Uitspraak Nº 200.214.961_01. Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 2020-04-28

ECLIECLI:NL:GHSHE:2020:1431
Docket Number200.214.961_01
Date28 Abril 2020
CourtGerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland)
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht

zaaknummer 200.214.961/01

arrest van 28 april 2020

in de zaak van

[appellant] ,

wonende te [woonplaats] ,

appellant,

hierna aan te duiden als [appellant] ,

advocaat: mr. E.H.T. Kleeven te Eindhoven,

tegen

De gezamenlijke erfgenamen van [erflater] ,

die woonde te [woonplaats] ,

geïntimeerde,

hierna aan te duiden als de erven [de erven] ,

advocaat: mr. A. van Weverwijk te Geldermalsen,

als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 20 juni 2017 in het hoger beroep van het door de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Tilburg, onder zaaknummer 4883798 CV EXPL 16-1944 gewezen vonnis van 16 november 2016.

5 Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • -

    het tussenarrest van 20 juni 2017 waarbij het hof een comparitie na aanbrengen heeft gelast;

  • -

    het proces-verbaal van comparitie van 14 september 2017;

  • -

    het proces-verbaal van voortzetting comparitie van 23 oktober 2017;

  • -

    de memorie van grieven met producties 2 t/m 7;

  • -

    de memorie van antwoord, tevens houdende voorwaardelijke vordering ex artikel 843a Rv, met producties 1 t/m 3;

  • -

    het pleidooi, waarbij mr. Kleeven een pleitnotitie heeft overgelegd;

  • -

    de bij H-formulier van 6 juni 2019 door mr. Kleeven toegezonden producties 8 en 9, die zij bij het pleidooi bij akte in het geding heeft gebracht.

Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg. Daarbij wordt opgemerkt dat de in het eindvonnis genoemde “aantekeningen van de griffier van de zitting van 19 juli 2016” zich niet in het dossier bevinden en partijen desgevraagd hebben verklaard daar evenmin over te beschikken.

6 De beoordeling
6.1.

In overweging 2 heeft de kantonrechter vastgesteld van welke feiten in dit geschil wordt uitgegaan. Met grief 1 klaagt [appellant] erover dat de kantonrechter daarnaast niet is uitgegaan van een aantal andere feiten (die [appellant] in zijn memorie van grieven heeft weergegeven). Die feiten zijn echter gemotiveerd door de erven [de erven] betwist en staan daarom niet vast. Daarnaast heeft te gelden dat het de rechter vrijstaat om een keuze te maken van de feiten die hij wel of niet in de feitenopsomming vermeldt. De grief kan reeds daarom als zodanig niet tot vernietiging van het beroepen vonnis leiden. Voor zover [appellant] in deze grief feiten en omstandigheden aanvoert die volgens hem niet of onvoldoende bij de beoordeling zijn betrokken, zal het hof daarop ingaan bij de bespreking van de tweede grief.

6.2.

Het hof zal hieronder een (chronologisch) overzicht geven van de relevante feiten, die als onbetwist vaststaan.

a. a) Op 1 oktober 2006 heeft de heer [erflater] namens de maatschap [de oude maatschap] (hierna: de oude maatschap) een overeenkomst gesloten met [appellant] , genaamd mestafzetovereenkomst (hierna ook genoemd: de overeenkomst). In de overeenkomst wordt de oude maatschap aangeduid als mestleverancier en [appellant] als mestafnemer. De overeenkomst houdt onder meer het volgende in:

‘Verklaren te zijn overeengekomen dat:

De mestleverancier dierlijke mest mag leveren op alle gronden welke bij het bedrijf van de mestafnemer in gebruik zijn.

De mest dient door de mestleverancier volgens wettelijke bepalingen op het land uitgereden te worden.

De hoeveelheid mest wordt bepaald door de gehalten, maar mag de wettelijke normen niet overschrijden.

Indien de wettelijke normen overschreden worden, is dit voor rekening van de mestleverancier.

(…)

Mestplaatsingsruimte:

Artikel 3.

a. De mestafnemer verklaart tijdig aan de mestleverancier de dat jaar bij het bedrijf in gebruik zijnde grond kenbaar te maken.

b. De mestafnemer verklaart dat de doorgegeven oppervlakte overeenkomt met de opgave ingevolge De Gecombineerde opgave oppervlakte/landbouwtelling van dat jaar.

Levering:

Artikel 4.

a. De geleverde mest mag in enig kalenderjaar niet de wettelijke normen, thans zijnde 170 kg stikstof per hectare en 85 kg fosfaat per hectare, overschrijden.

b. De mogelijkheid bestaat dat door teeltplankeuze van mestafnemer, de hoeveelheid te leveren stikstof en fosfaat uit dierlijke mest minder dient te zijn dan in a genoemd is. Dit dient dan tijdig door mestafnemer kenbaar gemaakt te worden aan mestleverancier.

c. Het stikstof- en fosfaatgehalte van de geleverde dierlijke meststoffen wordt door bemonstering en daar op volgende analyse bepaald.

d. Levering en afname zal geschieden in onderling overleg.

(…)

Boete:

Artikel 5.

indien in enig jaar de totale geleverde hoeveelheid stikstof en fosfaat meer is dan de wettelijk toegestane hoeveelheid, dient de mestleverancier de daarbij behorende opgelegde heffingen aan de mestafnemer te vergoeden.

b) Op 31 december 2006 is de oude maatschap opgehouden te bestaan. Op 1 januari 2007 is een nieuwe maatschap opgericht, waarvan de maten waren [erflater] , zijn vrouw en zijn beide zoons. Deze maatschap wordt hierna aangeduid als ‘de maatschap’ of ‘de nieuwe maatschap`. Blijkens het overgelegde uittreksel uit het handelsregister is de handelsnaam van de nieuwe maatschap “Kalvermesterij [kalvermesterij]”. [erflater] zal hierna worden aangeduid als [in leven maat 1 van de nieuwe maatschap] .

c) In 2009 heeft [in leven maat 1 van de nieuwe maatschap] aan [appellant] mest geleverd in de periode van 17 maart 2009 t/m 19 augustus 2009. De mest is bij [in leven maat 1 van de nieuwe maatschap] opgehaald en vervolgens over de bij [appellant] in gebruik zijnde gronden uitgereden door loonwerker [de loonwerker] .

d) Van iedere mestlevering zijn mest-monsters naar een laboratorium gezonden voor een bepaling van de diverse gehaltes fosfaat en stikstof. In ieder geval zijn van de leveringen van mest van 23 maart 2009 dergelijke analyses gemaakt, waarvan de resultaten tussen 1 en 8 april 2009 gereed waren. Deze resultaten zijn vervolgens per post aan [appellant] en [in leven maat 1 van de nieuwe maatschap] gezonden.

De mestleveringen na die van 23 maart 2009 vonden plaats op 4 april 2009, en hiervan waren de analyses op 16 april 2009 gereed.

e) Bij brief van 12 oktober 2010 heeft de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (hierna: de Minister) aan [appellant] het voornemen kenbaar gemaakt om aan hem meerdere bestuurlijke boetes van in totaal € 33.268,- op te leggen wegens overtredingen van de Meststoffenwet en de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet die [appellant] volgens de Minister in 2009 heeft gepleegd. Het gaat om de volgende drie overtredingen:

- overschrijding van de gebruiksnorm dierlijke meststoffen met 2.081 kg stikstof;

- overschrijding van de stikstofgebruiksnorm met 753 kg stikstof;

- overschrijding van de fosfaatgebruiksnorm met 2501 kg fosfaat.

f) De mestafzetovereenkomst is vervolgens in oktober 2010 beëindigd.

g) [appellant] heeft zijn zienswijze kenbaar gemaakt tegen het voornemen om aan hem boetes op te leggen. Bij besluit van 28 januari 2011 heeft de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (hierna: de Staatssecretaris) geoordeeld dat die zienswijze niet afdoende is en aan [appellant] boetes van in totaal € 33.268,- opgelegd. [appellant] heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.

h) [in leven maat 1 van de nieuwe maatschap] . is op 25 november 2011 overleden.

i. i) Op 21 juni 2012 heeft de Staatssecretaris het bezwaar van [appellant] ongegrond verklaard en de eerder opgelegde boetes gehandhaafd.

[appellant] heeft daartegen beroep ingesteld bij de rechtbank in Breda (de bestuursrechter). Bij uitspraak van 17 mei 2013 heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard en de boetes van € 33.268,- met 25% gematigd tot € 24.952,-. Kort gezegd overwoog de rechtbank dat [appellant] niet heeft betwist dat hij in 2009 de gebruiksnorm voor dierlijke meststoffen, de stikstofgebruiksnorm en de fosfaatgebruiksnorm heeft overtreden en dat die overtredingen hem kunnen worden verweten. De Staatssecretaris heeft daarom terecht boetes opgelegd aan [appellant] , maar had die boetes in de gegeven omstandigheden moeten matigen.

[appellant] heeft daartegen hoger beroep ingesteld bij het College van Beroep voor het Bedrijfsleven (hierna: CBB). Bij (onherroepelijke) uitspraak van 10 april 2015 heeft het CBB de uitspraak van de rechtbank gedeeltelijk vernietigd en de boetes vastgesteld op een bedrag van € 23.703,45. Het CBB overwoog daartoe dat de redelijke termijn is overschreden waarbinnen de zaak had moeten zijn afgedaan. Het CBB zag daarin aanleiding om de door de rechtbank tot een bedrag van € 24.952,- gematigde boetes, verder te verlagen met 5% tot € 23.703,45.

j) Bij brief van 3 juni 2015 heeft de gemachtigde van [appellant] een aangetekende brief gezonden aan “Mts [de nieuwe maatschap]” en deze gesommeerd om het bedrag van de opgelegde boete aan [appellant] te betalen (vermeerderd met rente en buitengerechtelijke kosten).

Een tweede sommatie werd op 24 juni 2015 gezonden aan “Mts [de nieuwe maatschap] t.a.v. mevrouw [echtgenote van de erflater]”. Een derde sommatie werd op 29 oktober 2015 gezonden aan “Maatschap Kalvermesterij [kalvermesterij]”.

k) Een dochter van [appellant] is getrouwd met een van de zoons van [in leven maat 1 van de nieuwe maatschap] .

Eerste aanleg

6.2.

[appellant] heeft de erven [de erven] gedagvaard, tezamen met de, na het overlijden van [in leven maat 1 van de nieuwe maatschap] , resterende leden van de nieuwe maatschap, te weten [echtgenote van de erflater] , [zoon 1 van de erflater] en [zoon 2 van de erflater] .

Ter comparitie in eerste aanleg heeft [appellant] alleen zijn vordering jegens de erven [de erven] gehandhaafd.

De erven [de erven] zijn gedagvaard op de voet van artikel 53 onder a Rv.

6.3.1.

[appellant] heeft, samengevat, van de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT