Uitspraak Nº 200.214.581_01. Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 2019-11-19

ECLIECLI:NL:GHSHE:2019:4220
Date19 Noviembre 2019
Docket Number200.214.581_01
CourtGerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland)
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht

zaaknummer 200.214.581/01

arrest van 19 november 2019

in de zaak van

[appellante] ,

wonende te [woonplaats] ,

appellante in principaal hoger beroep,

geïntimeerde in incidenteel hoger beroep,

advocaat: mr. E.A.L. van Emden te 's-Gravenhage,

tegen

[geïntimeerde] ,

wonende te [woonplaats] (Frankrijk)

geïntimeerde in principaal hoger beroep,

appellant in incidenteel hoger beroep,

advocaat: mr. H. Nieuwenhuizen te Eindhoven,

als vervolg op de door het hof gewezen tussenarresten van 31 oktober 2017 en 5 december 2017 in het hoger beroep van het door de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's‑Hertogenbosch, onder zaaknummer C/01/284814 / HA ZA 14-760 gewezen vonnis van 2 november 2016.

5 Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • -

    het tussenarrest van 31 oktober 2017;

  • -

    het tussenarrest van 5 december 2017;

  • -

    de memorie van antwoord in principaal appel tevens memorie van grieven in incidenteel appel en akte vermeerdering eis met producties;

  • -

    de memorie van antwoord in incidenteel appel tevens akte uitlating producties in het principaal appel met producties;

  • -

    het pleidooi van 21 augustus 2019, waarbij [geïntimeerde] een akte overlegging producties, tevens houdende akte vermeerdering van eis heeft genomen en beide partijen pleitnota’s hebben overgelegd.

Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald.

6 De verdere beoordeling

in principaal en incidenteel hoger beroep

6.1.

In r.o. 3.1. van het tussenarrest van 31 oktober 2017 in het incident op grond van artikel 843a Rv is een tamelijk beknopte weergave vermeld van de feiten. Hieronder zal het hof voor alle duidelijkheid een wat uitgebreider overzicht geven van de relevante feiten.

6.1.1.

[geïntimeerde] is de zoon van wijlen [de moeder van geintimeerde] en [vader appellant] en de broer van wijlen [zus appellant] (hierna: [zus appellant] ).

6.1.2.

[zus appellant] had de Nederlandse nationaliteit. Zij is op 17 juni 1998 met uitsluiting van iedere gemeenschap van goederen gehuwd met [zwager appellant] (hierna: [zwager appellant] ). Hij heeft de Britse nationaliteit. Zij hadden hun woonplaats in Spanje.

6.1.3.

[zus appellant] is op 7 juli 2002 in Spanje overleden, zonder afstammelingen achter te laten. [vader appellant] is daarna overleden op 20 december 2002. Omdat [de moeder van geintimeerde] was vooroverleden, is [geïntimeerde] enig erfgenaam van de nalatenschap van zijn vader [vader appellant] .

6.1.4.

[geïntimeerde] heeft zich de nalatenschap van zijn zus tot de advocaat [appellante] gewend. Bij brief van 17 september 2002 (prod. A bij conclusie van antwoord) heeft [geïntimeerde] aan [appellante] , voor zover relevant, het volgende geschreven:

“(…) Gezien het criminele optreden van haar ex-echtgenoot (…), inbraak met geweld en diefstal – sieraden, persoonlijke en bank papieren en oud Hollandse schilderijen uit een verborgen kluis in het huis van mijn ouders – alsmede schilderijen die hingen in het huis van mijn ouders, televisie en videorecorder en verduistering van alle waardevolle goederen uit het huis van mijn zuster (schilderijen in bruikleen, sieraden, auto etc.), het vernietigen van meubilair, (…) alsmede het afsluiten van elektriciteit en water dat via het terrein van mijn zuster naar het huis van mijn ouders loopt, is het ter bescherming van de belangen van mijn vader van uiterst belang dat deze heer ten spoedigste op legale wijze uit het huis van mijn zuster gezet kan worden.(…) Er is op 24 juli 2002 door een notaris ter plaatse een officiële sommatie overhandigd aan de heer [zwager appellant] om het huis van mijn zuster terstond te verlaten met medeneming van alleen zijn persoonlijke bezittingen en teruggave is geëist van de bezittingen van mijn ouders en mijn zuster. Dit is niet gerespecteerd. Er loopt tevens een civiele alsmede een strafprocedure wegens inbraak en diefstal, tot op heden zonder succes (…)”

6.1.5.

Op 11 april 2003 heeft notaris [Nederlandse notaris] (hierna: [Nederlandse notaris] ) een verklaring van executele en/of een verklaring van erfrecht (deze zijn voor zover hier relevant gelijkluidend en zijn overgelegd als respectievelijk producties 2 en 6 bij inl. dagvaarding, hierna beide afzonderlijk aangeduid als: de Verklaring) opgemaakt. In de Verklaring is vermeld dat [zwager appellant] volgens de Nederlandse wet enig erfgenaam is van [zus appellant] . Ook is in de Verklaring opgenomen dat [zwager appellant] volkomen bevoegd en gerechtigd is alle goederen en gelden die tot de nalatenschap behoren op te eisen, te ontvangen en daarvoor kwijting te verlenen en al datgene te doen waartoe hij als zodanig volgens de wet bevoegd en gerechtigd is.

6.1.6.

Met een brief van 16 mei 2003 (prod. 4 bij inl. dagvaarding) heeft [appellante] namens [geïntimeerde] aan [Nederlandse notaris] verzocht de Verklaring te rectificeren. [appellante] heeft onder meer geschreven dat geen verklaring van executele afgegeven had kunnen worden omdat [zus appellant] niet bij testament over haar nalatenschap heeft beschikt. Verder heeft [appellante] geschreven dat naar Nederlands internationaal privaatrecht niet het Nederlandse recht maar het Spaanse recht op de vererving van de nalatenschap van toepassing is en dat naar Spaans recht niet [zwager appellant] maar [vader appellant] enig erfgenaam is. Verder heeft zij [Nederlandse notaris] aansprakelijk gesteld voor alle schade als gevolg van de ten onrechte en onjuiste afgegeven Verklaring.

6.1.7.

[zus appellant] was eigenaresse van de echtelijke woning en het daarbij behorende perceel in Spanje (hierna: de woning). De woning is op 2 juni 2003 op basis van de Verklaring ten overstaan van notaris [Spaanse notaris] in Spanje overgeschreven op naam van [zwager appellant] .

6.1.8.

Bij akte van 28 juli 2003 (prod. 16 bij inl. dagvaarding) heeft [Nederlandse notaris] de Verklaring herroepen, met vermelding dat het Spaanse erfrecht van toepassing is op de nalatenschap van [zus appellant] .

6.1.9.

[zwager appellant] heeft de woning voor € 120.000,00 verkocht en op 11 augustus 2003 overgedragen aan de door hem opgerichte Panamese onderneming [Assets Corp] Assets Corp. [zwager appellant] heeft de volledige beschikking gehouden over de woning.

6.1.10.

Met een brief van 1 maart 2004 (prod. 19 bij inl. dagvaarding) heeft [appellante] namens [geïntimeerde] [Nederlandse notaris] opnieuw aansprakelijk gesteld voor de schade als gevolg van de ten onrechte en onjuiste afgegeven Verklaring. Als voorschot op de schade wordt de betaling gevorderd van de tot dan gemaakte advocaatkosten van [appellante] en van de gemaakte kosten van een noodzakelijke vertaling, tot een totaalbedrag van € 6.301,60. Daarna heeft [appellante] in 2004 en begin 2005 nog gecorrespondeerd met [Nederlandse notaris] (enkele rappels met aansprakelijkstellingen en nadere schadebedragen en uitwisseling van informatie).

6.1.11.

Na de herroeping van de Verklaring heeft [geïntimeerde] in Spanje een gerechtelijke procedure gestart tegen [zwager appellant] en [Assets Corp] Assets Corp: (i) ter verkrijging van een definitieve verklaring van erfrecht, (ii) ter vernietiging van de tenaamstelling van de woning en de verkoop aan [Assets Corp] Assets Corp, en (iii) ter bescherming van de erfboedel. Bij vonnis van 17 maart 2004 is in het kader van die procedure verlof tot beslaglegging op de woning verleend.

6.1.12.

Met een brief van 24 mei 2005 (prod. 30 bij inl. dagvaarding) heeft Aon [verzekeringen] (hierna: Aon) namens de aansprakelijkheidsverzekeraar het afgeven van de onjuiste Verklaring als beroepsfout van [Nederlandse notaris] erkend. Aon betwist dat [geïntimeerde] als gevolg van deze beroepsfout schade heeft geleden waarvoor [Nederlandse notaris] aansprakelijk is.

6.1.13.

[geïntimeerde] heeft in verband met de verdere gang van zaken in de hierboven beschreven kwestie diverse fax- en mailberichten aan [appellante] verzonden in 2005, 2006, 2007, 2009, 2010, 2011 en 2012. [appellante] heeft op 16 oktober 2006 aan [geïntimeerde] een opdrachtbevestiging verstuurd (prod. 39 bij inl. dagvaarding) vanwege haar overstap naar een nieuw advocatenkantoor. Voor het overige heeft zij sinds 2006 niet (inhoudelijk) gereageerd op de berichten van [geïntimeerde] .

6.1.14.

Op 30 oktober 2007 of 2008 (zie voor het jaartal verder r.o. 6.11.3.) heeft de rechtbank van Benidorm, Spanje, vonnis gewezen waarbij [vader appellant] is aangewezen als erfgenaam van [zus appellant] . Dit erfrecht is blijkens het vonnis overgegaan op [geïntimeerde] , in zijn hoedanigheid van enig erfgenaam van [vader appellant] . De Verklaring is nietig verklaard. Ook de akte van koop en verkoop en levering van de woning aan [Assets Corp] Assets Corp is nietig verklaard. Dit vonnis is op 5 oktober 2010 in appel bekrachtigd (Nederlandse vertaling overgelegd bij prod. 52 bij inl.dagvaarding).

6.1.15.

In oktober 2012 heeft [appellante] de behandeling van het dossier van [geïntimeerde] op zijn verzoek overgedragen aan het kantoor van zijn huidige advocaat. Met een brief van 24 oktober 2012 (prod. 50 bij inl. dagvaarding) heeft [appellante] desgevraagd aan de opvolgend advocaat van [geïntimeerde] meegedeeld, dat zij geen stuitingshandeling heeft verricht na bovengenoemde afwijzende reactie van Aon uit 2005 (r.o. 6.1.12.).

6.1.16.

Bij brief van 19 november 2012 (prod. 52 bij inl. dagvaarding) heeft de opvolgend advocaat van [geïntimeerde] zich jegens de verzekeraar van [Nederlandse notaris] het recht op nakoming van de vordering tot schadevergoeding voorbehouden. Met een brief van gelijke datum heeft de opvolgend advocaat van [geïntimeerde] aan [appellante] meegedeeld dat zij aansprakelijk is voor de ontstane schade, indien Aon een beroep doet op verjaring.

6.1.17....

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT