Uitspraak Nº 200.214.677/01. Gerechtshof Den Haag, 2017-05-30

ECLIECLI:NL:GHDHA:2017:1613
Date30 Mayo 2017
Docket Number200.214.677/01
CourtGerechtshof Den Haag (Nederland)
GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht

Uitspraak : 30 mei 2017

Zaaknummer : 200.214.677/01

Rekestnummer rechtbank : FA RK 17-1415

Zaaknummer rechtbank : C/09/527702

[appellante] ,

wonende te [woonplaats 1] , [land] ,

verzoekster in hoger beroep,

hierna te noemen: de moeder,

advocaat mr. J.A.M. Schoenmakers te Breda,

tegen

[geïntimeerde] ,

wonende te [woonplaats 2] ,

verweerder in hoger beroep,

hierna te noemen: de vader.

Als belanghebbende zijn aangemerkt:

1. Jeugdbescherming [vestigingsplaats] ,

hierna te noemen: de gecertificeerde instelling;

2. [bijzondere curator] ,

in haar hoedanigheid van bijzondere curator over de hierna te noemen minderjarige [minderjarige] ,

kantoorhoudende te [vestigingsplaats] ,

hierna te noemen: de bijzondere curator.

In verband met het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:

de raad voor de kinderbescherming te Den Haag,

hierna te noemen: de raad.

PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP

De moeder is op 25 april 2017 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 12 april 2017 van de rechtbank Den Haag.

Bij het hof is voorts van de zijde van de moeder op 12 mei 2017 een faxbericht van diezelfde datum met bijlagen ingekomen.

De zaak is op 16 mei 2017 mondeling behandeld.

Ter zitting waren aanwezig:

  • -

    de moeder, bijgestaan door haar advocaat en door mevrouw [naam] , tolk in de [taal] taal;

  • -

    de vader, bijgestaan door de heer [naam] , tolk in de [taal] taal;

  • -

    mevrouw [naam] namens de gecertificeerde instelling;

  • -

    de bijzondere curator;

  • -

    mevrouw [naam] namens de raad.

De advocaat van de moeder heeft ter zitting pleitnotities overgelegd.

De hierna te noemen minderjarige [minderjarige] is in raadkamer gehoord.

PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN

Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.

Bij die beschikking is het verzoek tot teruggeleiding van de minderjarige [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , [land] (hierna te noemen: de minderjarige), naar [land] afgewezen. Voorts is het verzoek van de moeder tot betaling door de vader van de door haar gemaakte reiskosten afgewezen. De proceskosten zijn gecompenseerd zodat ieder van partijen de eigen proceskosten draagt. Het meer of anders verzochte is afgewezen.

Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen.

BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP

1. In geschil is het verzoek tot teruggeleiding van de minderjarige naar [land] .

2. De moeder verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en het verzoek van de moeder om de minderjarige terug te geleiden naar [land] alsnog toe te wijzen, met veroordeling van de vader tot vergoeding aan de moeder van de door haar gemaakte kosten ex artikel 26 lid 4 van het Verdrag betreffende de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen (hierna: Haags Kinderontvoeringsverdrag of HKOV) in beide procedures.

3. De vader verweert zich daartegen.

Horen van de minderjarige

4. De moeder stelt dat de rechtbank de minderjarige - nadat gebleken was dat de oproep voor het kindgesprek haar niet had bereikt - ten onrechte niet nogmaals heeft opgeroepen voor een kindgesprek. De moeder voert daartoe aan dat de rechtbank ten onrechte heeft vertrouwd op het rapport en de mededelingen van de bijzondere curator, in plaats van de minderjarige zelf te horen. De moeder stelt dat de minderjarige niet in Nederland wil blijven, maar met de moeder terug wil keren naar [land] . De minderjarige had in de gelegenheid gesteld moeten worden om die wens tegenover de rechtbank te uiten.

5. Het hof overweegt als volgt. De minderjarige wordt in en buiten rechte vertegenwoordigd door de bijzondere curator, die uitvoerig met de minderjarige heeft gesproken en een uitgebreid rapport van haar bevindingen heeft opgemaakt. De bijzondere curator was bovendien ter terechtzitting in eerste aanleg aanwezig om de stem van de minderjarige te laten horen. De wens van de minderjarige om met haar moeder terug te keren naar [land] , blijkt duidelijk uit het door de bijzondere curator opgemaakte rapport en ook anderszins is niet gebleken dat de bijzondere curator de mening van de minderjarige onjuist naar voren heeft gebracht. Voorts neemt het hof in aanmerking dat er geen beroep is gedaan op de weigeringsgrond van artikel 13, tweede lid, HKOV. Onder die omstandigheden levert het niet horen van de minderjarige naar het oordeel van het hof - mede gelet op het in artikel 2 HKOV vastgelegde vereiste om van de snelst mogelijke procedure gebruik te maken - geen grond op voor vernietiging van de bestreden...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT