 juli 2016, door de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, gewezen tussen [appellant] als eiser in conventie, verweerder in reconventie en de VvE als gedaagde in conventie, eiseres in reconventie.

1 Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/03/198847 HA ZA 14-673)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2 Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • -

    de dagvaarding in hoger beroep;

  • -

    het exploot van anticipatie van 6 september 2016;

  • -

    de memorie van grieven, tevens houdende akte vermeerdering van eis, met producties;

  • -

    de memorie van antwoord met producties.

Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3 De beoordeling
3.1.

In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.

  1. Bij notariële akte van 14 juni 1932 is, ten laste van de percelen, thans kadastraal bekend als gemeente [gemeente] , sectie [sectie] , nummer [nummer 1] , [nummer 2] , [nummer 3] en [nummer 4] , als dienende erven, en ten behoeve van, onder andere, het perceel, thans kadastraal bekend als gemeente [gemeente] , sectie [sectie] , nummer [nummer 5] , als heersende erf, een recht van overpad om te komen en te gaan van en naar de [passage] (voorheen [straat 1] ) gevestigd, met een breedte van twee meter.

  2. Ten behoeve van de realisatie van een appartementencomplex, heeft de heer [derde 1] (hierna: [derde 1] ) op 8 januari 1987 een aantal percelen gelegen aan de [laan] te [gemeente] , thans kadastraal bekend als gemeente [gemeente] , sectie [sectie] , nummer [nummer 6] (voorheen nummers [nummer 7] en [nummer 8] ), aan ‘ [Projectontwikkeling] Projectontwikkeling B.V.’ in eigendom overgedragen.

  3. In de akte van levering van voornoemde percelen is, ten aanzien van de voorwaarden waaronder de koopovereenkomst tussen [derde 1] en [Projectontwikkeling] Projectontwikkeling B.V. gesloten is, bepaald:

“(…)

8. De koopster is verplicht om op haar kosten: (...)

d. te bouwen of te doen bouwen een garage, van goede kwaliteit en afwerking in overleg met

spouwmuren, voor de stalling van een auto, welke gesloten en overdekte ruimte zal worden

voorzien van twee garagedeuren aan de smalste zijden, een raampje en een loopdeur.

Bedoelde garage dient gereed opgeleverd te worden zodra de tweede verdiepingsvloer van de op het verkochte nieuw te bouwen opstallen is gestort, waarbij wel rekening gehouden mag worden met de eerste aanvoer van de gevelstenen, welke ook gebruikt zullen worden voor de bouw van de garage. (...).

9. In deze koopovereenkomst is begrepen het recht om één auto te mogen parkeren op een stukje grond van het perceel gemeente [gemeente] , sectie [sectie] , nummer [nummer 9] , (hof: thans kadastraal bekend als gemeente [gemeente] , sectie [sectie] , nummer [nummer 10] ), thans eigendom van gemeente [gemeente] -, alsmede het recht van weg om via de [laan] met de auto te komen en te gaan van en naar even genoemde parkeerplaats - welke parkeerplaats gemarkeerd mag worden, daaronder begrepen het plaatsen van een parkeerpaaltje - en de parkeerplaats gelegen naast de onder 8.d. bedoelde garage alsmede de garage zelf. Laatstbedoelde parkeerplaats is grotendeels gelegen op verkopers grond. Evengemelde rechten zullen als erfdienstbaarheden worden verleend zodra zulks mogelijk is. (…)”

Op 28 oktober 1988 heeft de gemeente [gemeente] het perceel dat thans kadastraal bekend is als gemeente [gemeente] , sectie [sectie] , nummer [nummer 10] (voorheen nummers [nummer 11] en [nummer 12] ) aan ‘ [Projectontwikkeling] Projectmanagement B.V.’ in eigendom overgedragen, waarna laatstgenoemde dit op haar beurt aan ‘Beleggingsmaatschappij [Beleggingsmaatschappij] B.V.’ heeft overgedragen.

Bij deze overdracht is ten laste van voornoemd perceel als dienend erf en ten behoeve van het ernaast gelegen perceel, kadastraal bekend als gemeente [gemeente] , sectie [sectie] , nummer [nummer 5] , als heersend erf, een erfdienstbaarheid gevestigd. De akte van 28 oktober 1988 (ingeschreven op 1 november 1988 in deel [deel] nummer [nummer 13] in de openbare registers te [plaats] ) bepaalt te dien aanzien:

“(...) De komparanten (...) verklaarden ter uitvoering van hetgeen tussen de komparant sub 2, de heer [derde 1] en [Projectontwikkeling] Projectontwikkeling B.V. (...) is overeengekomen in een akte van transport op acht januari negentienhonderd zeven en tachtig (...) ten laste van het perceel gemeente [gemeente] , sektie [sectie] , nummer [nummer 10] (…) als lijdend erf en ten behoeve van het perceel gemeente [gemeente] , sektie [sectie] , nummer [nummer 5] , eigendom van de heer [derde 1] voornoemd, als heersend erf, hierbij te vestigen de erfdienstbaarheden, inhoudende het recht van de eigenaar van het heersend erf om een auto te mogen parkeren op het lijdend erf, alsmede het recht van weg om via de [laan] met de auto te komen en te gaan van en naar even genoemde parkeerplaats - welke parkeerplaats gemarkeerd mag worden, daaronder begrepen het plaatsen van een parkeerpaaltje - en de parkeerplaats gelegen naast de ten behoeve van de heer [derde 1] te bouwen garage, alsmede de garage zelf zoals aangegeven op een aan deze akte te hechten tekening (...)”

Op 25 april 2003 heeft [derde 1] , de percelen met opstallen, grond en tuin staande en gelegen aan de [straat 2] , te ( [postcode] ) [gemeente] , kadastraal bekend als gemeente [gemeente] , sectie [sectie] , nummers [nummer 14] , [nummer 5] en [nummer 15] aan [appellant] in eigendom overgedragen. Op de percelen bevinden zich een winkel, garage en bovenwoningen die door [appellant] aan verschillende huurders worden verhuurd.

Voormelde percelen grenzen aan het appartementencomplex “ [Vereniging van Eigenaars] ”, staande en gelegen aan de [laan] [huisnummer 1] t/m [huisnummer 2] te [gemeente] , thans kadastraal bekend als gemeente [gemeente] , sectie [sectie] , nummers [nummer 10] , [nummer 16] , [nummer 17] , [nummer 6] en [nummer 18] , dat in de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw is gerealiseerd.

Van de bij akte van 28 oktober 1988 gevestigde erfdienstbaarheid kan [appellant] c.s. gebruik maken middels de onderdoorgang die gecreëerd is bij de bouw van het appartementencomplex.

In oktober 2006 heeft de VvE onder meer het volgende aan [appellant] bericht:

“(...) De bewoners van het pand aan de [straat 2] welke door u wordt verhuurd gaan er al geruime tijd vanuit dat zij de onderdoorgang van de [veste] tevens als parkeerterrein kunnen gebruiken. Dit is onjuist, want het betreft een eigen terrein met erfdienstbaarheid voor bedrijven en woningen grenzend aan de achterzijde van het terrein.

Het is ons als eigenaren niet toegestaan op de betreffende uitweg opstallen of obstakels te plaatsen welke een ongestoorde uitoefening van de gevestigde rechten kunnen belemmeren. Indien men het parkeren zou toestaan dan komt en de bereikbaarheid in het geding maar tevens ontstaat er een chaos.

Wij mogen erop vertrouwen dat een en ander u duidelijk is en dat u uw huurders hiervan op de hoogte zult brengen (…)”

In 2009 heeft [appellant] op de aan hem in eigendom toebehorende percelen, een magazijn gerealiseerd. In deze nieuwbouw is een poort geplaatst die rechtstreeks uitkomt op de noordzijde van het perceel dat thans kadastraal bekend is als gemeente [gemeente] , sectie [sectie] , nummer [nummer 10] . Daarnaast heeft [appellant] in die periode een tweetal loopdeuren in de aan hem toebehorende garage geplaatst, die eveneens uitkomen op voormeld perceel.

In november 2009 heeft de VvE [appellant] geïnformeerd dat onbevoegden nog steeds gebruik maakten van haar perceel en de onderdoorgang die als ontsluiting gold tussen de [laan] en de achter het appartementencomplex gelegen parkeermogelijkheden, middels een inzinkbare paal afgesloten voor onbevoegden.

Hierop is bij de voorzieningenrechter een procedure gevoerd en bij vonnis van 30 juni 2009 heeft deze geboden om [appellant] en zijn huurders te allen tijde in staat te stellen gebruik te maken van de onderdoorgang en de parkeerplaats op het perceel, kadastraal bekend als gemeente [gemeente] , sectie [sectie] , nummer [nummer 10] .

Ter beëindiging van alle geschillen, zijn partijen vervolgens bij vaststellings- overeenkomst van 23 oktober 2009, onder meer, het navolgende overeengekomen:

“(...) in aanmerking nemende:

(..) j. (...) Met deze regeling wordt niet beoogd de inhoud van de erfdienstbaarheid te wijzigen, dan wel de omvang van de erfdienstbaarheid vast te leggen, doch enkel nadere afspraken te maken omtrent het gebruik van de onderdoorgang en de parkeerplaats. (...)

komen overeen als volgt:

Afsluiting van het perceel en beschikbare zenders

1. VvE [veste] en [appellant] stemmen in met het gebruik van een reeds door VvE [veste] geplaatste op afstand bedienbare verzinkbare paal. Dit mede ter voorkoming van onrechtmatig gebruik van het perceel en de onderdoorgang door derden.

2. Aan [appellant] zullen vier zenders in bruikleen worden gegeven. (...)

5. [appellant] heeft te allen tijde recht op gebruik van deze vier zenders, tenzij de zenders...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT